Hof van Justitie EU 16-10-2003 ECLI:EU:C:2003:568
Hof van Justitie EU 16-10-2003 ECLI:EU:C:2003:568
Gegevens
- Instantie
- Hof van Justitie EU
- Datum uitspraak
- 16 oktober 2003
Uitspraak
Arrest van het Hof (Derde kamer)
16 oktober 2003(*)
In zaak C-29/03,
Commissie van de Europese Gemeenschappen, vertegenwoordigd door G. Braga da Cruz en C. Giolito als gemachtigden, domicilie gekozen hebbende te Luxemburg,
verzoekster, tegenInstituto Tecnológico para a Europa Comunitària (ITEC), een particuliere instelling te Lissabon (Portugal),
verweerder,
HET HOF VAN JUSTITIE (Derde kamer),
samengesteld als volgt: J.-P. Puissochet, kamerpresident, F. Macken en J. N. Cunha Rodrigues (rapporteur), rechters,
advocaatgeneraal: S. Alber,
griffier: R. Grass,
gezien het rapport van de rechterrapporteur,
gelet op de beslissing, de advocaatgeneraal gehoord, om de zaak zonder conclusie te berechten,
het navolgende
Arrest
1 Bij verzoekschrift, neergelegd ter griffie van het Hof op 17 januari 2003, heeft de Commissie van de Europese Gemeenschappen krachtens een arbitrageclausule volgens artikel 238 EG beroep ingesteld tegen de particuliere onderzoeksinstelling Instituto Tecnológico para a Europa Comunitária (ITEC) (hierna: „ITEC”), betreffende de terugvordering van het voorschot van 62 236,65 euro dat de Commissie ingevolge contract nr. IN 10278I 20364/0 (hierna: „contract”) heeftbetaald, vermeerderd met 6 853,19 euro moratoire interesten, tegen een rentevoet van 6,28 % en verschuldigd op 31 december 2002, in totaal 69 089,84 euro, te vermeerderen met 10,71 euro rente per dag, tegen dezelfde rentevoet, vanaf 31 december 2002 totdat de schuld volledig is voldaan.
Feiten en toepasselijke bepalingen
2 Op 18 december 1996 sloot de Europese Gemeenschap, vertegenwoordigd door de Commissie, een contract met ITEC, als coördinator van de Associação Nacional de Formação Electrónica Industrial — ANFEI, Novageo, L.da, OCTON Campus Technology SA, Sodit SA en TMN-Telecomunicação Móveis Nacionais, SA.
3 Het contract voorzag in de uitvoering van een onderzoeksproject, genaamd „TRIO”, met financiële steun van de Gemeenschap in het kader van beschikking 94/917/EG van de Raad van 15 december 1994 houdende aanneming van een specifiek programma voor de verspreiding en exploitatie van de resultaten van de activiteiten inzake onderzoek en technologische ontwikkeling, inclusief demonstratie (1994-1998) (PB L 361, blz. 101).
4 Overeenkomstig artikel 2, lid 1, van het contract liep het project gedurende 27 maanden te rekenen vanaf 1 januari 1997.
5 Blijkens artikel 3, lid 1, van het contract verbond de Commissie zich ertoe financieel bij te dragen aan het project, waarvan de totale in aanmerking komende kosten op 1 338 740 euro waren geschat; volgens lid 2 van dat artikel kon deze bijdrage tot 50 % van de totale in aanmerking komende kosten bedragen, of, in voorkomend geval, 100 % van de kosten voorzover de grens van 669 370 ECU niet werd overschreden.
6 Overeenkomstig artikel 4 van het contract moest de Commissie haar bijdrage als volgt betalen:
-
een eerste voorschot van 200 819 ECU, binnen twee maanden na de ondertekening door de laatste contractpartij;
-
periodieke betalingen, binnen twee maanden na de goedkeuring van de tussentijdse verslagen en desbetreffende kostenopgaven, met dien verstande dat het totaal van het voorschot en de periodieke betalingen niet meer dan 90 % van het maximumbedrag van de financiële steun van de Commissie voor het project mocht bedragen;
-
het saldo van 10 % binnen twee maanden na de goedkeuring van het laatste verslag, de documenten of andere resultaten die voor het project moesten worden ingediend, en van de kostenopgave voor de laatste periode.
7 Artikel 9, lid 2.3, van het contract bepaalde dat alle betalingen door de Commissie werden verricht via de coördinator van het project, die overigens de verplichting had om het bedrag van elke betaling onverwijld door te storten aan de contractant voor wie het bedoeld was.
8 Overeenkomstig artikel 2, lid 1, sub a, van bijlage II bij het contract was ITEC, als coördinator, de enige gesprekspartner van de Commissie voor het toezenden van alle documenten in verband met het contract, en verbond het zich er eveneens toe om jaarlijks periodieke verslagen in te dienen binnen een maand na de in de verslagen beschreven periode, alsmede een eindverslag binnen twee maanden na de afloop van het contract.
9 Volgens artikel 23, lid 3, van bijlage II van het contract verbonden de contractanten zich ertoe om, wanneer de totale financiële bijdrage aan het project lager zou zijn dan het totaal van de verrichte betalingen, het verschil onmiddellijk aan de Commissie terug te betalen.
10 Blijkens artikel 7 van bijlage II bij het contract kwamen de partijen overeen om aan het Gerecht van eerste aanleg van de Europese Gemeenschappen alle geschillen voor te leggen over de geldigheid, de uitvoering en de uitlegging van het contract, dat ingevolge artikel 10 ervan onder het Portugese recht valt.
11 De Commissie betaalde overeenkomstig de contractuele bepalingen de volgende bedragen aan ITEC:
-
200 819 ECU in januari 1997, als eerste voorschot;
-
48 849,12 ECU in september 1997, na de indiening op 31 juli 1997 van de kostenopgave voor de periode van 1 januari 1997 tot en met 30 juni 1997;
-
152 592,58 ECU in april 1998, na de indiening op 31 december 1997 van de kostenopgave voor de periode van 1 juli 1997 tot en met 31 december 1997;
-
58 527,42 ECU in maart 1999, na de indiening op 31 juli 1998 van de kostenopgave voor de periode van 1 januari 1998 tot en met 30 juni 1998.
12 Ter rechtvaardiging van het eerste voorschot van de Commissie diende ITEC de volgende documenten in:
-
op 31 januari 1999: het vierde periodieke verslag, over de periode van 1 juli 1998 tot en met 31 december 1998, waarvoor de door de Commissie vastgestelde bijdrage 33 339,59 ECU bedroeg;
-
op 31 juli 1999: het vijfde verslag, over de periode van 1 januari 1999 tot en met 30 juni 1999, waarvoor de door de Commissie vastgelegde bijdrage 68 988,13 ECU bedroeg;
-
op 30 september 1999: het eindverslag inclusief een opgave van de uitgaven in de periode van 1 juli 1999 tot en met 30 september 1999, waarvoor de door de Commissie vastgelegde bijdrage 36 254,63 ECU bedroeg.
13 Op 17 maart 2000 zond de Commissie ITEC een brief waarin zij de terugbetaling vroeg van 62 236,65 ECU, wat overeenkwam met het verschil tussen het daadwerkelijk betaalde bedrag van 460 788,12 ECU en het bedrag van 398 551,47 ECU dat op basis van de ingediende kostenopgaven de totale bijdrage van de Commissie had moeten zijn.
14 Op 13 februari 2001 deed de Commissie ITEC debetnota nr. 3240210406 toekomen voor een bedrag van 62 236,65 euro, uiterlijk op 31 maart 2001 te betalen. Onder de rubriek „Betalingsmodaliteiten” meldde de Commissie dat na deze datum moratoire interesten verschuldigd zouden zijn tegen de door de Europese Centrale Bank toegepaste rentevoet voor de basisherfinancieringstransacties in euro in maart 2001, vermeerderd met 1,5 procentpunten. Op 14 mei en 29 juni 2001 zond zij twee nieuwe aanmaningen.
15 Bij fax van 14 december 2001 liet ITEC de Commissie weten dat het er prijs op zou stellen dat voor dit probleem een oplossing zou worden gevonden. In haar antwoord van 14 januari 2002 bracht de Commissie de in het kader van dit project betaalde bedragen in herinnering en de reden waarom zij om de terugbetaling verzocht van hetgeen te veel ontvangen was.
16 Aangezien ITEC aan dit verzoek geen gevolg gaf, stelde de Commissie het onderhavige beroep in.
Procesverloop voor het Hof
17 Overeenkomstig artikel 23 8 EG en besluit 8 8/59 l/EGKS, EEG en Euratom van de Raad van 24 oktober 1988 tot instelling van een Gerecht van eerste aanleg van de Europese Gemeenschappen (PB L 319, blz. 1) is het Hof bij uitsluiting bevoegd om krachtens een arbitragebeding uitspraak te doen op beroepen van instellingen.
18 Het verzoekschrift van de Commissie is regelmatig aan ITEC betekend. Van mening dat ITEC niet binnen de gestelde termijnen een verweerschrift had ingediend, heeft de Commissie toewijzing van haar conclusies door het Hof gevorderd overeenkomstig artikel 94, lid 1, van het Reglement voor de procesvoering van het Hof.
19 ITEC is regelmatig in het geding geroepen, maar heeft niet binnen de gestelde termijnen een verweerschrift in de zin van artikel 40, lid 1, van het Reglement voor de procesvoering ingediend. Het Hof moet dus uitspraak doen bij verstek. Aangezien de ontvankelijkheid van het beroep geen twijfel lijdt, moet het Hof overeenkomstig artikel 94, lid 2, van het Reglement voor de procesvoering onderzoeken, of verzoeksters conclusies gegrond voorkomen.
20 De Commissie concludeert dat het den Hove behage ITEC:
-
te veroordelen tot betaling aan verzoekster van 69 089,84 euro, zijnde een hoofdbedrag van 62 236,65 euro en 6 853,19 euro interesten per 31 december 2002, tegen een rentevoet van 6,28 %;
-
te veroordelen tot betaling van 10,71 euro rente per dag, tegen dezelfde rentevoet, vanaf 31 december 2002 tot de volledige voldoening;
-
te verwijzen in de kosten van het geding.
De terugbetaling van een deel van het voorschot
21 Volgens artikel 23, lid 3, van bijlage II bij het contract hebben de contractanten zich ertoe verbonden om, wanneer de totale financiële steun lager zou zijn dan het totaal van alle verrichte betalingen, het verschil onmiddellijk aan de Commissie terug te betalen.
22 Uit de door de Commissie verstrekte informatie blijkt enerzijds dat ITEC in totaal 460 788,12 ECU heeft ontvangen, en anderzijds dat op basis van verschillende kostenopgaven die ITEC heeft ingediend, de totale bijdrage van de Commissie slechts 398 551,47 ECU had moeten bedragen, wat overeenkomt met 50 % van de totale kostprijs van het project.
23 Bijgevolg moeten de conclusies van de Commissie inzake de terugbetaling van het te veel ontvangen bedrag van 62 236,65 ECU worden toegewezen.
Interesten
24 In de debetnota die de Commissie ITEC deed toekomen, heeft de Commissie gepreciseerd dat zij uiterlijk op 31 maart 2001 betaald moest zijn, en dat na deze datum moratoire interesten verschuldigd zouden zijn tegen de door de Europese Centrale Bank toegepaste rentevoet voor de basisherfinancieringstransacties in euro in maart 2001, vermeerderd met 1,5 procentpunten.
25 Vastgesteld moet evenwel worden, dat artikel 23, lid 3, van bijlage II bij het contract niet bepaalt dat over het bedrag dat ITEC te veel van de Commissie heeft ontvangen en moet terugbetalen, moratoire interesten moeten worden betaald.
26 Aangezien er contractueel geen interesten zijn overeengekomen, en het contract onder het Portugese recht valt, moet artikel 806 van het Portugese burgerlijk wetboek worden toegepast, waarvan de leden 1 en 2 respectievelijk bepalen dat „inzake verbintenissen met betrekking tot geldbedragen de schadevergoeding bestaat in interesten te rekenen van de dag van ingebrekestelling van de schuldenaar”, en dat „de verschuldigde interesten de wettelijke interesten zijn, behoudens wanneer [...] de partijen een andere moratoire interest hebben bedongen”.
27 Aangezien zij ITEC in gebreke heeft gesteld, kan de Commissie vanaf 31 maart 2001 moratoire interesten eisen tegen de Portugese rentevoet.
28 Portaria nr. 263/99 van 12 april 1999(Diário da República I, reeks B, nr. 85, van 12 april 1999; hierna: „besluit nr. 263/99”) bepaalt dat de wettelijke interest 7 % bedraagt. Deze rentevoet is gewijzigd bij Portaria nr. 291/2003 van 8 april 2003(Diário da República I, reeks B, nr. 83, van 8 april 2003; hierna: „besluit nr. 291/2003”), en bedraagt 4 % sedert 1 mei 2003.
29 Krachtens artikel 2, lid 1, van verordening (EG) nr. 1103/97 van de Raad van 17 juni 1997 over enkele bepalingen betreffende de invoering van de euro (PB L 162, blz. 1), wordt de verwijzing naar de ecu vervangen door een verwijzing naar de euro, tegen een koers van één ecu voor één euro.
30 Dientengevolge moet ITEC worden veroordeeld tot betaling aan de Commissie van 62 236,65 euro, vermeerderd met moratoire interest tot 30 april 2003 overeenkomstig besluit nr. 263/99 en vanaf 1 mei 2003 overeenkomstig besluit nr. 291/2003, totdat de schuld volledig is voldaan.
Kosten
31 Volgens artikel 69, lid 2, van het Reglement voor de procesvoering wordt de in het ongelijk gestelde partij verwezen in de kosten, voorzover dit is gevorderd. Aangezien ITEC in het ongelijk is gesteld, moet het overeenkomstig de vordering van de Commissie worden verwezen in de kosten.
HET HOF VAN JUSTITIE (Derde kamer),
rechtdoende:
-
Veroordeelt het Instituto Tecnológico para a Europa Comunitária (ITEC) tot terugbetaling aan de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 62 236,65 euro, vermeerderd met moratoire interesten tegen de Portugese wettelijke rentevoet, tot 30 april 2003 te berekenen overeenkomstig Portaria nr. 263/99 van 12 april 1999 en vanaf 1 mei 2003 overeenkomstig Portaria nr. 291/2003 van 8 april 2003, totdat de schuld volledig is voldaan.
-
Verwijst het Instituto Tecnológico para a Europa Comunitària (ITEC) in de kosten.
Puissochet
Macken
Cunha Rodrigues
Uitgesproken ter openbare terechtzitting te Luxemburg op 16 oktober 2003.
De griffier
R. Grass
De president
V. Skouris