Home

Arrest van het Hof (Derde kamer) van 27 november 2003.

Arrest van het Hof (Derde kamer) van 27 november 2003.

1. Beroep wegens niet-nakoming - Onderzoek van gegrondheid door Hof - In aanmerking te nemen situatie - Situatie bij verstrijken van in met redenen omkleed advies gestelde termijn - (Art. 226 EG)

2. Lidstaten - Verplichtingen - Uitvoering van richtlijnen - Niet-nakoming - Rechtvaardiging op basis van interne orde - Ontoelaatbaarheid - (Art. 226 EG)

In zaak C-66/03,

Commissie van de Europese Gemeenschappen, vertegenwoordigd door N. Yerrell als gemachtigde, domicilie gekozen hebbende te Luxemburg,

verzoekster,

tegen

Franse Republiek, vertegenwoordigd door G. de Bergues en C. Bergeot-Nunes als gemachtigden,

verweerster,

betreffende een verzoek aan het Hof om vast te stellen dat de Franse Republiek, door niet de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vast te stellen om te voldoen aan richtlijn 2000/39/EG van de Commissie van 8 juni 2000 tot vaststelling van een eerste lijst van indicatieve grenswaarden voor beroepsmatige blootstelling ter uitvoering van richtlijn 98/24/EG van de Raad betreffende de bescherming van de gezondheid en de veiligheid van werknemers tegen risico ' s van chemische agentia op het werk (PB L 142, blz. 47), en/of deze bepalingen niet aan de Commissie mee te delen, de krachtens het EG-Verdrag op haar rustende verplichtingen niet is nagekomen,

wijst

HET HOF VAN JUSTITIE (Derde kamer),

samengesteld als volgt:

A. Rosas, kamerpresident,

D. A. O. Edward (rapporteur) en

R. Schintgen, rechters,

advocaat-generaal: A. Tizzano,

griffier: R. Grass,

gezien het rapport van de rechter-rapporteur,

gelet op de beslissing, de advocaat-generaal gehoord, om de zaak zonder conclusie te berechten,

het navolgende

Arrest

1. Bij op 14 februari 2003 ter griffie van het Hof neergelegd verzoekschrift heeft de Commissie van de Europese Gemeenschappen krachtens artikel 226 EG beroep ingesteld tot vaststelling dat de Franse Republiek, door niet de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vast te stellen om te voldoen aan richtlijn 2000/39/EG van de Commissie van 8 juni 2000 tot vaststelling van een eerste lijst van indicatieve grenswaarden voor beroepsmatige blootstelling ter uitvoering van richtlijn 98/24/EG van de Raad betreffende de bescherming van de gezondheid en de veiligheid van werknemers tegen risico ' s van chemische agentia op het werk (PB L 142, blz. 47), en/of deze bepalingen niet aan de Commissie mee te delen, de krachtens het EG-Verdrag op haar rustende verplichtingen niet is nagekomen.

2. Richtlijn 200/39 heeft betrekking op de vaststelling van indicatieve grenswaarden voor beroepsmatige blootstelling voor de in de bijlage daarbij opgenomen chemische agentia. In artikel 3, lid 1, daarvan wordt bepaald, dat de lidstaten de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking doen treden om uiterlijk op 31 december 2001 aan deze richtlijn te voldoen, en dat zij de Commissie daarvan onverwijld in kennis stellen.

Precontentieuze procedure en conclusies van partijen

3. Daar de in artikel 3, lid 1, van richtlijn 2000/39 gestelde termijn is verstreken zonder dat de Commissie van de Franse Republiek bericht heeft gekregen over de vaststelling van de nodige bepalingen om aan die richtlijn te voldoen, heeft de Commissie besloten de procedure van artikel 226 EG in te leiden.

4. Daar haar aanmaningsbrief van 12 februari 2002 onbeantwoord is gebleven, heeft zij op 1 juli 2002 de Franse Republiek een met redenen omkleed advies van 25 juni 2002 toegezonden, met het verzoek de nodige maatregelen te treffen om dat advies op te volgen binnen twee maanden na de kennisgeving daarvan.

5. De Franse Republiek heeft bij brief van 18 september 2002 op het met redenen omkleed advies gereageerd. Daarin deelde zij mee dat aan de opstelling van een ontwerp-decreet ter uitvoering van richtlijn 2000/39 werd gewerkt.

6. In deze omstandigheden heeft de Commissie het onderhavige beroep ingesteld. De Commissie concludeert dat het den Hove behage:

1) vast te stellen dat de Franse Republiek, door niet de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vast te stellen om te voldoen aan richtlijn 2000/39, en/of deze bepalingen niet aan de Commissie mee te delen, de krachtens het Verdrag op haar rustende verplichtingen niet is nagekomen;

2) de Franse Republiek in de kosten te verwijzen.

7. De Franse Republiek heeft geen formele conclusies ingediend.

De niet-nakoming

8. De Commissie voert aan dat de Franse Republiek niet de nodige maatregelen heeft getroffen om te voldoen aan richtlijn 2000/39 en/of ze niet aan haar heeft meegedeeld.

9. De Franse regering betwist niet, dat zij de bepalingen van richtlijn 2000/39 niet binnen de in deze richtlijn gestelde termijnen heeft omgezet. Zij voert aan dat de omzetting in behandeling is en verklaart om welke redenen daarbij deze vertraging is opgetreden.

10. Die regering merkt meer in het bijzonder op dat er in Frankrijk een aantal ministeriële circulaires bestaan waarbij de indicatieve grenswaarden voor de meeste van de in bijlage bij richtlijn 2000/39 bedoelde chemische agentia zijn vastgesteld. Zoals die regering zelf toegeeft, moeten die grenswaarden evenwel in het licht van richtlijn 2000/39 worden herzien en zijn zij niet in regelgevende handelingen vervat. Het nationale recht machtigt de nationale autoriteiten weliswaar bindende grenswaarden vast te stellen, maar geen enkele bepaling machtigt op dit moment die autoriteiten indicatieve grenswaarden vast te stellen. Verder was het noodzakelijk geweest, vóór de omzetting van richtlijn 2000/39 verschillende groepen van deskundigen in te stellen en diverse instanties te raadplegen.

11. Dienaangaande volstaat de vaststelling dat het bestaan van een niet-nakoming volgens vaste rechtspraak moet worden beoordeeld op basis van de situatie waarin de lidstaat zich bevond aan het einde van de in het met redenen omkleed advies gestelde termijn, en dat het Hof met sedertdien opgetreden wijzigingen geen rekening kan houden (zie met name arrest van 6 maart 2003, Commissie/Luxemburg, C-211/02, Jurispr. blz. I-2429, punt 6).

12. Ook is het vaste rechtspraak dat een lidstaat zich niet op nationale bepalingen, praktijken of situaties kan beroepen ter rechtvaardiging van de niet-nakoming van door een richtlijn voorgeschreven verplichtingen of termijnen (zie met name arrest van 13 juni 2002, Commissie/Frankrijk, C-286/01, Jurispr. blz. I-5463, punt 13).

13. Bijgevolg moet worden vastgesteld dat de Franse Republiek, door niet alle wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vast te stellen die nodig zijn om aan richtlijn 2000/39 te voldoen, de krachtens deze richtlijn op haar rustende verplichtingen niet is nagekomen.

Kosten

14. Volgens artikel 69, lid 2, van het Reglement voor de procesvoering wordt de in het ongelijk gestelde partij in de kosten verwezen, voorzover dit is gevorderd. Aangezien de Franse Republiek in het ongelijk is gesteld, moet zij overeenkomstig de vordering van de Commissie in de kosten worden verwezen.

HET HOF VAN JUSTITIE (Derde kamer),

rechtdoende, verstaat:

1) Door niet alle wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vast te stellen die nodig zijn om te voldoen aan richtlijn 2000/39/EG van de Commissie van 8 juni 2000 tot vaststelling van een eerste lijst van indicatieve grenswaarden voor beroepsmatige blootstelling ter uitvoering van richtlijn 98/24/EG van de Raad betreffende de bescherming van de gezondheid en de veiligheid van werknemers tegen risico ' s van chemische agentia op het werk, is de Franse Republiek de krachtens die richtlijn op haar rustende verplichtingen niet nagekomen.

2) De Franse Republiek wordt verwezen in de kosten.