Home

Arrest van het Hof (Tweede kamer) van 12 mei 2005.

Arrest van het Hof (Tweede kamer) van 12 mei 2005.

1. Internationale overeenkomsten - Overeenkomsten van Gemeenschap - Sluiting - Overeenkomst EG-Hongarije betreffende wederzijdse bescherming van en controle op wijnbenamingen - Rechtsgrondslag - Artikel 133 EG

(Art. 133 EG; associatieovereenkomst EG-Hongarije; wijnovereenkomst EG-Hongarije)

2. Internationale overeenkomsten - Overeenkomsten van Gemeenschap - Overeenkomst EG-Hongarije betreffende wederzijdse bescherming van en controle op wijnbenamingen - Regeling voor gelijkluidende benamingen - Toepassingsvoorwaarden - Benaming "Tocai" van Italiaanse wijnen en "Tokaj" van Hongaarse wijnen - Benaming "Tocai" die geen beschermde geografische aanduiding vormt - Briefwisseling waarbij gebruik van deze benaming wordt verboden - Schending van die regeling - Geen

(Wijnovereenkomst EG-Hongarije, art. 4, lid 5)

3. Internationale overeenkomsten - Overeenkomst inzake handelsaspecten van intellectuele eigendom (TRIPs) - Gelijkluidendheid van geografische aanduiding van derde land en benaming waarin voor aanduiding en aanbiedingsvorm van bepaalde wijnen uit Gemeenschap gebruikte naam van wijnstokvariëteit wordt overgenomen - Door die overeenkomst erkend recht dat producenten die deze benaming vanouds en te goeder trouw hebben gebruikt, die benaming in toekomst verder mogen gebruiken - Geen

(TRIPs-Overeenkomst, art. 22-24)

4. Gemeenschapsrecht - Beginselen - Grondrechten - Eigendomsrecht - Beperkingen - Verbod om benaming "Tocai" te gebruiken voor Italiaanse wijnen - Geen - Verbod dat doel van algemeen belang nastreeft

(Aanvullend Protocol nr. 1 bij het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens, art. 1, eerste alinea; wijnovereenkomst EG-Hongraije)

1. De Europa-Overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de Republiek Hongarije, anderzijds, vormt niet de rechtsgrondslag van besluit 93/724 betreffende de sluiting van de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek Hongarije betreffende de wederzijdse bescherming van en de controle op wijnbenamingen.

De passende rechtsgrondslag voor de sluiting, door de Gemeenschap alleen, van deze overeenkomst is artikel 133 EG, als vermeld in de considerans van besluit 93/724, dat de Gemeenschap bevoegdheid inzake gemeenschappelijke handelspolitiek verleent. Deze overeenkomst behoort immers tot de overeenkomsten als bedoeld in artikel 63 van verordening nr. 822/87 houdende een gemeenschappelijke ordening van de wijnmarkt en heeft hoofdzakelijk tot doel, de handel tussen de overeenkomstsluitende partijen een impuls te geven door op basis van wederkerigheid te bevorderen, enerzijds, het in de handel brengen van wijnen van oorsprong uit Hongarije door deze wijnen op dezelfde manier te beschermen als uit de Gemeenschap afkomstige in een bepaald gebied voortgebrachte kwaliteitswijnen, en anderzijds, het in de handel brengen in dit land van wijnen van oorsprong uit de Gemeenschap.

(cf. punten 70, 79-80, 83, dictum 1-2)

2. De regeling voor gelijkluidende benamingen van artikel 4, lid 5, van de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek Hongarije betreffende de wederzijdse bescherming van en de controle op wijnbenamingen (wijnovereenkomst EG-Hongarije) betreft de krachtens deze overeenkomst beschermde geografische aanduidingen.

Daar de benamingen "Tocai friulano" en "Tocai italico", anders dan de benamingen "Tokaj" en "Tokaji" voor Hongaarse wijnen, evenwel niet voorkomen in deel A van de bijlage bij de wijnovereenkomst EG-Hongarije, en de naam zijn van een wijnstokvariëteit die of een wijnstokras dat in Italië als geschikt voor de bereiding van in een bepaald gebied voortgebrachte kwaliteitswijnen is erkend, kunnen zij niet als geografische aanduidingen in de zin van deze overeenkomst worden aangemerkt.

Bijgevolg is het verbod om in Italië na het verstrijken van de overgangsperiode waarin de wijnovereenkomst EG-Hongarije voorziet, de benaming "Tocai" te gebruiken, zoals dat verbod voortvloeit uit de briefwisseling over artikel 4 van deze overeenkomst, niet in strijd met de regeling voor gelijkluidende benamingen van artikel 4, lid 5, van deze overeenkomst.

Bijgevolg vormt ook de gezamenlijke verklaring betreffende artikel 4, lid 5, van de wijnovereenkomst EG-Hongarije, voorzover in de eerste alinea daarvan met betrekking tot artikel 4, lid 5, sub a, van deze overeenkomst is verklaard dat de overeenkomstsluitende partijen hebben vastgesteld dat zij ten tijde van de onderhandelingen niet op de hoogte waren van specifieke gevallen waarop de bedoelde bepalingen van toepassing waren, geen kennelijk onjuiste voorstelling van de werkelijkheid.

(cf. punten 87-88, 90, 92, 98, 102, dictum 3-4)

3. De artikelen 22 tot en met 24 van de Overeenkomst inzake de handelsaspecten van de intellectuele eigendom (TRIPs), die als bijlage 1 C aan de Overeenkomst tot oprichting van de Wereldhandelsorganisatie is gehecht, moeten aldus worden uitgelegd dat de bepalingen ervan, met betrekking tot een geval van gelijkluidendheid tussen een geografische aanduiding van een derde land en een benaming waarin de naam van een wijnstokvariëteit wordt overgenomen voor de omschrijving en de aanbiedingsvorm van bepaalde wijnen uit de Gemeenschap die daaruit zijn verkregen, het voortgezette en soortgelijke gebruik van een dergelijke benaming weliswaar niet verbieden, maar evenmin verlangen dat deze benaming in de toekomst verder kan worden gebruikt, ondanks de dubbele omstandigheid dat zij in het verleden door de betrokken producenten is gebruikt, hetzij te goeder trouw, hetzij gedurende minstens tien jaar vóór 15 april 1994, en duidelijk het land, het gebied of de zone aangeeft waaruit de beschermde wijn afkomstig is, om de consument niet te misleiden.

(cf. punten 110, 115, dictum 5)

4. Het eigendomsrecht verzet zich niet tegen het verbod, zoals dat voortvloeit uit de briefwisseling over het gebruik van de term "Tocai", die als bijlage bij de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek Hongarije betreffende de wederzijdse bescherming van en de controle op wijnbenamingen is gevoegd, maar niet in deze overeenkomst zelf voorkomt, voor de betrokken producenten van een Italiaanse autonome regio om na een overgangsperiode van dertien jaar de term "Tocai" in de benaming "Tocai friulano" of "Tocai italico" nog langer te gebruiken voor de aanduiding en de aanbiedingsvorm van Italiaanse in een bepaald gebied voortgebrachte kwaliteitswijnen.

Aangezien dit verbod immers niet elke redelijke manier om de betrokken Italiaanse wijnen in de handel te brengen uitsluit, vormt het niet een beroving van eigendom in de zin van artikel 1, eerste alinea, van het Aanvullend Protocol nr. 1 bij het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens. Verder, gesteld al dat deze beperking een beperking van het fundamenteel eigendomsrecht vormt, kan zij gerechtvaardigd zijn voorzover met het verbod om deze benaming, die gelijkluidend is aan de geografische aanduiding "Tokaj" van de Hongaarse wijnen, te gebruiken, een doel van algemeen belang wordt nagestreefd dat erin bestaat de handel tussen de overeenkomstsluitende partijen een impuls te geven door op basis van wederkerigheid het in de handel brengen van wijnen die door middel van een geografische aanduiding worden aangeduid of aangeboden, te bevorderen.

(cf. punten 122, 127, 134, dictum 6)

In zaak C-347/03,

betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 234 EG, ingediend door Tribunale amministrativo regionale del Lazio (Italië) bij beslissing van 9 juni 2003, ingekomen bij het Hof op 7 augustus 2003, in de procedure

Regione autonoma Friuli-Venezia Giulia en Agenzia regionale per lo sviluppo rurale (ERSA)

tegen

Ministero delle Politiche Agricole e Forestali,

in tegenwoordigheid van:

Regione Veneto,

wijst

HET HOF VAN JUSTITIE (Tweede kamer),

samengesteld als volgt: C. W. A. Timmermans (rapporteur), kamerpresident, R. Silva de Lapuerta, R. Schintgen, G. Arestis en J. Klucka, rechters,

advocaat-generaal: F. G. Jacobs,

griffier: L. Hewlett, hoofdadministrateur,

gezien de stukken en na de terechtzitting op 14 oktober 2004,

gelet op de opmerkingen van:

- Regione autonoma Friuli-Venezia Giulia en Agenzia regionale per lo sviluppo rurale (ERSA), vertegenwoordigd door E. Bevilacqua en F. Capelli, avvocati,

- de Italiaanse regering, vertegenwoordigd door I. M. Braguglia als gemachtigde, bijgestaan door M. Fiorilli, avvocato dello Stato,

- de Hongaarse regering, vertegenwoordigd door J. Fazekas en M. Ficsor als gemachtigden,

- de Raad van de Europese Unie, vertegenwoordigd door F. Ruggeri Laderchi en F. Florindo Gijón als gemachtigden,

- de Commissie van de Europese Gemeenschappen, vertegenwoordigd door E. Righini en F. Dintilhac als gemachtigden,

gehoord de conclusie van de advocaat-generaal ter terechtzitting van 16 december 2004,

het navolgende

Arrest

1. Het verzoek om een prejudiciële beslissing betreft de geldigheid en de uitlegging van besluit 93/724/EG van de Raad van 23 november 1993 betreffende de sluiting van de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek Hongarije betreffende de wederzijdse bescherming van en de controle op wijnbenamingen (PB L 337, blz. 93; hierna: "wijnovereenkomst EG-Hongarije"), en verordening (EG) nr. 753/2002 van de Commissie van 29 april 2002 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen van verordening (EG) nr. 1493/1999 van de Raad wat betreft de omschrijving, de aanduiding, de aanbiedingsvorm en de bescherming van bepaalde wijnbouwproducten (PB L 118, blz. 1).

2. Dit verzoek is ingediend in het kader van een geding tussen, enerzijds, Regione autonoma Friuli-Venezia Giulia (autonome regio Friuli-Venezia Giulia) en Agenzia regionale per lo sviluppo rurale (ERSA) (regionaal agentschap voor plattelandsontwikkeling) (hierna, samen: "Regione en ERSA") en, anderzijds, Ministero delle Politiche Agricole e Forestali (Italiaans ministerie voor Land- en Bosbouwbeleid).

3. Dit geding betreft een verzoek tot nietigverklaring van het ministerieel besluit van 26 september 2002 betreffende nationale voorwaarden voor het gebruik, in afwijking van artikel 19, lid 1, sub c, van verordening (EG) nr. 753/2002, van de in bijlage II bij deze verordening opgesomde namen van druivenrassen en synoniemen daarvan die een geografische aanduiding bevatten en die op de etikettering van Italiaanse [in een bepaald gebied voortgebrachte kwaliteitswijnen] en [wijnen met een typische geografische aanduiding] mogen voorkomen (GURI nr. 247 van 21 oktober 2002, blz. 3; hierna: "besluit van 26 september 2002"), voorzover het voor de benaming "Tocai friulano" of het synoniem daarvan, "Tocai italico", het gebruik van de term "Tocai" uitsluit voor de omschrijving en de aanbiedingsvorm van bepaalde Italiaanse wijnen, in het bijzonder in een bepaald gebied voortgebrachte kwaliteitswijnen (hierna: "vqprd"), na een overgangsperiode die afloopt op 31 maart 2007.

Toepasselijke bepalingen

Bepalingen van internationaal recht

Verdrag van Wenen inzake het verdragenrecht

4. Artikel 48, lid 1, van het Verdrag van Wenen inzake het verdragenrecht van 23 mei 1969 bepaalt:

"Een vmag zich ten einde zijn instemming door een verdrag gebonden te worden ongeldig te verklaren beroepen op een dwaling in het verdrag, indien de dwaling betrekking heeft op een feit of een situatie, door deze staat beschouwd als te bestaan op het tijdstip van sluiting van het verdrag en indien dit feit of deze situatie een wezenlijke grond vormde voor de instemming van deze staat door het verdrag gebonden te worden."

5. Artikel 59 van dit Verdrag luidt:

"1. Een verdrag wordt als beëindigd beschouwd wanneer alle partijen bij dit verdrag een later verdrag sluiten betreffende hetzelfde onderwerp en:

a) uit het latere verdrag blijkt of anderszins vaststaat dat het de bedoeling van de partijen is de materie door dit verdrag te regelen; of

b) de bepalingen van het latere verdrag dermate onverenigbaar zijn met die van het eerdere verdrag, dat het onmogelijk is de beide verdragen tegelijkertijd toe te passen.

[.]"

Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden

6. Artikel 1 van het Aanvullend Protocol nr. 1 bij het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, ondertekend te Rome op 4 november 1950 (hierna: "EVRM"), bepaalt:

"Iedere natuurlijke of rechtspersoon heeft recht op het ongestoord genot van zijn eigendom. Aan niemand zal zijn eigendom worden ontnomen behalve in het algemeen belang en onder de voorwaarden voorzien in de wet en in de algemene beginselen van internationaal recht.

De voorgaande bepalingen tasten echter op geen enkele wijze het recht aan, dat een staat heeft om die wetten toe te passen, die hij noodzakelijk oordeelt om het gebruik van eigendom te reguleren in overeenstemming met het algemeen belang of om de betaling van belastingen of andere heffingen of boeten te verzekeren."

Het uit de Overeenkomst tot oprichting van de Wereldhandelsorganisatie voortvloeiende recht

7. De Overeenkomst inzake de handelsaspecten van de intellectuele eigendom (hierna: "TRIPs-overeenkomst"), die als bijlage 1 C aan de Overeenkomst tot oprichting van de Wereldhandelsorganisatie (hierna: "WTO-overeenkomst") is gehecht, is namens de Europese Gemeenschap, wat de onder haar bevoegdheid vallende aangelegenheden betreft, goedgekeurd bij besluit 94/800/EG van de Raad van 22 december 1994 (PB L 336, blz. 1).

8. Artikel 1, lid 2, van de TRIPs-overeenkomst, getiteld "Aard en reikwijdte van verplichtingen", bepaalt:

"Voor de toepassing van deze overeenkomst wordt onder ,intellectuele eigendom' verstaan alle categorieën intellectuele eigendom die worden genoemd in deel II, titels 1 tot en met 7."

9. De artikelen 22 tot en met 24 zijn opgenomen in deel II van deze overeenkomst, dat normen bevat "betreffende het bestaan, de reikwijdte en de gebruikmaking van rechten uit hoofde van de intellectuele eigendom", titel 3, "Geografische aanduidingen".

10. Artikel 22 van de TRIPs-overeenkomst, dat de titel "Bescherming van geografische aanduidingen" draagt, luidt als volgt:

"1. Voor de toepassing van deze overeenkomst worden onder geografische aanduidingen verstaan aanduidingen die aangeven dat waren hun oorsprong hebben op het grondgebied van een lid, of een regio of plaats op dat grondgebied, waarbij een bepaalde kwaliteit, reputatie of ander kenmerk van de waren wezenlijk valt toe te schrijven aan zijn geografische oorsprong.

[.]"

11. Artikel 23 van de TRIPs-overeenkomst, met de titel "Extra bescherming voor geografische aanduidingen voor wijnen en spiritualiën", bepaalt:

"1. Elk lid voorziet in de wettelijke middelen om belanghebbenden in staat te stellen het gebruik te beletten van een geografische aanduiding ter benoeming van wijnen voor wijnen die niet hun oorsprong hebben in de door de geografische aanduiding in kwestie aangeduide plaats, of van een geografische aanduiding ter benoeming van spiritualiën voor spiritualiën die niet hun oorsprong hebben in de door de geografische aanduiding in kwestie aangeduide plaats [.].

[.]

3. In het geval van gelijkluidende geografische aanduidingen voor wijnen wordt aan elke aanduiding bescherming verleend [.]. Elk lid stelt de praktische voorwaarden vast waaronder de gelijkluidende aanduidingen in kwestie van elkaar zullen worden onderscheiden, met inachtneming van de noodzaak een billijke behandeling van de betrokken producenten te waarborgen en de consumenten niet te misleiden.

[.]"

12. Artikel 24 van deze overeenkomst, getiteld "Internationale onderhandelingen; uitzonderingen", luidt:

"1. De leden komen overeen onderhandelingen aan te gaan ter uitbreiding van de bescherming van afzonderlijke geografische aanduidingen krachtens artikel 23. [.]

[.]

3. Bij de toepassing van deze titel vermindert een lid niet de bescherming van geografische aanduidingen die in dat lid bestond onmiddellijk vóór de inwerkingtreding van de WTO-overeenkomst.

4. Geen enkele bepaling in deze titel verlangt van een lid dat dit het voortgezette en soortgelijke gebruik belet van een bepaalde geografische aanduiding van een ander lid ter benoeming van wijnen of spiritualiën in verband met waren of diensten door één van zijn onderdanen of ingezetenen die deze geografische aanduiding voortdurend heeft gebruikt voor dezelfde of aanverwante waren of diensten op het grondgebied van dat lid hetzij a) gedurende ten minste tien jaar vóór 15 april 1994, hetzij b) te goeder trouw vóór die datum.

[.]

6. [.] Geen enkele bepaling van deze titel verlangt van een lid dat dit de bepalingen hiervan toepast met betrekking tot een geografische aanduiding van een ander lid voor voortbrengselen van de wijnstok waarvan de desbetreffende aanduiding identiek is met de gangbare naam van een druivesoort die op het grondgebied van dat lid voorkomt op de datum van inwerkingtreding van de WTO-overeenkomst.

[.]"

De Associatieovereenkomst EG-Hongarije

13. De Europa-overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de Republiek Hongarije, anderzijds, namens de Gemeenschap gesloten en goedgekeurd bij besluit 93/742/Euratom, EGKS, EG van de Raad en de Commissie van 13 december 1993 (PB L 347, blz. 1; hierna: "Associatieovereenkomst EG-Hongarije") is op 16 december 1991 te Brussel ondertekend en overeenkomstig artikel 123, tweede alinea, ervan op 1 februari 1994 in werking getreden.

14. In afwachting van de inwerkingtreding van de Associatieovereenkomst EG-Hongarije is de Interimovereenkomst betreffende de handel en aanverwante zaken tussen de Europese Economische Gemeenschap en de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal, enerzijds, en de Republiek Hongarije, anderzijds, namens de Gemeenschap gesloten en goedgekeurd bij besluit 92/230/EEG van de Raad van 25 februari 1992 (PB L 116, blz. 1; hierna: "Interimovereenkomst EG-Hongarije"). Deze overeenkomst is op 16 december 1991 te Brussel ondertekend en op 25 februari 1992 in werking getreden.

De wijnovereenkomst EG-Hongarije

15. De wijnovereenkomst EG-Hongarije, op 29 november 1993 te Brussel ondertekend, is namens de Gemeenschap gesloten en goedgekeurd bij besluit 93/724 en op 1 april 1994 in werking getreden.

16. Besluit 93/724 is blijkens het eerste visum ervan vastgesteld "gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op artikel [133]".

17. In de eerste en de derde overweging van de considerans van dit besluit is overwogen:

"dat de door onderhandelingen tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek Hongarije bereikte overeenkomst betreffende de wederzijdse bescherming van en de controle op wijnbenamingen het mogelijk zal maken de oneerlijke concurrentie in de handel doeltreffender te bestrijden, de consument een betere bescherming te bieden en het handelsverkeer in wijn tussen beide overeenkomstsluitende partijen te bevorderen; dat het bijgevolg dienstig is deze overeenkomst goed te keuren;

[.]

dat de bepalingen van deze overeenkomst rechtstreeks samenhangen met de maatregelen die onder het gemeenschappelijk handels- en landbouwbeleid vallen, [in casu onder de communautaire regelgeving voor de wijnbouw,] en dat de overeenkomst daarom op communautair niveau dient te worden gesloten".

18. Artikel 1 van dit besluit bepaalt:

"De overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek Hongarije betreffende de wederzijdse bescherming van en de controle op wijnbenamingen alsmede het Protocol en de Verklaringen die daaraan zijn gehecht, worden namens de Gemeenschap goedgekeurd.

De in de eerste alinea bedoelde teksten zijn aan dit besluit gehecht."

19. Het eerste visum van de wijnovereenkomst EG-Hongarije luidt:

"Gelet op de op 16 december 1991 te Brussel ondertekende Europa-overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de Republiek Hongarije, anderzijds".

20. Artikel 1 van de wijnovereenkomst EG-Hongarije bepaalt:

"De overeenkomstsluitende partijen komen overeen om, op basis van wederkerigheid, benamingen van wijnen van oorsprong uit de Gemeenschap en uit Hongarije te beschermen en te controleren overeenkomstig de in deze overeenkomst bepaalde voorwaarden."

21. Artikel 2, lid 2, van deze overeenkomst luidt:

"In deze overeenkomst wordt, tenzij anders is bepaald, verstaan onder:

[.]

- ,geografische aanduiding': een aanduiding, met inbegrip van een ,oorsprongsbenaming', die bij de wetten en voorschriften van een overeenkomstsluitende partij is erkend voor de omschrijving en de aanbiedingsvorm van een wijn van oorsprong uit het grondgebied van een overeenkomstsluitende partij, of uit een regio of een district van dat grondgebied, en waarvan een bepaalde kwaliteit, reputatie of ander kenmerk van de wijn voornamelijk is toe te schrijven aan de geografische oorsprong ervan;

[.]"

22. Artikel 4 van deze overeenkomst luidt:

"1. De volgende benamingen worden beschermd:

a) voor de wijnen van oorsprong uit de Gemeenschap:

[.]

- de in de bijlage vermelde geografische aanduidingen en traditionele benamingen;

b) voor de wijnen van oorsprong uit Hongarije:

[.]

- de in de bijlage vermelde geografische aanduidingen en traditionele benamingen die zijn vermeld in de Hongaarse wijnwetgeving [.].

[.]

3. In de Gemeenschap mogen de beschermde Hongaarse benamingen:

- alleen worden gebruikt voor de wijnen van oorsprong uit Hongarije waarop zij van toepassing zijn, en

- alleen worden gebruikt op de voorwaarden die zijn vastgesteld bij de wetten en voorschriften van Hongarije.

[.]

5. Bij gelijkluidende of identieke geografische aanduidingen:

a) wordt, wanneer een beschermde aanduiding van een overeenkomstsluitende partij gelijkluidend of identiek is aan een beschermde aanduiding van de andere overeenkomstsluitende partij, elk van deze aanduidingen beschermd, op voorwaarde dat:

- de betrokken geografische benaming vanouds en constant is gebruikt om een wijn te omschrijven en aan te bieden die is geproduceerd in het geografisch gebied waarop de benaming betrekking heeft,

- de betrokken wijn niet valselijk aan de consumenten wordt aangeboden als zijnde van oorsprong uit het grondgebied van de andere overeenkomstsluitende partij;

[.]

In dergelijke gevallen stellen de overeenkomstsluitende partijen de praktische regels vast waardoor de betrokken gelijkluidende of identieke aanduidingen van elkaar zullen worden onderscheiden; zij houden er daarbij rekening mee dat de betrokken producenten billijk moeten worden behandeld en dat de consumenten niet mogen worden misleid."

23. In deel B ("Wijnen van oorsprong uit de Republiek Hongarije"), I ("Geografische aanduidingen"), punt 3.4 ("Wijnbouwgebied Tokaj-Hegyalja"), van de bijlage bij de wijnovereenkomst EG-Hongarije, getiteld "Lijst van de beschermde wijnnamen bedoeld in artikel 4", komt onder meer de naam "Tokaj" voor. Deel A ("Wijnen van oorsprong uit de Europese Gemeenschap") bij deze bijlage bevat geen van de benamingen "Tocai friulano" of "Tocai italico".

24. De briefwisseling inzake artikel 4 van de overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek Hongarije betreffende de wederzijdse bescherming van en de controle op wijnbenamingen (PB 1993, L 337, blz. 169; hierna: "briefwisseling over Tocai"), die een van de in artikel 1, eerste alinea, van besluit 93/724 bedoelde teksten vormt, is eveneens op 1 april 1994 in werking getreden.

25. Na verwijzing naar, meer bepaald, artikel 4, lid 3, van de wijnovereenkomst EG-Hongarije, bevestigen de ondertekenaars van deze brieven:

"1. Gedurende een overgangsperiode van 13 jaar na de inwerkingtreding van genoemde overeenkomst, vormt de toepassing van deze overeenkomst geen beletsel voor het geoorloofd gebruik van de benaming ,Tocai' voor de omschrijving en de aanbieding van bepaalde Italiaanse vqprd, voorzover aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

Onverminderd de bijzondere communautaire bepalingen, en, eventueel meer stringente nationale bepalingen, moet deze wijn:

- zijn verkregen uit druiven van het ras ,Tocai friulano';

- zijn bereid uit druiven die alle geoogst zijn in de Italiaanse regio's Veneto of Friuli;

- worden omschreven en aangeboden onder de naam van het ras ,Tocai friulano' of het synoniem ervan ,Tocai italico', waarbij de twee termen van deze namen samen moeten worden vermeld zonder tussenvermelding en in letters van hetzelfde type en dezelfde afmetingen, op dezelfde hoogte en los van de naam van de geografische eenheid waaruit de wijn afkomstig is. Bovendien mogen de afmetingen van de voor het vermelden van deze termen gebruikte letters niet groter zijn dan die van de voor het vermelden van de naam van de betrokken geografische eenheid gebruikte letters;

- buiten het grondgebied van Hongarije in de handel worden gebracht.

[.]

4. Onverminderd het bepaalde in punt 3, loopt de mogelijkheid om de benaming ,Tocai' te gebruiken overeenkomstig de in punt 1 bepaalde voorwaarden, af aan het einde van de in datzelfde punt vermelde overgangsperiode.

[.]"

26. In de gezamenlijke verklaring betreffende artikel 4, lid 5, van de [wijnovereenkomst EG-Hongarije] (PB 1993, L 337, blz. 171; hierna: "gezamenlijke verklaring over gelijkluidende benamingen"), die eveneens een van de in artikel 1, eerste alinea, van besluit 93/724 bedoelde teksten vormt, heet het:

"De overeenkomstsluitende partijen verklaren in verband met artikel 4, lid 5, sub a, dat hun ten tijde van de onderhandelingen geen specifieke gevallen bekend waren waarop de bepalingen van dit artikel van toepassing waren.

[.]"

De gemeenschapsverordeningen betreffende de gemeenschappelijke ordening van de wijnmarkt (hierna: "GMO voor de wijnbouw")

De bij de sluiting van de wijnovereenkomst EG-Hongarije geldende GMO voor de wijnbouw

27. Artikel 63 van verordening (EEG) nr. 822/87 van de Raad van 16 maart 1987 houdende een gemeenschappelijke ordening van de wijnmarkt (PB L 84, blz. 1) luidt als volgt:

"1. Ingevoerde wijn die voor rechtstreekse menselijke consumptie bestemd is en waarvoor een geografische aanduiding wordt gebruikt, kan, op voorwaarde van wederkerigheid, met het oog op het in de handel brengen in de Gemeenschap in aanmerking komen voor controle en bescherming als bedoeld in [artikel 15 van verordening nr. 823/87] voor vqprd.

2. Het bepaalde in lid 1 moet ten uitvoer worden gelegd door middel van overeenkomsten met de betrokken derde landen. Die overeenkomsten moeten tot stand komen volgens de procedure van artikel [133 EG].

3. De uitvoeringsbepalingen van dit artikel worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 83."

28. Artikel 1, lid 3, van verordening (EEG) nr. 823/87 van de Raad van 16 maart 1987 houdende vaststelling van bijzondere bepalingen betreffende in bepaalde gebieden voortgebrachte kwaliteitswijnen (PB L 84, blz. 59), zoals gewijzigd bij verordening (EEG) nr. 2043/89 van de Raad van 19 juni 1989 (PB L 202, blz. 1; hierna: "verordening nr. 823/87") bepaalt:

"De lidstaten doen de Commissie de lijst van de door hen erkende vqprd toekomen, met opgave voor elke vqprd van de nationale bepalingen die voor de productie en de bereiding van deze vqprd gelden.

De Commissie maakt deze lijst bekend in de C-reeks van het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen."

29. Artikel 4, lid 1, van verordening nr. 823/87 bepaalt:

"Elke lidstaat stelt een lijst op van de wijnstokrassen die geschikt zijn voor de bereiding van de onderscheiden, op zijn grondgebied voortgebrachte vqprd; deze wijnstokrassen [.] dienen te behoren tot de in artikel 13 van verordening (EEG) nr. 822/87 bedoelde aanbevolen of toegestane categorieën."

30. Artikel 15, lid 4, van verordening nr. 823/87 luidt:

"[.]

Onverminderd de communautaire bepalingen die specifiek betrekking hebben op bepaalde soorten vqprd mogen de lidstaten toestaan dat [.] de naam van een bepaald gebied wordt gecombineerd met een nadere aanduiding inzake de wijze van bereiding of het type van het product, of met de naam van een wijnstokras of het synoniem daarvan.

[.]"

31. De benaming "Tocai friulano" komt voor in hoofdstuk I van de bijlage bij verordening (EEG) nr. 3800/81 van de Commissie van 16 december 1981 tot vaststelling van de indeling van de wijnstokrassen (PB L 381, blz. 1), meer bepaald in onderafdeling I, rubriek V ervan, als in bepaalde Italiaanse provincies aanbevolen of toegestaan wijnstokras.

32. Artikel 14, lid 1, van verordening (EEG) nr. 2392/89 van de Raad van 24 juli 1989 tot vaststelling van de algemene voorschriften voor de omschrijving en de aanbiedingsvorm van wijn en druivemost (PB L 232, blz. 13), bepaalt:

"De vermelding van de naam van een wijnstokras, als bedoeld in artikel 11, lid 2, sub n, ter omschrijving van een vqprd op de etikettering mag slechts geschieden, indien:

a) dit ras voorkomt op de lijst die door de lidstaten krachtens artikel 4, lid 1, van verordening (EEG) nr. 823/87 voor de omschrijving van de wijnstokrassen die geschikt zijn voor de bereiding van de onderscheiden, op hun grondgebied voortgebrachte vqprd, is opgesteld;

b) het ras wordt genoemd met de naam die voorkomt:

- in de categorie van aanbevolen of toegestane rassen van de indeling van de wijnstokrassen voor de betrokken administratieve eenheid,

- in voorkomend geval, op een nog vast te stellen lijst met synoniemen. In die lijst mag worden bepaald dat een synoniem slechts mag worden gebruikt voor de omschrijving van een vqprd die is voortgebracht in de wijnbouwgebieden waar dat synoniem vanouds gebruikelijk is;

[.]

e ) de naam van dit ras geen aanleiding geeft tot verwarring met die van een bepaald gebied of van een geografische eenheid die voor de omschrijving van een andere vqprd of van een ingevoerde wijn wordt gebruikt."

33. Artikel 26, lid 1, van deze verordening bepaalt:

"Voor ingevoerde wijn, bestemd voor rechtstreekse menselijke consumptie die met een geografische aanduiding wordt omschreven en die op een nog vast te stellen lijst voorkomt, behelst de omschrijving op de etikettering:

a) de naam van een in het betrokken derde land gelegen geografische eenheid, onder de voorwaarden van artikel 29;

[.]

Op deze lijst mogen slechts ingevoerde wijnen voorkomen ten aanzien waarvan erkend is dat de productievoorwaarden van elk van deze wijnen gelijkwaardig zijn aan die van een vqprd of tafelwijn met een geografische aanduiding."

34. Artikel 11, lid 2, van verordening (EEG) nr. 3201/90 van de Commissie van 16 oktober 1990 houdende uitvoeringsbepalingen voor de omschrijving en de aanbiedingsvorm van wijn en druivemost (PB L 309, blz. 1), bepaalt:

"De in artikel 26, lid 1, van verordening (EEG) nr. 2392/89 bedoelde lijst van met een geografische aanduiding omschreven ingevoerde wijnen is opgenomen in bijlage II.

De in de lijst voorkomende namen worden op zodanige wijze vermeld dat zij op de etikettering van de betrokken ingevoerde wijn duidelijk te onderscheiden zijn van de andere aanduidingen, met name van de in artikel 26, lid 2, sub b, van verordening (EEG) nr. 2392/89 bedoelde geografische aanduidingen."

35. De Hongaarse wijnen met de naam "Tokaj" of "Tokaji" zijn opgenomen in hoofdstuk 11, punt 5, van bijlage II bij verordening nr. 3201/90, getiteld "[.] lijst van ingevoerde wijnen die met een geografische aanduiding worden omschreven".

36. Artikel 12, lid 1, van deze verordening luidt:

"De lijst van synoniemen van de namen van wijnstokrassen die voor de omschrijving van tafelwijn en vqprd mogen worden gebruikt overeenkomstig artikel 5, lid 1, sub b, en artikel 14, lid 1, sub b, van verordening (EEG) nr. 2392/89, is opgenomen in bijlage III."

37. Het ras "Tocai friulano" en het synoniem daarvan, "Tocai italico", zijn opgenomen onder punt 5 van deze bijlage III, getiteld "Lijst [.] van synoniemen van de namen van wijnstokrassen die voor de omschrijving van tafelwijn en vqprd mogen worden gebruikt".

De ten tijde van het hoofdgeding geldende GMO voor de wijnbouw

38. Verordening (EG) nr. 1493/1999 van de Raad van 17 mei 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening van de wijnmarkt (PB L 179, blz. 1), is van toepassing sinds 1 augustus 2000.

39. Artikel 19, lid 1, van deze verordening bepaalt:

"De lidstaten stellen een indeling van de voor wijnbereiding bestemde wijnstokrassen op. [.]"

40. De voorschriften betreffende de omschrijving, de aanduiding en de aanbiedingsvorm van bepaalde wijnbouwproducten, alsmede betreffende de bescherming van bepaalde vermeldingen en toevoegingen en van bepaalde termen, zijn opgenomen in de artikelen 47 tot en met 53 en in de bijlagen VII en VIII bij deze verordening.

41. Artikel 50 van verordening nr. 1493/1999 bepaalt:

"1. De lidstaten nemen de nodige maatregelen om de belanghebbende partijen in staat te stellen om, overeenkomstig de bepalingen in de artikelen 23 en 24 van de [TRIPs-overeenkomst], te voorkomen dat in de Gemeenschap een geografische aanduiding voor de in artikel 1, lid 2, sub b, bedoelde producten wordt gebruikt voor producten die niet van oorsprong zijn uit de plaats die met de betrokken geografische aanduiding wordt aangegeven [.].

2. Voor de doeleinden van dit artikel wordt verstaan onder ,geografische aanduiding', een aanduiding die aangeeft dat het product van oorsprong is uit het grondgebied van een derde land dat lid is van de Wereldhandelsorganisatie, of van een regio of plaats binnen dat grondgebied, wanneer een bepaalde kwaliteit, faam of enig ander kenmerk van het product hoofdzakelijk aan die geografische plaats van oorsprong kan worden toegeschreven.

[.]"

42. Artikel 52, lid 1, van deze verordening luidt:

"Indien een lidstaat de naam van een bepaald gebied verleent aan een vqprd en, in voorkomend geval, aan een wijn die bestemd is om tot vqprd te worden verwerkt, mag deze naam niet worden gebruikt voor de omschrijving van producten uit de wijnbouwsector die niet afkomstig zijn uit dat gebied en/of waaraan deze naam niet is verleend overeenkomstig de toepasselijke communaut aire en nationale voorschriften. [.]

Onverminderd de communautaire bepalingen betreffende meer in het bijzonder bepaalde typen vqprd, kunnen de lidstaten, onder door hen vast te stellen productievoorwaarden, toestaan dat de naam van een bepaald gebied wordt gecombineerd met een mededeling omtrent de wijze van bereiding of het type product, dan wel met de naam van een wijnstokras of het synoniem daarvoor.

[.]"

43. Uit bijlage VII, A, punten 1 en 2, bij verordening nr. 1493/1999 vloeit voort dat de omschrijving op het etiket van vqprd en wijnen van oorsprong uit derde landen verplicht bepaalde aanduidingen bevat waaronder de verkoopbenaming die voor vqprd onder meer bestaat uit de naam van het bepaalde gebied en voor ingevoerde wijnen uit de vermelding "wijn", verplicht aangevuld met de naam van het land van oorsprong, en, wanneer zij zijn omschreven middels een geografische aanduiding, de naam van de betreffende geografische eenheid.

44. In B, punten 1 en 4, van deze bijlage is bepaald:

"1. De omschrijving op het etiket van in de Gemeenschap verkregen producten kan, onder nader te bepalen voorwaarden, worden aangevuld met de volgende aanduidingen:

[.]

b) voor tafelwijnen met geografische aanduiding en vqprd:

[.]

- de naam van een of meer druivenrassen,

[.]

4. Producerende lidstaten kunnen voor de op hun grondgebied verkregen wijnen bepaalde in de punten 1 en 2 bedoelde aanduidingen verplicht stellen, verbieden of beperken."

45. Artikel 54, lid 4, van verordening nr. 1493/1999 bepaalt:

"De lidstaten verstrekken de Commissie de lijst van door hen erkende vqprd, met opgave, voor elk van deze vqprd, van de nationale bepalingen die voor de productie en de bereiding van deze vqprd gelden."

46. Verordening nr. 1493/1999 is uitgevoerd bij verordening nr. 753/2002.

47. Artikel 19 van verordening nr. 753/2002, met als titel "Vermelding van druivenrassen", bepaalt:

"1. Op de etikettering van tafelwijn met een geografische aanduiding of van vqprd mag de naam van de voor de bereiding van de betrokken wijnen gebruikte druivenrassen of hun synoniem worden vermeld op voorwaarde dat:

[.]

c) de naam van het druivenras of een synoniem ervan geen geografische aanduiding bevat die wordt gebruikt om een vqprd, een tafelwijn of een ingevoerde wijn te omschrijven die voorkomt op de lijsten van de tussen de derde landen en de Gemeenschap gesloten overeenkomsten en, wanneer hij vergezeld gaat van een andere geografische term, op de etikettering voorkomt zonder deze geografische term;

[.]

2. In afwijking van het bepaalde in lid 1, sub c,

a) mag de naam van een druivenras die een geografische aanduiding bevat, of een van de synoniemen ervan, voorkomen op de etikettering van wijn met deze geografische aanduiding;

b) mogen de in bijlage II vermelde namen van druivenrassen en de synoniemen ervan worden gebruikt volgens de op de datum van inwerkingtreding van deze verordening geldende nationale en communautaire voorwaarden.

3. De lidstaten stellen de Commissie vóór 1 oktober 2002 in kennis van de in lid 2, sub b, bedoelde maatregelen. De Commissie zorgt met alle passende middelen voor de bekendmaking van deze maatregelen."

48. In bijlage II bij deze verordening, getiteld "Namen van druivenrassen of synoniemen daarvan die een geografische aanduiding bevatten en die op grond van artikel 19, lid 2, op de etikettering van wijn mogen voorkomen", is voor Italië onder meer de naam "Tocai friulano, Tocai italico" vermeld. In een voetnoot bij deze naam is gepreciseerd dat "de naam ,Tocai friulano' en het synoniem daarvan ,Tocai italico' mogen worden gebruikt gedurende een overgangsperiode die op 31 maart 2007 afloopt".

49. Deze bijlage is op dit punt niet gewijzigd ingevolge de vaststelling van verordening (EG) nr. 1429/2004 van de Commissie van 9 augustus 2004 houdende wijziging van verordening nr. 753/2002 (PB L 263, blz. 11).

De Italiaanse regeling

50. Artikel 1, lid 1, van het besluit van 26 september 2002 bepaalt:

"De nationale voorwaarden voor het gebruik, in afwijking van artikel 19, lid 1, sub c, van verordening (EG) nr. 753/2002, van de namen van druivenrassen en synoniemen daarvan die een geografische aanduiding bevatten en die op de etikettering van Italiaanse [vqprd] en wijnen met een typische geografische aanduiding mogen voorkomen, zijn bepaald in bijlage I die integrerend deel uitmaakt van het onderhavige besluit, waarin de namen zijn opgesomd van de wijnrassen en de synoniemen daarvan met betrekking tot Italië, die in de bijlage bij bedoelde verordening (EG) nr. 753/2002 zijn opgenomen."

51. In bijlage I bij het besluit van 26 september 2002, rubriek "Namen van druivenrassen of de synoniemen daarvan", is onder meer de benaming "Tocai friulano of Tocai italico" opgenomen, waarvoor, in de rubriek "Draagwijdte van de afwijking (administratief gebied en/of specifieke [vqprd] en/of [wijnen met een typische geografische aanduiding]"), de volgende vermelding geldt:

"Voor enkele [vqprd] van de gebieden Friuli-Venezia Giulia en Venezia gedurende een overgangsperiode die, conform de overeenkomst tussen de [Europese Unie] en de Republiek Hongarije, afloopt op 31 maart 2007."

De feiten in het hoofdgeding en de prejudiciële vragen

52. De verwijzende rechter merkt in zijn beschikking op dat de Regione en ERSA het onbillijk vinden dat op 106 wijnbenamingen waarvoor de afwijking van artikel 19, lid 1, sub c, van verordening nr. 753/2002 geldt, enkel voor die van Tocai friulano of Tocai italico en de Franse benaming Tokay Pinot gris een beperking in de tijd geldt.

53. Deze rechter verwijst vervolgens naar het betoog van de Regione en ERSA tot bewijs van het belang van de historische oorsprong van de benaming Tocai friulano.

54. Het betreft een autochtone wijnstokvariëteit van het gebied Collio goriziano (regio Friuli-Venezia Giulia) die daar sedert onheuglijke tijden is geteeld. Hij wordt gebruikt voor de productie van een droge witte wijn die niet geschikt is voor bewaring.

55. De verwijzende rechter deelt mee dat, gelet op deze uiteenzettingen, de Regione en ERSA de volgende middelen hebben aangevoerd:

- misbruik van bevoegdheid wegens ontbrekende en tegenstrijdige motivering, omdat de Italiaanse autoriteiten de Commissie om een afwijking zonder beperking in de tijd hebben verzocht, maar daarna het besluit van 26 september 2002 met de daarin opgenomen beperking in de tijd hebben goedgekeurd;

- misbruik van bevoegdheid wegens kennelijke onbillijkheid en schending van het beginsel van gelijke waardigheid van de burgers van de Gemeenschap, omdat de discriminatie jegens de Italiaanse producenten volkomen ongerechtvaardigd is;

- onrechtmatigheid die indirect voortvloeit uit die van de wijnovereenkomst EG-Hongarije, omdat de handeling die aan de onrechtmatige beperking ten grondslag ligt, namelijk deze overeenkomst zoals goedgekeurd bij besluit 93/724, ook onrechtmatig is, voorzover:

- de twee gelijknamige producten volkomen verschillend zijn, aangezien de wijn uit Hongarije een zoete wijn is;

- de twee gemeenschappen sedert onheuglijke tijden dezelfde benaming gebruiken;

- een passende oplossing voor de gelijknamigheid bestaat in de toevoeging van de naam van de streek of de wijnstokvariëteit, zulks ook op grond van de wijnovereenkomst EG-Hongarije en de Overeenkomst van Madrid van 1891;

- gelet op de aanstaande toetreding van de Republiek Hongarije tot de Europese Gemeenschap, de wijnovereenkomst EG-Hongarije, om haar geldigheid te behouden, in overeenstemming moet zijn met de beginselen van de WTO-overeenkomst, in het bijzonder met de artikelen 22 tot en met 24 van de TRIPs-overeenkomst, inzake bedrieglijke geografische aanduidingen;

- de wijnovereenkomst EG-Hongarije de beginselen van het internationaal recht schendt, omdat de beperking in de tijd van het gebruik van deze benaming voortvloeit uit briefwisseling (namelijk de briefwisseling over Tocai) en niet uit de tekst van deze overeenkomst, het beginsel van het internationale gewoonterecht schendt en op een onjuiste voorstelling van de werkelijkheid in verband met de betrokken gelijkluidendheid berust;

- schending van artikel 1 van het Aanvullend Protocol bij het EVRM alsook van artikel 17 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, dat op 7 december 2000 te Nice is afgekondigd (PB 2000, C 364, blz. 1; hierna: "Handvest van de grondrechten"), omdat uit deze bepalingen voortvloeit dat de intellectuele eigendom beschermd is, dat niemand van zijn eigendom zal worden beroofd behalve in het algemeen belang, dat de beginselen van evenredigheid en billijke vergoeding in acht moeten worden genomen en dat beperking van het eigendomsrecht hoe dan ook alleen bij wet mogelijk is.

56. De verwijzende rechter merkt verder op dat de nationale autoriteiten, met het besluit van 26 september 2002, zich ertoe hebben beperkt de bepaling van verordening nr. 753/2002 en de bijlage II daarbij om te zetten waarbij het gebruik van de benaming "Tocai friulano" in de tijd wordt beperkt, en dat zij alleen hebben gepreciseerd dat deze beperking voortvloeit uit een overeenkomst tussen de Gemeenschap en de Republiek Hongarije.

57. Volgens deze rechter is het bijgevolg duidelijk dat het in het hoofdgeding gestelde nadeel, namelijk de onmogelijkheid om de benaming Tocai friulano of Tocai italico na 31 maart 2007 nog te gebruiken, rechtstreeks voortvloeit uit twee communautaire rechtsbronnen, te weten besluit 93/724 en verordening nr. 753/2002.

58. In deze omstandigheden was het Tribunale amministrativo regionale del Lazio van oordeel dat het antwoord op bepaalde vragen van gemeenschapsrecht onontbeerlijk was voor de oplossing van het hoofdgeding en heeft het besloten de behandeling van de zaak te schorsen en het Hof te verzoeken om een prejudiciële beslissing over de volgende vragen:

"1) Vormt de Europa-overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de Republiek Hongarije, anderzijds, gedaan op 16 december 1991 [.], een geldige en toereikende rechtsgrondslag om de Europese Gemeenschap de bevoegdheid te verlenen tot het goedkeuren van de op 29 november 1993 gesloten overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek Hongarije betreffende de wederzijdse bescherming van wijnbenamingen [.]; deze vraag rijst tevens tegen de achtergrond van artikel 65, lid 1, van de gemeenschappelijke verklaring nr. 13 en bijlage XIII (punten 3, 4 en 5) bij de Europa-overeenkomst van 1991, omtrent het eventuele voorbehoud van soevereiniteit en bevoegdheid van de afzonderlijke staten met betrekking tot nationale geografische benamingen voor hun eigen landbouwproducten met inbegrip van wijnbouwproducten, dat op dit gebied elke overdracht van soevereiniteit en bevoegdheid aan de Europese Gemeenschap uitsluit?

2) Moet de overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek Hongarije betreffende de wederzijdse bescherming van wijnbenamingen [.], die de bescherming regelt van de geografische benamingen die tot het gebied van de industriële en commerciële eigendom behoren, nietig en van onwaarde voor de communautaire rechtsorde worden verklaard, nu deze overeenkomst niet door de afzonderlijke lidstaten van de Europese Gemeenschap is bekrachtigd, gelet, meer bepaald, op advies nr. 1/94 van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen betreffende de uitsluitende bevoegdheid van de EG?

3) Ingeval de communautaire overeenkomst van 1993 [.] in haar geheel als wettig en toepasselijk moet worden beschouwd, moet dan het verbod om in Italië na 2007 de benaming ,Tocai' te gebruiken, dat voortvloeit uit de briefwisseling die tussen de partijen bij de sluiting van deze overeenkomst is gevoerd (en hieraan is aangehecht), als nietig en van onwaarde worden beschouwd wegens strijdigheid met de door diezelfde overeenkomst van 1993 vastgestelde regeling voor gelijkluidende benamingen (zie artikel 4, lid 5, en Protocol bij de Overeenkomst)?

4) Moet de aan de overeenkomst van 1993 aangehechte tweede gezamenlijke verklaring [.], volgens welke de overeenkomstsluitende partijen ten tijde van de onderhandelingen niet op de hoogte waren van het bestaan van gelijkluidende benamingen voor Europese en Hongaarse wijnen, worden beschouwd als een kennelijk onjuiste voorstelling van de werkelijkheid (aangezien de Italiaanse en Hongaarse benamingen voor ,Tocai'-wijnen sinds eeuwen bestonden en naast elkaar bestonden, in 1948 officieel waren erkend in een overeenkomst tussen de Italiaanse Republiek en de Republiek Hongarije, en ten slotte in het communautaire normenstelsel waren opgenomen), die op grond van artikel 48 van het Verdrag van Wenen inzake het verdragenrecht tot de nietigheid leidt van het onderdeel van de overeenkomst van 1993 waaruit het verbod voortvloeit om in Italië de benaming Tocai te gebruiken?

5) Moet, gelet op artikel 59 van het Verdrag van Wenen inzake het verdragenrecht, de overeenkomst inzake de handelsaspecten van de intellectuele eigendom [TRIPs-overeenkomst] [.], gesloten in het kader van de Wereldhandelsorganisatie (WTO) en in werking getreden op 1 januari 1996, dus na de inwerkingtreding van de communautaire overeenkomst van 1993 [.], aldus worden uitgelegd, dat haar bepalingen betreffende de regeling voor gelijkluidende wijnbenamingen worden toegepast in de plaats van die van de communautaire overeenkomst van 1993 in geval van onverenigbaarheid tussen beide, nu de twee overeenkomsten door dezelfde partijen zijn gesloten?

6) Moeten de artikelen 22 tot en met 24 van [deel II, titel 3, van bijlage 1 C] bij de Overeenkomst tot oprichting van de Wereldhandelsorganisatie, namelijk de op 1 januari 1996 in werking getreden TRIPs-overeenkomst [.], in tegenwoordigheid van twee gelijkluidende benamingen voor wijnen, geproduceerd in twee landen die partij zijn bij de TRIPs-overeenkomst (zowel wanneer de gelijkluidendheid betrekking heeft op twee geografische benamingen die worden gebruikt in de twee landen die partij zijn bij de Overeenkomst, als wanneer zij betrekking heeft op een geografische benaming van een land dat partij is bij de Overeenkomst en de gelijkluidende benaming voor een wijnstokvariëteit die traditioneel wordt geteeld in een ander land dat partij is bij de Overeenkomst), aldus worden uitgelegd, dat deze twee benamingen in de toekomst verder kunnen worden gebruikt, mits zij in het verleden door de respectieve producenten zijn gebruikt, hetzij te goeder trouw, hetzij gedurende minstens tien jaar vóór 15 april 1994 (artikel 24, lid 4, van de TRIPs-overeenkomst), en iedere benaming duidelijk het land of het gebied of de zone aangeeft waaruit de beschermde wijn afkomstig is, om de consument niet te misleiden?

7) Betreft het eigendomsrecht van artikel 1 van het Aanvullend Protocol nr. 1 bij het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden [.], overgenomen in artikel 17 van het op 7 [december] 2000 te Nice afgekondigde Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, ook de intellectuele eigendom betreffende de benamingen van oorsprong van wijnen en de exploitatie daarvan, en staat de bescherming hiervan dus in de weg aan de toepassing van de bepalingen die zijn opgenomen in de briefwisseling, aangehecht aan de overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek Hongarije betreffende de wederzijdse bescherming van en de controle op wijnbenamingen [.], maar niet in de overeenkomst zelf, op grond waarvan de wijnbouwers uit Friuli de benaming ,Tocai friulano' niet mogen gebruiken, gelet ook op het ontbreken van iedere vorm van schadeloosstelling ten gunste van de onteigende wijnbouwers uit Friuli, het ontbreken van een openbaar algemeen belang dat de onteigening rechtvaardigt en de niet-inachtneming van het evenredigheidsbeginsel?

8) Ingeval, in de in bovenstaande vragen aangegeven mate, de onwettigheid van de communautaire voorschriften van de tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek Hongarije gesloten overeenkomst betreffende de wederzijdse bescherming van wijnbenamingen [.] en/of van de daaraan aangehechte briefwisseling zou worden vastgesteld, moeten de bepalingen van verordening [.] nr. 753/2002 [.], op grond waarvan het gebruik van de benaming ,Tocai friulano' na 31 maart 2007 is uitgesloten (artikel 19, lid 2), dan als ongeldig of, althans, als niet van toepassing worden beschouwd?"

59. Bij verzoek van 11 maart 2005, ingekomen bij de griffie van het Hof op 15 maart daaraanvolgend, hebben de Regione en ERSA het Hof gevraagd, alvorens zijn arrest te wijzen, alle bij de onderhavige zaak betrokken partijen in de gelegenheid te stellen over bepaalde, in het verzoek uiteengezette nieuwe feiten opmerkingen in te dienen. Deze nieuwe feiten betreffen de nakende sluiting door de Gemeenschap van nieuwe overeenkomsten met Australië en de Verenigde Staten waarbij het, overeenkomstig artikel 24, lid 6, van de TRIPs-overeenkomst, de producenten van deze landen is toegestaan op hun nationale markten alsmede op derde markten de benaming "Tokay" te blijven gebruiken.

60. In dit verband zij eraan herinnerd dat het Hof ambtshalve, op voorstel van de advocaat-generaal dan wel op verzoek van partijen, krachtens artikel 61 van het Reglement voor de procesvoering de mondelinge behandeling kan heropenen, indien het van oordeel is dat het onvoldoende is ingelicht of dat de zaak moet worden beslecht op basis van een argument waarover tussen partijen geen discussie heeft plaatsgevonden (zie met name arrest van 18 juni 2002, Philips, C-299/99, Jurispr. blz. I-5475, punt 20).

61. Het Hof is van oordeel dat in casu de op 16 december 2004 gesloten mondelinge behandeling niet behoeft te worden heropend, aangezien het over alle gegevens beschikt die het nodig heeft om de in het hoofdgeding gestelde vragen te beantwoorden.

62. Bijgevolg moet het verzoek van de Regione en ERSA worden afgewezen.

De prejudiciële vragen

De eerste vraag

63. Met zijn eerste vraag wenst de verwijzende rechter in wezen te vernemen of de Associatieovereenkomst EG-Hongarije een passende rechtsgrondslag heeft kunnen vormen voor de vaststelling van besluit 93/724, waarbij de Gemeenschap de wijnovereenkomst EG-Hongarije heeft gesloten.

64. Deze vraag berust op het uitgangspunt dat de rechtsgrondslag waarbij aan de Gemeenschap de bevoegdheid wordt verleend tot het sluiten van de wijnovereenkomst EG-Hongarije, wordt gevormd door de Associatieovereenkomst EG-Hongarije. Dit uitgangspunt heeft kennelijk hiermee te maken dat in het eerste visum in de considerans van de wijnovereenkomst EG-Hongarije melding wordt gemaakt van de Associatieovereenkomst EG-Hongarije.

65. Zoals de Raad en de Commissie evenwel terecht hebben gesteld, kan dit uitgangspunt niet worden aanvaard.

66. De verwijzing naar de Associatieovereenkomst EG-Hongarije heeft immers tot doel de wijnovereenkomst EG-Hongarije in haar politieke context te plaatsen. Zij moet niet worden opgevat als een aanwijzing van de bepalingen van gemeenschapsrecht op grond waarvan de Gemeenschap deze overeenkomst heeft gesloten.

67. De rechtsgrondslag die aan de Gemeenschap de bevoegdheid verleent tot het sluiten van de wijnovereenkomst EG-Hongarije is integendeel vermeld in het eerste visum in de considerans van besluit 93/724 waarbij deze overeenkomst namens de Gemeenschap is gesloten en goedgekeurd.

68. Uit dit visum vloeit immers duidelijk voort dat deze rechtsgrondslag wordt gevormd door artikel 133 EG, dat de Gemeenschap bevoegdheid inzake gemeenschappelijke handelspolitiek verleent.

69. De vraag of de Raad aldus is uitgegaan van een passende rechtsgrondslag, is in de tweede prejudiciële vraag aan de orde en wordt dus in het kader hiervan onderzocht.

70. Gelet op het voorgaande, moet op de eerste vraag worden geantwoord dat de Associatieovereenkomst EG-Hongarije niet de rechtsgrondslag vormt van besluit 93/724 waarbij de wijnovereenkomst EG-Hongarije is gesloten.

De tweede vraag

71. Met zijn tweede vraag wenst de verwijzende rechter in wezen te vernemen of artikel 133 EG, waarbij de Gemeenschap uitsluitende bevoegdheid inzake gemeenschappelijke handelspolitiek wordt verleend, een passende rechtsgrondslag vormt voor de sluiting, door de Gemeenschap alleen, van de wijnovereenkomst EG-Hongarije, nu deze overeenkomst een regeling behelst voor de bescherming van geografische benamingen die tot het gebied van de industriële en commerciële eigendom behoren.

72. Volgens vaste rechtspraak van het Hof moet de keuze van de rechtsgrondslag van een gemeenschapshandeling berusten op objectieve gegevens, die voor rechterlijke toetsing vatbaar zijn. Tot die gegevens behoren met name het doel en de inhoud van de handeling (zie met name arrest van 19 september 2002, Huber, C-336/00, Jurispr. blz. I-7699, punt 30).

73. Uit het eerste visum van de considerans van besluit 93/724 vloeit voort dat de Raad, voor de sluiting van de wijnovereenkomst EG-Hongarije, als rechtsgrondslag specifiek is uitgegaan van artikel 133 EG.

74. Uit de derde overweging van de considerans van dit besluit blijkt verder dat, aangezien de bepalingen van deze overeenkomst rechtstreeks samenhangen met de maatregelen die onder het gemeenschappelijk handels- en landbouwbeleid vallen, in casu onder de communautaire regelgeving voor de wijnbouw, de Raad van mening was dat deze overeenkomst op communautair niveau diende te worden gesloten.

75. Volgens de rechtspraak van het Hof valt een gemeenschapshandeling enkel onder de uitsluitende bevoegdheid inzake gemeenschappelijke handelspolitiek ingevolge artikel 133 EG als zij specifiek ziet op het internationale handelsverkeer, omdat zij hoofdzakelijk tot doel heeft de handel te bevorderen, te vergemakkelijken of te regelen en een rechtstreeks en onmiddellijk effect op de handel in de betrokken producten heeft (zie advies 1/94 van 15 november 1994, Jurispr. blz. I-5267, punt 57; advies 2/00 van 6 december 2001, Jurispr. blz. I-9713, punt 40, en arrest van 12 december 2002, Commissie/Raad, C-281/01, Jurispr. blz. I-12049, punten 40 en 41).

76. In casu rijst meer bepaald de vraag of de wijnovereenkomst EG-Hongarije onder de uitsluitende bevoegdheid van de Gemeenschap inzake gemeenschappelijke handelspolitiek valt dan wel, zoals de Regione en ERSA alsmede de Italiaanse regering hebben gesteld, onder de bescherming van de intellectuele eigendomsrechten, op welk gebied de Gemeenschap en de lidstaten gedeelde bevoegdheid hebben.

77. In dit verband zij herinnerd aan de ratione temporis relevante communautaire regelgeving, namelijk de ten tijde van de sluiting van de wijnovereenkomst EG-Hongarije geldende GMO voor de wijnbouw.

78. Artikel 63 van verordening nr. 822/87 bepaalt immers dat ingevoerde wijn die voor rechtstreekse menselijke consumptie is bestemd en waarvoor een geografische aanduiding wordt gebruikt, op voorwaarde van wederkerigheid, met het oog op het in de handel brengen in de Gemeenschap in aanmerking kan komen voor controle en bescherming als bedoeld voor vqprd en dat deze bepaling moet worden uitgevoerd door middel van overeenkomsten met de betrokken derde landen, welke tot stand moeten komen volgens de procedure van artikel 133 EG.

79. Het is duidelijk dat de wijnovereenkomst EG-Hongarije een overeenkomst als bedoeld in artikel 63 van verordening nr. 822/87 vormt.

80. Dergelijke overeenkomsten hebben hoofdzakelijk tot doel de handel tussen de overeenkomstsluitende partijen een impuls te geven door de bevordering, op basis van wederkerigheid, enerzijds, van het in de handel brengen van wijnen van oorsprong uit de betrokken derde landen door deze wijnen op dezelfde manier te beschermen als uit de Gemeenschap afkomstige vqprd, en, anderzijds, van het in de handel brengen in deze derde landen van wijnen van oorsprong uit de Gemeenschap.

81. Deze overeenkomsten waarborgen in het bijzonder de wederzijdse bescherming van bepaalde geografische aanduidingen op de etikettering die wordt gebruikt voor het in de handel brengen van de betrokken wijnen op de markten van de Gemeenschap en het betrokken derde land. Het gaat dus om een instrument met rechtstreekse invloed op de handel in wijn (zie in deze zin arrest Commissie/Raad, reeds aangehaald, punt 40).

82. De conclusie dient dus te luiden dat dergelijke overeenkomsten beantwoorden aan de criteria waaraan, volgens de in punt 75 van het onderhavige arrest aangehaalde rechtspraak, moet zijn voldaan opdat een gemeenschapshandeling onder de uitsluitende bevoegdheid inzake gemeenschappelijke handelspolitiek ingevolge artikel 133 EG valt.

83. Bijgevolg moet op de tweede vraag worden geantwoord dat artikel 133 EG, als vermeld in de considerans van besluit 93/724, een passende rechtsgrondslag vormt voor de sluiting, door de Gemeenschap alleen, van de wijnovereenkomst EG-Hongarije.

De derde vraag

84. Met zijn derde vraag wenst de verwijzende rechter in wezen te vernemen of, ingeval de wijnovereenkomst EG-Hongarije in haar geheel als wettig en toepasselijk moet worden beschouwd, het verbod om na 31 maart 2007 in Italië de benaming "Tocai" te gebruiken, dat voortvloeit uit de briefwisseling over Tocai, als nietig en van onwaarde moet worden beschouwd wegens strijdigheid met de in artikel 4, lid 5, van die overeenkomst vastgestelde regeling voor gelijkluidende benamingen.

85. Deze vraag moet worden begrepen in het licht van het betoog van de Regione en ERSA, dat een tegenstrijdigheid bestaat tussen de regeling voor gelijkluidende benamingen van artikel 4, lid 5, van de wijnovereenkomst EG-Hongarije en het uit de briefwisseling over Tocai voortvloeiende verbod om, na afloop van de overgangsperiode op 31 maart 2007, de term "Tocai" in de benaming "Tocai friulano" of "Tocai italico" te gebruiken voor de omschrijving en de aanbiedingsvorm van bepaalde Italiaanse vqprd.

86. Deze tegenstrijdigheid is te wijten aan het feit dat in de briefwisseling over Tocai aan de Hongaarse benaming "Tokaj" voorrang is gegeven boven de Italiaanse gelijkluidende benaming "Tocai", terwijl de regeling voor gelijkluidende benamingen van artikel 4, lid 5, van de overeenkomst EG-Hongarije, van welke hoofdovereenkomst een tekst die daaraan is gehecht, zoals de briefwisseling over Tocai, niet kan afwijken, is gebaseerd op een voorschrift dat het naast elkaar bestaan van elk van de benamingen waarborgt, mits zij geen aanleiding geven tot verwarring.

87. In dit verband zij opgemerkt dat van een dergelijk conflict slechts sprake kan zijn als de benamingen die als gelijkluidend worden beschouwd in de zin van artikel 4, lid 5, van de overeenkomst EG-Hongarije elk een krachtens deze overeenkomst beschermde geografische aanduiding vormen.

88. Uit artikel 4, lid 1, sub a, van deze overeenkomst vloeit voort dat, voor de wijnen van oorsprong uit de Gemeenschap, de krachtens deze overeenkomst beschermde geografische aanduidingen zijn vermeld in deel A, getiteld "Wijnen van oorsprong uit de Europese Gemeenschap", van de bijlage daarbij.

89. Anders dan de Hongaarse benaming "Tokaj" die voorkomt in deel B van deze bijlage waarin de geografische aanduidingen van wijnen van oorsprong uit de Republiek Hongarije zijn vermeld, die krachtens artikel 4, lid 1, sub b, van de wijnovereenkomst EG-Hongarije zijn beschermd, komen de benamingen "Tocai friulano" en "Tocai italico" evenwel niet voor in deel A van deze bijlage, met betrekking tot wijnen van oorsprong uit de Gemeenschap.

90. Verder kunnen laatstbedoelde benamingen hoe dan ook niet als geografische aanduidingen in de zin van de wijnovereenkomst EG-Hongarije worden gekwalificeerd.

91. Luidens artikel 2, lid 2, van deze overeenkomst is een "geografische aanduiding" immers "een aanduiding, met inbegrip van een ,oorsprongsbenaming', die bij de wetten en voorschriften van een overeenkomstsluitende partij is erkend voor de omschrijving en de aanbiedingsvorm van een wijn van oorsprong uit het grondgebied van een overeenkomstsluitende partij, of uit een regio of een district van dat grondgebied, en waarvan een bepaalde kwaliteit, reputatie of ander kenmerk van de wijn voornamelijk is toe te schrijven aan de geografische oorsprong ervan".

92. Wat de relevante regelgeving betreft die in de Gemeenschap op de datum waarop de wijnovereenkomst EG-Hongarije is gesloten, van kracht was, vormden de benamingen "Tocai friulano" en "Tocai italico" evenwel geen geografische aanduiding, maar de naam van een wijnstokvariëteit die of een wijnstokras dat in Italië als geschikt was erkend voor de bereiding van bepaalde op het grondgebied van deze lidstaat voortgebrachte vqprd.

93. Het staat immers vast dat de benaming "Tocai friulano" was vermeld in hoofdstuk I van de bijlage bij verordening nr. 3800/81 als in bepaalde Italiaanse provincies aanbevolen en toegestaan wijnstokras, alsmede in punt 5 van bijlage III bij verordening nr. 3201/90 als synoniem van het wijnstokras "Tocai italico" dat voor de omschrijving van bepaalde Italiaanse vqprd mocht worden gebruikt.

94. De Hongaarse wijnen met de benaming "Tokaj" of "Tokaji" stonden daarentegen in bijlage II, hoofdstuk 11, punt 5, bij verordening nr. 3201/90, getiteld "[.] lijst van ingevoerde wijnen die met een geografische aanduiding worden omschreven".

95. De Regione en ERSA alsmede de Italiaanse regering betogen dat in Italië, conform de communautaire regelgeving, was en nog steeds is bepaald dat, voor de omschrijving en de aanbiedingsvorm van bepaalde Italiaanse vqprd, de betrokken geografische aanduidingen als "Collio goriziano", "Collio", "Isonzo del Friuli" en "Isonzo", mits aan bepaalde in het productdossier gespecificeerde voorwaarden is voldaan, samen met de naam van het wijnstokras, "Tocai friulano", of het synoniem daarvan, "Tocai italico", waaruit de wijnen zijn verkregen, worden vermeld.

96. Uit geen enkel aan het Hof overgelegd element blijkt evenwel dat de keuze van deze lidstaat om een dergelijke combinatie toe te staan tot gevolg heeft gehad dat de tekst van deze combinatie een geografische aanduiding vormt zodat de benamingen "Tocai friulano" en "Tocai italico" die er een bestanddeel van zijn, niet langer voor een wijnstokras maar voor een geografische aanduiding staan.

97. Uit de vermelding van de benamingen "Tocai friulano" en "Tocai italico" in bijlage II bij verordening nr. 753/2002 blijkt integendeel dat zij, ook in de ten tijde van het hoofdgeding toepasselijke communautaire regelgeving, nog namen van een wijnstokras waren die, volgens artikel 19, leden 2, sub b, en 3, van deze verordening, op de etikettering van de betrokken Italiaanse vqprd mochten worden gebruikt. Het betreft dus niet een naam van een wijnstokras, of een synoniem daarvan, die een geografische aanduiding bevat in de zin van artikel 19, lid 2, sub a, van deze verordening.

98. Mitsdien moet op de derde vraag worden geantwoord dat het verbod om in Italië na 31 maart 2007 de benaming "Tocai" te gebruiken, zoals dat voortvloeit uit de briefwisseling over Tocai, niet in strijd is met de regeling voor gelijkluidende benamingen van artikel 4, lid 5, van de wijnovereenkomst EG-Hongarije.

De vierde vraag

99. Met zijn vierde vraag wenst de verwijzende rechter in wezen te vernemen of de gezamenlijke verklaring over gelijkluidende benamingen, voorzover in de eerste alinea daarvan in verband met artikel 4, lid 5, sub a, van de wijnovereenkomst EG-Hongarije is verklaard dat de overeenkomstsluitende partijen, ten tijde van de onderhandelingen, niet op de hoogte waren van specifieke gevallen waarop de bedoelde bepalingen van toepassing waren, een kennelijk onjuiste voorstelling van de werkelijkheid vormt, die op grond van artikel 48 van het Verdrag van Wenen inzake het verdragenrecht tot de nietigheid van deze overeenkomst leidt voorzover deze het verbod inhoudt om in Italië na 31 maart 2007 de benaming "Tocai" te gebruiken.

100. Deze vraag moet worden begrepen tegen de achtergrond van het betoog van de Regione en ERSA dat, gelet op een geheel van gegevens, geen twijfel kan bestaan inzake de onjuistheid van de gezamenlijke verklaring over gelijkluidende benamingen, aangezien de Gemeenschap en de Republiek Hongarije niet onwetend konden zijn van de gelijkluidendheid van de benamingen "Tocai" voor een Italiaanse droge wijn en "Tokaj" voor een Hongaarse dessertwijn.

101. Zoals blijkt uit de punten 88 tot en met 97 van het onderhavige arrest, vormen de Italiaanse benaming "Tocai friulano" en het synoniem daarvan, "Tocai italico", evenwel geen beschermde geografische aanduiding in de zin van de wijnovereenkomst EG-Hongarije, zodat de bepalingen van artikel 4, lid 5, sub a, van deze overeenkomst, inzake gelijkluidende benamingen, niet kunnen worden toegepast ter oplossing van het geval waarin deze benaming eventueel gelijkluidend of identiek is aan de Hongaarse benaming "Tokaj" die, zoals vastgesteld in punt 89 van het onderhavige arrest, op grond van deze overeenkomst wél een beschermde geografische aanduiding is.

102. Bijgevolg moet op de vierde vraag worden geantwoord dat de gezamenlijke verklaring over gelijkluidende benamingen, voorzover in de eerste alinea daarvan in verband met artikel 4, lid 5, sub a, van de wijnovereenkomst EG-Hongarije is verklaard dat de overeenkomstsluitende partijen, ten tijde van de onderhandelingen, niet op de hoogte waren van specifieke gevallen waarop de bedoelde bepalingen van toepassing waren, niet een kennelijk onjuiste voorstelling van de werkelijkheid vormt.

De zesde vraag

103. Met zijn zesde vraag, die vóór de vijfde vraag moet worden onderzocht, wenst de verwijzende rechter in wezen te vernemen of de artikelen 22 tot en met 24 van de TRIPs-overeenkomst aldus moeten worden uitgelegd dat, met betrekking tot gevallen van gelijkluidendheid tussen geografische benamingen of tussen een geografische aanduiding en een benaming die de naam van een wijnstokvariëteit bevat, deze beide benamingen in de toekomst verder kunnen worden gebruikt, mits zij in het verleden door de respectieve producenten zijn gebruikt, hetzij te goeder trouw, hetzij gedurende minstens tien jaar vóór 15 april 1994, en iedere benaming duidelijk het land, het gebied of de zone aangeeft waaruit de beschermde wijn afkomstig is, om de consument niet te misleiden.

104. De Regione en ERSA alsook de Italiaanse regering betogen dat de artikelen 22 tot en met 24 van de TRIPs-overeenkomst van de Gemeenschap verlangen dat zij, als lid van de WTO, elk van de gelijkluidende geografische aanduidingen beschermt, ook in geval van gelijkluidendheid tussen een geografische aanduiding en de naam van een wijnstokvariëteit, en dat deze artikelen er bijgevolg aan in de weg staan dat de bescherming van de benaming "Tocai friulano" wordt opgeheven.

105. Dit betoog kan, gelet op de bewoordingen van de relevante bepalingen van deze artikelen van de TRIPs-overeenkomst, niet worden aanvaard.

106. In de eerste plaats bepaalt artikel 23, lid 3, van de TRIPs-overeenkomst met name dat, in het geval van gelijkluidende geografische aanduidingen voor wijnen, aan elke aanduiding bescherming wordt verleend en dat elk WTO-lid de praktische voorwaarden vaststelt waaronder de gelijkluidende aanduidingen in kwestie van elkaar zullen worden onderscheiden, met inachtneming van de noodzaak een billijke behandeling van de betrokken producenten te waarborgen en de consumenten niet te misleiden.

107. Op grond van artikel 22, lid 1, van de TRIPs-overeenkomst, wordt onder "geografische aanduidingen" verstaan, aanduidingen die aangeven dat waren hun oorsprong hebben op het grondgebied van een WTO-lid, of een regio of plaats op dat grondgebied, waarbij een bepaalde kwaliteit, reputatie of ander kenmerk van de waren wezenlijk valt toe te schrijven aan zijn geografische oorsprong.

108. Zoals al in de punten 88 tot en met 97 van het onderhavige arrest is vastgesteld, staan de Italiaanse benamingen "Tocai friulano" en "Tocai italico", in tegenstelling tot de Hongaarse benaming "Tokaj", evenwel voor de naam van een wijnstokras of een wijnstokvariëteit, maar vormen zij geen geografische aanduiding in de zin van de wijnovereenkomst EG-Hongarije. Nu het begrip geografische aanduiding, zoals omschreven in laatstbedoelde overeenkomst, in wezen hetzelfde is als dat van artikel 22, lid 1, van de TRIPs-overeenkomst, geldt in het kader van de TRIPs-overeenkomst dezelfde vaststelling.

109. Artikel 23, lid 3, van de TRIPs-overeenkomst is in het hoofdgeding bijgevolg niet van toepassing, aangezien dit geen betrekking heeft op twee gelijkluidende geografische aanduidingen.

110. In de tweede plaats bepaalt artikel 24, lid 4, van de TRIPs-overeenkomst dat geen enkele bepaling van titel 3 van deze overeenkomst van een WTO-lid verlangt dat dit het voortgezette en soortgelijke gebruik belet van een bepaalde geografische aanduiding van een ander lid ter benoeming van wijnen of spiritualiën in verband met waren of diensten door één van zijn onderdanen of ingezetenen die deze geografische aanduiding voortdurend heeft gebruikt voor dezelfde of aanverwante waren of diensten op het grondgebied van dat lid, hetzij gedurende ten minste tien jaar vóór 15 april 1994, hetzij te goeder trouw vóór die datum.

111. Uit deze bepaling volgt weliswaar duidelijk dat, hoewel de Gemeenschap niet verplicht is het voortgezette en soortgelijke gebruik van een bepaalde geografische aanduiding van een ander WTO-lid ter benoeming van wijnen of spiritualiën door een onderdaan van een lidstaat of een ingezetene van een lidstaat in de zin van artikel 24, lid 4, van de TRIPs-overeenkomst te verbieden, deze bepaling zich tegen een dergelijk verbod niet verzet.

112. Anders gezegd, moet dit artikel 24, lid 4, aldus worden uitgelegd dat het, onder de daarin gestelde voorwaarden, in de mogelijkheid en niet in de verplichting tot bescherming van elke gelijkluidende benaming voorziet.

113. Wat, in de derde plaats, artikel 24, lid 6, van de TRIPs-overeenkomst betreft, deze bepaling stelt de Gemeenschap meer bepaald in staat om, als WTO-lid, de bepalingen van deze overeenkomst toe te passen met betrekking tot een geografische aanduiding van een ander WTO-lid voor voortbrengselen van de wijnstok waarvoor de relevante aanduiding identiek is met de gangbare naam van een druivensoort die op het grondgebied van een lid voorkomt op de datum van inwerkingtreding van de WTO-overeenkomst.

114. Deze bepaling voorziet dus eveneens in de mogelijkheid en niet in de verplichting voor de Gemeenschap tot bescherming van een druivensoort of een wijnstokras uit de Gemeenschap, in het bijzonder indien het een gelijkluidende benaming betreft van een geografische aanduiding voor een wijn van oorsprong uit een derde land.

115. In deze omstandigheden moet op de zesde vraag worden geantwoord dat de artikelen 22 tot en met 24 van de TRIPs-overeenkomst aldus moeten worden uitgelegd dat de bepalingen ervan, met betrekking tot een geval - als dat in het hoofdgeding - van gelijkluidendheid tussen een geografische aanduiding van een derde land en een benaming waarin de naam van een wijnstokvariëteit wordt overgenomen voor de omschrijving en de aanbiedingsvorm van bepaalde wijnen uit de Gemeenschap die daaruit zijn verkregen, niet verlangen dat deze benaming in de toekomst verder kan worden gebruikt, ondanks de dubbele omstandigheid dat zij in het verleden door de betrokken producenten is gebruikt, hetzij te goeder trouw, hetzij gedurende minstens tien jaar vóór 15 april 1994, en duidelijk het land, het gebied of de zone aangeeft waaruit de beschermde wijn afkomstig is, om de consument niet te misleiden.

116. Rekening houdend met dit antwoord, hoeft niet meer te worden geantwoord op de vijfde vraag, die is gesteld voor het geval dat de wijnovereenkomst EG-Hongarije, voorzover deze ertoe leidt dat na een overgangsperiode die afloopt op 31 maart 2007 de term "Tocai" voor de omschrijving en de aanbiedingsvorm van bepaalde Italiaanse vqprd niet meer mag worden gebruikt, onverenigbaar is met de bepalingen van de artikelen 22 tot en met 24 van de TRIPs-overeenkomst, aangezien deze bepalingen vereisen dat bij gelijkluidendheid elke benaming in de toekomst verder kan worden gebruikt.

117. Uit het antwoord op de zesde vraag vloeit immers voort dat een dergelijk geval zich niet voordoet in het hoofdgeding, dat betrekking heeft op de gelijkluidendheid van een geografische aanduiding van een derde land en een benaming waarin voor de omschrijving en de aanbiedingsvorm van bepaalde wijnen uit de Gemeenschap de naam van een wijnstokvariëteit wordt gebruikt.

De zevende vraag

118. Met zijn zevende vraag wenst de verwijzende rechter in wezen te vernemen of het eigendomsrecht in de zin van artikel 1 van het Aanvullend Protocol nr. 1 bij het EVRM, overgenomen in artikel 17 van het Handvest van de grondrechten, ook de intellectuele eigendom betreffende de benamingen van oorsprong van wijnen en de exploitatie daarvan betreft en, zo ja, of de bescherming hiervan zich ertegen verzet dat de betrokken producenten van de autonome regio Friuli-Venezia Giulia de mogelijkheid wordt ontnomen om, na een overgangsperiode die, zoals voortvloeit uit de briefwisseling over Tocai, aangehecht aan de wijnovereenkomst EG-Hongarije, maar niet uit deze overeenkomst zelf, afloopt op 31 maart 2007, de term "Tocai" in de benaming "Tocai friulano" of "Tocai italico" nog langer te gebruiken voor de omschrijving en de aanbiedingsvorm van bepaalde Italiaanse vqprd, met name gelet op het ontbreken van iedere vorm van schadeloosstelling ten gunste van de onteigende wijnbouwers uit Friuli, het ontbreken van een algemeen belang dat deze onteigening rechtvaardigt en de niet-inachtneming van het evenredigheidsbeginsel.

119. Volgens vaste rechtspraak maakt het eigendomsrecht deel uit van de algemene beginselen van gemeenschapsrecht. Dit beginsel heeft echter geen absolute gelding, maar moet in relatie tot zijn maatschappelijke functie worden beschouwd. Bijgevolg kan de uitoefening van het eigendomsrecht aan beperkingen worden onderworpen, mits deze beperkingen werkelijk beantwoorden aan doeleinden van algemeen belang die de Gemeenschap nastreeft en, het nagestreefde doel in aanmerking genomen, niet een onevenredige en onduldbare ingreep opleveren waardoor dit recht in zijn kern wordt aangetast (zie in deze zin onder meer arresten van 13 december 1994, SMW Winzersekt, C-306/93, Jurispr. blz. I-5555, punt 22, en 15 juli 2004, Di Lenardo en Dilexport, C-37/02 en C-38/02, nog niet gepubliceerd in de Jurisprudentie, punt 82 en aldaar aangehaalde rechtspraak).

120. Om de draagwijdte van het fundamentele eigendomsrecht als algemeen beginsel van gemeenschapsrecht te bepalen, moet meer bepaald rekening worden gehouden met artikel 1 van het Aanvullend Protocol nr. 1 bij het EVRM waarin dit recht is neergelegd.

121. Onderzocht moet dus worden of het verbod, zoals dit voortvloeit uit de briefwisseling over Tocai, om vanaf 1 april 2007 de term "Tocai" voor de omschrijving en de aanbiedingsvorm van bepaalde Italiaanse vqprd nog verder te gebruiken, een onevenredige en onduldbare ingreep oplevert waardoor het fundamenteel eigendomsrecht van de betrokken marktdeelnemers in zijn kern wordt aangetast.

122. Aangezien dit verbod niet elke redelijke manier om de betrokken Italiaanse wijnen in de handel te brengen uitsluit, vormt het niet een beroving van eigendom in de zin van artikel 1, eerste alinea, van het Aanvullend Protocol nr. 1 bij het EVRM.

123. Het door de verwijzende rechter aangehaalde ontbreken van schadeloosstelling ten gunste van de onteigende wijnbouwers uit Friuli vormt bijgevolg op zich niet een omstandigheid die de onverenigbaarheid aantoont tussen de verbodsmaatregel van het hoofdgeding en het eigendomsrecht.

124. Verder, en zonder dat behoeft te worden beoordeeld of deze maatregel, als maatregel tot regulering van het gebruik van eigendom, een inmenging vormt in het recht op ongestoord genot van eigendom dat onder artikel 1, tweede alinea, van het Aanvullend Protocol nr. 1 bij het EVRM kan vallen en, bijgevolg, tot een beperking van het fundamenteel eigendomsrecht kan leiden, zij vastgesteld dat een beperking van dit recht, gesteld dat deze beperking is bewezen, gerechtvaardigd kan zijn.

125. Uit de rechtspraak van het Europees Hof voor de rechten van de mens blijkt dat een maatregel tot regulering van het gebruik van eigendom slechts gerechtvaardigd is als hij het legaliteitsbeginsel in acht neemt en een rechtmatig doel nastreeft met evenredige middelen (zie onder meer EHRM, arrest Jokela/Finland van 21 mei 2002, Recueil des arrêts et décisions 2002-IV, § 48).

126. Wat, om te beginnen, de wettigheid van de verbodsmaatregel van het hoofdgeding betreft, staat vast dat in de briefwisseling over Tocai, aangehecht aan de wijnovereenkomst EG-Hongarije, uitdrukkelijk in dit verbod is voorzien en dat bedoelde briefwisseling bij besluit 93/724 namens de Gemeenschap is goedgekeurd. Het betreft dus een maatregel waarin is voorzien bij wetsbepaling die, zoals vastgesteld in de punten 77 tot en met 81 van het onderhavige arrest, is vastgesteld in het kader van de bij de sluiting van deze overeenkomst geldende GMO voor de wijnbouw.

127. Wat, verder, het met de maatregel van het hoofdgeding nagestreefde doel van algemeen belang betreft, is in de punten 80 en 81 van het onderhavige arrest reeds gezegd dat de wijnovereenkomst EG-Hongarije, waarvan deze maatregel een onderdeel vormt, de uitvoering beoogt, in het kader van de GMO voor de wijnbouw, van een beleid dat hoofdzakelijk tot doel heeft de handel tussen de overeenkomstsluitende partijen een impuls te geven door de bevordering, op basis van wederkerigheid, enerzijds, van het in de handel brengen van wijnen van oorsprong uit derde landen die door middel van een geografische aanduiding worden omschreven of aangeboden, door deze wijnen op dezelfde manier te beschermen als uit de Gemeenschap afkomstige vqprd, en, anderzijds, van het in de handel brengen in deze derde landen van wijnen van oorsprong uit de Gemeenschap.

128. Uit de derde en de vijfde overweging van de considerans van verordening nr. 2392/89 blijkt meer bepaald dat het doel van de communautaire voorschriften voor de omschrijving en aanbiedingsvorm van wijnen erin bestaat de noodzaak om de eindconsument met betrekking tot de betrokken waren juist en nauwkeurig voor te lichten, te verzoenen met die om de producenten op hun grondgebied tegen concurrentievervalsing te beschermen.

129. Het aldus met de maatregel van het hoofdgeding nagestreefde doel vormt een rechtmatig doel van algemeen belang (zie arrest SMW Winzersekt, reeds aangehaald, punt 25).

130. Ten slotte moet worden onderzocht of deze maatregel evenredig is aan het nagestreefde doel van algemeen belang.

131. In een zaak betreffende een in het kader van de GMO voor de wijnbouw genomen communautaire maatregel, op grond waarvan na afloop van een overgangsperiode van vijf jaar de vermelding "méthode champenoise" niet langer mocht worden gebruikt voor wijnen die geen recht hebben op de gecontroleerde benaming "champagne", heeft het Hof eraan herinnerd dat de gemeenschapswetgever, volgens vaste rechtspraak, op het gebied van het landbouwbeleid over een ruime discretionaire bevoegdheid beschikt, in overeenstemming met de hem bij de artikelen 34 EG en 37 EG toegekende politieke verantwoordelijkheid, en dat de wettigheid van een op dit gebied genomen maatregel slechts ter discussie kan staan, indien deze kennelijk ongeschikt is ter bereiking van het door de bevoegde instelling nagestreefde doel (zie arrest SMW Winzersekt, reeds aangehaald, punt 21).

132. In dit verband dient te worden opgemerkt dat de betrokken Italiaanse vqprd, na afloop van de overgangsperiode, op basis van het wijnstokras "Tocai friulano" verder kunnen worden geproduceerd en onder hun respectieve geografische benamingen in de handel gebracht, zij het zonder vermelding van de naam van het wijnstokras waaruit zij zijn verkregen.

133. In casu kan niet worden betwist dat de maatregel van het hoofdgeding een evenredige maatregel is, aangezien, enerzijds, in de briefwisseling over Tocai in een overgangsperiode van dertien jaar is voorzien, en, anderzijds, zoals de Commissie ter terechtzitting heeft opgemerkt, de benaming "Tocai friuliano" en het synoniem daarvan, "Tocai italico", kan worden vervangen door alternatieve aanduidingen, meer bepaald "Trebbianello" en "Sauvignonasse".

134. In deze omstandigheden moet op de zevende vraag worden geantwoord dat het eigendomsrecht zich niet verzet tegen het verbod, zoals dat voortvloeit uit de briefwisseling over Tocai, aangehecht aan de wijnovereenkomst EG-Hongarije, maar niet uit deze overeenkomst zelf, voor de betrokken producenten van de autonome regio Friuli-Venezia Giulia, om, na een overgangsperiode die afloopt op 31 maart 2007, de term "Tocai" in de benaming "Tocai friulano" of "Tocai italico" nog langer te gebruiken voor de omschrijving en de aanbiedingsvorm van bepaalde Italiaanse vqprd.

De achtste vraag

135. Met zijn achtste vraag wenst de verwijzende rechter in wezen te vernemen of, ingeval in de in vorige vragen aangegeven mate de onwettigheid van de wijnovereenkomst EG-Hongarije en/of van de briefwisseling over Tocai zou worden vastgesteld, de bepalingen van artikel 19, lid 2, van verordening nr. 753/2002, op grond waarvan het gebruik van de benaming "Tocai friulano" na 31 maart 2007 is uitgesloten, dan ongeldig of, althans, niet van toepassing zijn.

136. Daar deze vraag slechts is gesteld voor het geval dat uit een onderzoek van de eerste zeven prejudiciële vragen de onwettigheid zou blijken, in de in deze vragen aangegeven mate, van de wijnovereenkomst EG-Hongarije en/of van de briefwisseling over Tocai, en uit de antwoorden van het onderhavige arrest op deze vragen voortvloeit dat zulks niet het geval is, moet zij niet worden beantwoord.

137. Er zij verder aan herinnerd dat het in beginsel uitsluitend aan de verwijzende rechter staat de draagwijdte af te bakenen van de prejudiciële vragen die hij aan het Hof meent te moeten stellen.

138. Hieruit volgt, zoals de Commissie ter terechtzitting terecht heeft opgemerkt, dat bepaalde, door de Regione en ERSA alsmede door de Italiaanse regering meer bepaald ter terechtzitting opgeworpen punten met betrekking tot de achtste prejudiciële vraag, namelijk of de geldigheid van de wijnovereenkomst EG-Hongarije wordt aangetast wegens gestelde schending van de motiveringsplicht, evenals van het evenredigheidsbeginsel en het beginsel van gelijke behandeling zoals neergelegd in artikel 34, lid 2, EG, door het Hof niet kunnen worden onderzocht, aangezien zij duidelijk buiten het bestek van de achtste vraag vallen, zoals geformuleerd door de verwijzende rechter.

Kosten

139. Ten aanzien van de partijen in het hoofdgeding is de procedure als een aldaar gerezen incident te beschouwen, zodat de nationale rechterlijke instantie over de kosten heeft te beslissen. De door anderen wegens indiening van hun opmerkingen bij het Hof gemaakte kosten komen niet voor vergoeding in aanmerking.

Het Hof van Justitie (Tweede kamer) verklaart voor recht:

1) De Europa-overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de Republiek Hongarije, anderzijds, vormt niet de rechtsgrondslag van besluit 93/724/EG van de Raad van 23 november 1993 betreffende de sluiting van de overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek Hongarije betreffende de wederzijdse bescherming van en de controle op wijnbenamingen.

2) Artikel 133 EG, als vermeld in de considerans van besluit 93/724, vormt een passende rechtsgrondslag voor de sluiting, door de Gemeenschap alleen, van de overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek Hongarije betreffende de wederzijdse bescherming van en de controle op wijnbenamingen.

3) Het verbod om in Italië na 31 maart 2007 de benaming "Tocai" te gebruiken, zoals dat voortvloeit uit de briefwisseling inzake artikel 4 van de overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek Hongarije betreffende de wederzijdse bescherming van en de controle op wijnbenamingen, is niet in strijd met de regeling voor gelijkluidende benamingen van artikel 4, lid 5, van deze overeenkomst.

4) De gezamenlijke verklaring betreffende artikel 4, lid 5, van de overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek Hongarije betreffende de wederzijdse bescherming van en de controle op wijnbenamingen vormt, voorzover in de eerste alinea daarvan in verband met artikel 4, lid 5, sub a, van deze overeenkomst is verklaard dat de overeenkomstsluitende partijen, ten tijde van de onderhandelingen, niet op de hoogte waren van specifieke gevallen waarop de bedoelde bepalingen van toepassing waren, niet een kennelijk onjuiste voorstelling van de werkelijkheid.

5) De artikelen 22 tot en met 24 van de Overeenkomst inzake de handelsaspecten van de intellectuele eigendom, die als bijlage 1 C aan de Overeenkomst tot oprichting van de Wereldhandelsorganisatie is gehecht, en namens de Europese Gemeenschap, wat de onder haar bevoegdheid vallende aangelegenheden aangaat, is goedgekeurd bij besluit 94/800/EG van de Raad van 22 december 1994, moeten aldus worden uitgelegd dat de bepalingen ervan, met betrekking tot een geval - als dat in het hoofdgeding - van gelijkluidendheid tussen een geografische aanduiding van een derde land en een benaming waarin de naam van een wijnstokvariëteit wordt overgenomen voor de omschrijving en de aanbiedingsvorm van bepaalde wijnen uit de Gemeenschap die daaruit zijn verkregen, niet verlangen dat deze benaming in de toekomst verder kan worden gebruikt, ondanks de dubbele omstandigheid dat zij in het verleden door de betrokken producenten is gebruikt, hetzij te goeder trouw, hetzij gedurende minstens tien jaar vóór 15 april 1994, en duidelijk het land, het gebied of de zone aangeeft waaruit de beschermde wijn afkomstig is, om de consument niet te misleiden.

6) Het eigendomsrecht verzet zich niet tegen het verbod, zoals dat voortvloeit uit de briefwisseling inzake artikel 4 van de overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek Hongarije betreffende de wederzijdse bescherming van en de controle op wijnbenamingen, aangehecht aan deze overeenkomst, maar niet uit deze overeenkomst zelf, voor de betrokken producenten van de autonome regio Friuli-Venezia Giulia (Italië), om, na een overgangsperiode die afloopt op 31 maart 2007, de term "Tocai" in de benaming "Tocai friulano" of "Tocai italico" nog langer te gebruiken voor de omschrijving en de aanbiedingsvorm van bepaalde in een bepaald gebied voortgebrachte Italiaanse kwaliteitswijnen.