Home

Arrest van het Hof (Eerste kamer) van 25 november 2004.

Arrest van het Hof (Eerste kamer) van 25 november 2004.

1. Harmonisatie van wetgevingen - Telecommunicatiesector - Open Network Provision (ONP) voor spraaktelefonie en universele telecommunicatiedienst - Richtlijn 98/10 - Gidsdiensten - Verplichtingen van aanbieder van universele dienst - Verstrekken van relevante abonneegegevens - Begrip "relevante informatie"

(Richtlijn 98/10 van het Europees Parlement en de Raad, art. 6, lid 3)

2. Harmonisatie van wetgevingen - Telecommunicatiesector - Open Network Provision (ONP) voor spraaktelefonie en universele telecommunicatiedienst - Richtlijn 98/10 - Gidsdiensten - Verplichtingen van aanbieder van universele dienst - Verstrekken van relevante abonneegegevens - In rekening brengen van kosten - Grenzen

(Richtlijn 98/10 van het Europees Parlement en de Raad, art. 6, lid 3)

1. Artikel 6, lid 3, van richtlijn 98/10 inzake de toepassing van Open Network Provision (ONP) op spraaktelefonie en inzake de universele telecommunicatiedienst in een door concurrentie gekenmerkt klimaat, moet aldus worden uitgelegd dat de term "relevante informatie" betreffende de abonnees, welke de aanbieder van de universele dienst moet verstrekken, uitsluitend betrekking heeft op de abonneegegevens van hen die zich er niet uitdrukkelijk tegen hebben uitgesproken dat zij op een gepubliceerde lijst worden opgenomen, en die volstaan om de gebruikers van een telefoongids in staat te stellen de abonnees die zij zoeken, te identificeren. Tot deze gegevens behoren in beginsel naam en adres, postcode inbegrepen, van de abonnees, alsmede het (de) telefoonnummer(s) dat (die) hun door de betrokken organisatie is (zijn) toegewezen. Het staat de lidstaten echter vrij te bepalen dat andere gegevens ter beschikking van de gebruikers zullen worden gesteld wanneer zij met het oog op de specifieke nationale omstandigheden noodzakelijk lijken voor de identificatie van de abonnees.

(cf. punt 36, dictum 1)

2. De verplichting van de aanbieder van de universele dienst om de relevante informatie ter beschikking van derden te stellen op billijke, kostengeoriënteerde en niet-discriminerende voorwaarden, zoals is bepaald in artikel 6, lid 3, van richtlijn 98/10 inzake de toepassing van Open Network Provision (ONP) op spraaktelefonie en inzake de universele telecommunicatiedienst in een door concurrentie gekenmerkt klimaat, moet aldus worden uitgelegd dat wanneer het de gegevens betreft zoals naam en adres van de personen, alsmede het telefoonnummer dat hun is toegewezen, alleen de kosten in verband met de daadwerkelijke terbeschikkingstelling van deze gegevens aan derden door de aanbieder van de universele dienst in rekening mogen worden gebracht. Wanneer het daarentegen extra gegevens betreft die deze aanbieder niet verplicht is ter beschikking van derden te stellen, mag hij behalve de kosten van deze terbeschikkingstelling ook zijn extra kosten voor het verkrijgen van deze gegevens in rekening brengen, voorzover is verzekerd dat de derden zonder discriminatie worden behandeld.

(cf. punt 42, dictum 2)

In zaak C-109/03,

betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 234 EG,

ingediend door het College van Beroep voor het bedrijfsleven (Nederland), bij beslissing van

8 januari 2003

, ingekomen bij het Hof op

10 maart 2003

, in de procedure

KPN Telecom BV

tegen

Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit (OPTA),

in tegenwoordigheid van:

Denda Multimedia BV,

Denda Directory Services BV,

wijst

HET HOF VAN JUSTITIE (Eerste kamer),

samengesteld als volgt: P. Jann (rapporteur), kamerpresident, A. Rosas, K. Lenaerts, S. von Bahr en K. Schiemann, rechters,

advocaat-generaal: M. Poiares Maduro,

griffier: H. von Holstein, adjunct-griffier,

gezien de stukken en na de terechtzitting op

19 mei 2004,

gelet op de schriftelijke opmerkingen ingediend door:

- KPN Telecom BV, vertegenwoordigd door B. L. P. van Reeken en E. Pijnacker Hordijk, advocaten,

- de Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit (OPTA), vertegenwoordigd door A. B. van Rijn en B. J. Drijber, advocaten,

- Denda Multimedia BV, vertegenwoordigd door T. F. W. Overdijk, advocaat,

- de Italiaanse regering, vertegenwoordigd door I. M. Braguglia als gemachtigde, bijgestaan door P. Gentili, avvocato dello Stato,

- de Commissie van de Europese Gemeenschappen, vertegenwoordigd door M. Shotter en W. Wils als gemachtigden,

gehoord de conclusie van de advocaat-generaal ter terechtzitting van

14 juli 2004,

het navolgende

Arrest

1. Het verzoek om een prejudiciële beslissing betreft de uitlegging van artikel 6, lid 3, van richtlijn 98/10/EG van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 1998 inzake de toepassing van Open Network Provision (ONP) op spraaktelefonie en inzake de universele telecommunicatiedienst in een door concurrentie gekenmerkt klimaat (PB L 101, blz. 24; hierna: "richtlijn").

2. Dit verzoek is ingediend in het kader van een geding tussen KPN Telecom BV (hierna: "KPN") en de Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit (hierna: "OPTA") over de terbeschikkingstelling van bepaalde abonneegegevens van KPN aan particuliere ondernemingen, met het oog op de samenstelling van telefoongidsen door deze ondernemingen.

Toepasselijke bepalingen

3. Artikel 1, lid 1, van de richtlijn bepaalt:

"Deze richtlijn heeft betrekking op de harmonisatie van de voorwaarden voor een open en efficiënte toegang tot en gebruik van vaste openbare telefoonnetwerken en vaste openbare telefoondiensten in een door open en concurrerende markten gekenmerkte omgeving overeenkomstig de beginselen van Open Network Provision (ONP).

Het doel is ervoor te zorgen dat in de gehele Gemeenschap vaste openbare telefoondiensten van hoge kwaliteit beschikbaar zijn en het dienstenpakket te definiëren waartoe alle gebruikers, consumenten inbegrepen, in het kader van de universele dienst voor een aanvaardbare prijs toegang moeten hebben in het licht van specifieke nationale voorwaarden."

4. Artikel 2, lid 2, sub f, van de richtlijn omschrijft het begrip "universele dienst" als "een gedefinieerd minimumpakket van diensten van een gegeven kwaliteit dat beschikbaar is voor alle gebruikers onafhankelijk van hun geografische locatie en, in het licht van de specifieke nationale omstandigheden, tegen een betaalbare prijs".

5. Artikel 6 van de richtlijn luidt als volgt:

"1. De bepalingen van dit artikel zijn onderworpen aan de voorschriften van de relevante wetgeving inzake de bescherming van persoonsgegevens en de persoonlijke levenssfeer, zoals richtlijn 95/46/EG en richtlijn 97/66/EG.

2. De lidstaten zorgen ervoor dat:

a) de abonnees het recht hebben te worden vermeld in algemeen beschikbare telefoongidsen en de vermelde gegevens te controleren en zo nodig te corrigeren, of deze vermelding te laten schrappen;

b) telefoongidsen waarin alle abonnees worden vermeld die zich niet hiertegen hebben uitgesproken, met inbegrip van de nummers van hun vaste, mobiele en persoonlijke toestellen, in een door de nationale regelgevende instantie goedgekeurde vorm, gedrukt of elektronisch of beide, voor alle gebruikers beschikbaar zijn, en regelmatig worden bijgewerkt;

c) ten minste één telefoongidsinformatiedienst voor alle gebruikers, inclusief de gebruikers van openbare betaaltelefoons, beschikbaar is waarmee alle in de telefoongidsen opgenomen abonneenummers worden bestreken.

3. Om ervoor te zorgen dat de in lid 2, sub b en c, bedoelde diensten beschikbaar zijn, zorgen de lidstaten ervoor dat alle organisaties die telefoonnummers toewijzen aan abonnees alle redelijke verzoeken honoreren om de relevante informatie in een overeengekomen formaat beschikbaar te stellen op billijke, kostengeoriënteerde en niet-discriminerende voorwaarden.

4. De lidstaten zorgen ervoor dat organisaties die de in lid 2, sub b en c, bedoelde dienst verstrekken, bij de behandeling en presentatie van de aan hen verstrekte informatie het principe van niet-discriminatie volgen."

6. In Nederland zijn de gebieden waarvoor de richtlijn geldt, geregeld in de Wet op de telecommunicatievoorzieningen van 26 oktober 1988 ( Staatsblad 1988, 520; hierna: "WTV"), en in het Besluit ONP huurlijnen en telefonie van 10 november 1998 ( Staatsblad 1998, 639; hierna: "BOHT"), dat ter uitvoering van met name de artikelen 7.1 en 7.5 van deze wet is vastgesteld.

7. Artikel 43 BOHT luidt:

"Degene, die een nummer [.] in gebruik geeft, stelt op verzoek in een overeengekomen formaat, op billijke, kostengeoriënteerde en niet-discriminerende voorwaarden die nummers met bijbehorende informatie beschikbaar ten behoeve van de beschikbaarstelling van telefoongidsen en de abonnee-informatiedienst [.]"

Het hoofdgeding en de prejudiciële vragen

8. KPN is de aanbieder van de universele spraaktelefoniedienst in Nederland. Denda International vof, thans Denda Multimedia BV (hierna: "Denda"), gevestigd in Nederland, en Topware CD-Service AG (hierna: "Topware"), gevestigd in Duitsland, waren ten tijde van de aan de verwijzende rechter voorgelegde feiten ondernemingen die onder andere papieren telefoongidsen uitbrachten, alsmede elektronische telefoongidsen, aanvankelijk op CD-rom en bestemd om nadien op het internet te worden geplaatst.

9. Blijkens de verwijzingsbeschikking hebben Denda en Topware PTT Telecom BV, die tot 1998 de rechtsvoorgangster van KPN was, verzocht hun gegevens te verstrekken over haar abonnees van de spraaktelefoniedienst teneinde hun eigen telefoongidsen samen te stellen. Behalve in de strikte basisgegevens zoals naam, adres, woonplaats en telefoonnummer, alsmede eventueel de postcode van de abonnee en de precisering of het nummer uitsluitend als faxnummer wordt gebruikt, waren deze twee bedrijven in het bijzonder geïnteresseerd in de verstrekking van extra gegevens - uitgezonderd advertenties - uit het witte gedeelte van de door de rechtsvoorgangster van KPN uitgegeven telefoongids. Het ging bijvoorbeeld om de extra vermelding van een beroep, vermeldingen onder een andere naam of in een andere gemeente of van mobiele telefoonnummers van de abonnees.

10. De rechtsvoorgangster van KPN weigerde deze extra gegevens aan Denda en Topware ter verstrekken. Zij weigerde tevens hun de basisvermeldingsgegevens tegen een lagere prijs dan 0,85 NLG per gegeven te verstrekken, hetgeen volgens deze ondernemingen zeer overdreven was. Deze ondernemingen hebben dus bij de OPTA een klacht ingediend opdat deze zou vaststellen dat de rechtsvoorgangster van KPN bepalingen van de WTV en van het BOHT had geschonden.

11. Bij besluit van 29 september 1999 heeft de OPTA besloten, enerzijds dat KPN niet verplicht was de extra gegevens die Denda en Topware wensten te verkrijgen, aan hen te verstrekken, en anderzijds dat de door KPN voor de terbeschikkingstelling van de basisvermeldingsgegevens gevraagde prijs lager diende te zijn dan 0,005 NLG per gegeven.

12. Zowel KPN als Denda en Topware hebben bezwaar gemaakt tegen dit besluit van de OPTA. Bij twee besluiten van 4 december 2000 heeft de OPTA haar aanvankelijke standpunt gewijzigd en overwogen dat KPN tevens de extra gegevens moest verstrekken betreffende een of meerdere mobiele telefoonnummers, het beroep van de abonnee en de eventuele vermeldingen van de abonnee in andere gemeenten.

13. KPN en Denda hebben daarop tegen deze beslissingen beroep ingesteld bij de Arrondissementsrechtbank te Rotterdam, maar deze beroepen zijn ongegrond verklaard. Het College van Beroep voor het bedrijfsleven, waarbij hoger beroep is ingesteld, heeft twijfels over de uitlegging van de betrokken bepalingen van de WTV en het BOHT in het licht van de richtlijn.

14. Van oordeel dat de uitlegging van artikel 6, lid 3, van de richtlijn voor de beslechting van het geding noodzakelijk is, heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven de behandeling van de zaak geschorst en het Hof de volgende prejudiciële vragen voorgelegd:

"1) Dient ,relevante informatie' in artikel 6, lid 3, van richtlijn 98/10/EG [.] aldus te worden uitgelegd dat hieronder enkel wordt verstaan de door de betrokken organisaties uitgegeven nummers met naam, adres, woonplaats en postcode van degene aan wie het nummer is uitgegeven alsmede een eventuele vermelding of het nummer (uitsluitend) als faxlijn wordt gebruikt, of vallen onder ,relevante informatie' tevens andere gegevens waarover de organisaties beschikken, zoals extra vermelding van een beroep, van een andere naam, in een andere gemeente of van mobiele telefoonnummers?

2) Dient ,redelijke verzoeken honoreren [.] op billijke, kostengeoriënteerde en niet-discriminerende voorwaarden' in de onder 1 bedoelde bepaling aldus te worden uitgelegd dat:

a) nummers met naam, adres, woonplaats en postcode van degene aan wie het nummer is uitgegeven beschikbaar dienen te worden gesteld tegen een vergoeding van enkel de marginale kosten, gemoeid met het daadwerkelijk ter beschikking stellen ervan, en

b) andere dan de onder a vermelde gegevens beschikbaar dienen te worden gesteld tegen een vergoeding die strekt tot dekking van de kosten waarvan de verstrekker van deze gegevens aantoont dat hij deze heeft gemaakt om de gegevens te verkrijgen c.q. te verstrekken?"

De eerste vraag

15. Met zijn eerste vraag wenst de verwijzende rechter in wezen te vernemen welke gegevens worden bedoeld met de term "relevante informatie" in artikel 6, lid 3, van de richtlijn.

16. Vooraf dient te worden vastgesteld dat artikel 6, lid 3, van de richtlijn geen definitie geeft van het begrip "relevante informatie" over de abonnees, welke de organisaties die de telefoonnummers toewijzen, aan derden moeten verstrekken. Dit begrip moet dus in het licht van zijn context en van het doel van de richtlijn worden uitgelegd.

17. Zoals volgt uit artikel 1, lid 1, tweede alinea, van de richtlijn heeft zij tot doel ervoor te zorgen dat in de gehele Gemeenschap vaste openbare telefoondiensten van hoge kwaliteit beschikbaar zijn en het dienstenpakket te definiëren waartoe alle gebruikers, consumenten inbegrepen, in het kader van de universele dienst tegen een aanvaardbare prijs toegang moeten hebben, en, zoals blijkt uit de titel van de richtlijn, "in een door concurrentie gekenmerkt klimaat".

18. De richtlijn heeft dus tot doel een evenwicht te verzekeren tussen enerzijds de specifieke belangen van de aanbieder van de universele dienst, en anderzijds die van de ondernemingen in de betrokken concurrentiegerichte sector en van de gebruikers, consumenten inbegrepen.

19. Wat om te beginnen de universele dienst betreft, dient in herinnering te worden gebracht dat deze in artikel 2, lid 2, sub f, van de richtlijn is omschreven als een gedefinieerd minimumpakket van diensten van een gegeven kwaliteit dat beschikbaar is voor alle gebruikers onafhankelijk van hun geografische locatie en, in het licht van de specifieke nationale omstandigheden, tegen een betaalbare prijs.

20. Zoals de Commissie op goede gronden betoogt, blijkt uit de woorden "om ervoor te zorgen dat de in lid 2, sub b en c, bedoelde diensten beschikbaar zijn", aan het begin van artikel 6, lid 3, van de richtlijn, dat de verplichting van de lidstaten om ervoor te zorgen dat de organisaties die telefoonnummers aan abonnees toewijzen alle redelijke verzoeken honoreren om de relevante informatie beschikbaar te stellen, deel uitmaakt van het verzekeren van de universele dienst.

21. Derhalve moet worden onderzocht welke gegevens noodzakelijk zijn om de aanbieding van een dergelijke dienst te verzekeren.

22. Artikel 6, lid 2, sub b, van de richtlijn vermeldt in dit verband uitsluitend dat alle abonnees die zich niet hiertegen hebben uitgesproken, in de telefoongidsen moeten worden vermeld, met inbegrip van de nummers van hun vaste, mobiele en persoonlijke toestellen, teneinde voor alle gebruikers beschikbaar te zijn. Daaruit volgt, zoals KPN op goede gronden heeft beklemtoond, dat andere gegevens dan die welke in deze bepaling zijn vermeld, niet noodzakelijk zijn voor de samenstelling van een telefoongids in het kader van de universele dienst.

23. De vraag rijst echter of een dergelijke beperking van de gegevens in het kader van de verstrekking van informatie aan de concurrenten van de aanbieder van de universele dienst voldoet aan de vereisten van de liberalisering van de telecommunicatiemarkt, waar de richtlijn een onderdeel van is. De OPTA en Denda trekken dit sterk in twijfel en betogen dat alleen een ruime uitlegging van het begrip van de te verstrekken gegevens een billijk mededingingsniveau kan verzekeren.

24. Volgens KPN heeft de richtlijn echter niet tot doel om derden mee te laten profiteren van de inspanningen van de aanbieder van de universele dienst, zoals de dure inzameling van extra gegevens, aangezien dergelijke inspanningen geen deel uitmaken van deze dienst in strikte zin. Elke andere uitlegging van de richtlijn zou ertoe leiden dat de mededinging tussen de ondernemingen die telefoongidsen verstrekken, wordt vervalst omdat een van hen verplicht zou zijn haar concurrenten te helpen zonder dat op laatstgenoemden een plicht van wederkerigheid rust.

25. In dit verband staat vast dat de richtlijn op vele plaatsen haar doel vermeldt, te weten het bevorderen van het openstellen van een door concurrentie gekenmerkte markt op het gebied van de telecommunicatie. Wat meer in het bijzonder de telefoongidsen betreft, vermeldt punt 7 van de considerans van de richtlijn dat "de levering van gidsdiensten een aan concurrentie onderworpen activiteit is". Voorzover voorts artikel 6, lid 3, van de richtlijn in de terbeschikkingstelling van bepaalde abonneegegevens aan concurrerende ondernemingen voorziet, bevestigt het dit doel.

26. In de betrokken lidstaat toont het bestaan van andere ondernemingen die telefoongidsen samenstellen dan de aanbieder van de universele dienst, zoals Denda en Topware, immers aan dat zich inderdaad een door concurrentie gekenmerkte markt heeft ontwikkeld.

27. Het is echter niet uitgesloten dat de weigering om de in het hoofdgeding aan de orde zijnde gegevens te verstrekken van invloed is op de voorwaarden waaronder een dergelijke door concurrentie gekenmerkte markt van ondernemingen die telefoongidsen aanbieden, zich kan ontwikkelen. Wat deze voorwaarden betreft bepaalt artikel 6, lid 3, van de richtlijn dat zij "billijk, kostengeoriënteerd en niet-discriminerend" moeten zijn. Indien de aanbieder van de universele dienst de vereisten van deze bepaling eerbiedigt, is hij dus niet verplicht daar bovenop ook alle extra gegevens te verstrekken die zijn concurrenten wensen te verkrijgen.

28. Daaruit volgt dat de weigering om andere dan de in artikel 6, lid 2, sub b, van de richtlijn vermelde gegevens aan derden te verstrekken verenigbaar is met de liberalisering van de telecommunicatiemarkt, een van de doelstellingen van de richtlijn.

29. Wat ten slotte de specifieke belangen van de gebruikers, consumenten inbegrepen, betreft, dit zijn nu juist degenen die ingevolge artikel 1, lid 1, tweede alinea, geacht worden profijt te hebben bij de mededingingsvoorwaarden van de betrokken markt. Punt 7 van de considerans van de richtlijn stelt immers dat gebruikers en consumenten "behoefte hebben aan gidsen en gidsinformatiediensten die alle geregistreerde telefoonabonnees en hun nummers (inclusief het nummer van de vaste, mobiele en persoonlijke aansluiting) bestrijken", wat overeenkomt met het bepaalde in artikel 6, lid 2, sub b, van de richtlijn.

30. Met een dergelijke informatiebehoefte van de gebruikers komt ook het recht, zoals dit voortvloeit uit artikel 6, lid 2, sub a, van de richtlijn, overeen niet alleen om in de telefoongids te worden vermeld, maar ook om de gehele of gedeeltelijke verwijdering van bepaalde daarin vermelde gegevens te verlangen. Evenzo verwijst artikel 6, lid 1, van de richtlijn, zoals de Commissie op goede gronden heeft beklemtoond, uitdrukkelijk naar bepaalde communautaire voorschriften betreffende de bescherming van persoonsgegevens en de persoonlijke levenssfeer.

31. Bovendien, zoals het Hof heeft geoordeeld, zij het in een andere context die echter wel verband houdt met de toepassing van artikel 6, lid 2, van de richtlijn, vloeit uit deze bepaling het beginsel voort dat iedere telefoonexploitant de lijst beheert van zijn eigen abonnees die niet op de universele lijst wensen voor te komen, en de naam van deze abonnees niet aan de uitgever van de telefoongids meedeelt (arrest van 6 december 2001, Commissie/Frankrijk, C-146/00, Jurispr. blz. I-9767, punt 68).

32. Vaststaat dus dat de bescherming van persoonsgegevens en de persoonlijke levenssfeer een beslissende factor is bij de vaststelling van de gegevens die een telefoonexploitant verplicht is ter beschikking van een derde concurrent te stellen. Een ruime benadering, die vereist dat alle gegevens waarover een telefoonexploitant beschikt zonder onderscheid ter beschikking moeten worden gesteld, met uitzondering echter van de gegevens van de abonnees die op geen enkele wijze op een gepubliceerde lijst willen voorkomen, is immers niet verenigbaar met de bescherming van deze gegevens en van de persoonlijke levenssfeer van de betrokkenen.

33. Bijgevolg pleit ook de inaanmerkingneming van de specifieke belangen van de gebruikers van de betrokken diensten, consumenten inbegrepen, niet voor een ruime uitlegging van het begrip "relevante informatie".

34. Uit al deze overwegingen betreffende de verschillende betrokken belangen volgt dat de term "relevante informatie" in artikel 6, lid 3, van de richtlijn strikt moet worden uitgelegd. De organisaties die telefoonnummers toewijzen moeten dus aan derden uitsluitend de abonneegegevens verstrekken van hen die zich er niet uitdrukkelijk tegen hebben uitgesproken dat zij op een gepubliceerde lijst worden opgenomen, en die volstaan om de gebruikers van een telefoongids in staat te stellen de abonnees die zij zoeken te identificeren. Tot deze gegevens behoren in beginsel naam en adres, postcode inbegrepen, van de abonnees, alsmede het (de) telefoonnummer(s) die hun door de betrokken organisatie zijn toegewezen.

35. Zoals de Commissie heeft betoogd en de advocaat-generaal in punt 28 van zijn conclusie heeft opgemerkt, kunnen er op nationaal niveau echter verschillen bestaan in de vraag van de gebruikers van spraaktelefoniediensten. Aangezien de richtlijn met de woordkeuze "relevante informatie" niet bedoelt alle criteria die noodzakelijk kunnen lijken om de abonnees te identificeren, volledig te harmoniseren, blijven de lidstaten bevoegd om vast te stellen of bepaalde extra gegevens in een specifieke nationale context ter beschikking van derden moeten worden gesteld.

36. Op de eerste vraag dient derhalve te worden geantwoord, dat artikel 6, lid 3, van de richtlijn aldus moet worden uitgelegd dat de term "relevante informatie" uitsluitend betrekking heeft op de abonneegegevens van hen die zich er niet uitdrukkelijk tegen hebben uitgesproken dat zij op een gepubliceerde lijst worden opgenomen, en die volstaan om de gebruikers van een telefoongids in staat te stellen de abonnees die zij zoeken te identificeren. Tot deze gegevens behoren in beginsel naam en adres, postcode inbegrepen, van de abonnees, alsmede het (de) telefoonnummer(s) die hun door de betrokken organisatie zijn toegewezen. Het staat de lidstaten echter vrij te bepalen dat andere gegevens ter beschikking van de gebruikers zullen worden gesteld wanneer zij met het oog op de specifieke nationale omstandigheden noodzakelijk lijken voor de identificatie van de abonnees.

De tweede vraag

37. Met zijn tweede vraag wenst de verwijzende rechter in wezen te vernemen welke kosten in verband met het verzamelen, bijwerken en verstrekken van de relevante abonneegegevens kunnen worden doorberekend in de prijs van de terbeschikkingstelling van de gegevens in het kader van artikel 6, lid 3, van de richtlijn.

38. In dit verband kan worden volstaan met vast te stellen, zoals de OPTA en Denda op goede gronden betogen, dat het verkrijgen van de basisvermeldingsgegevens over de abonnees, te weten hun naam, adres en telefoonnummer, onverbrekelijk is verbonden met de telefoniedienst en geen bijzondere inspanning van de aanbieder van de universele dienst vergt.

39. Zoals de advocaat-generaal in punt 49 van zijn conclusie heeft opgemerkt, moeten de kosten van het verkrijgen of het toewijzen van deze gegevens, anders dan de kosten die in verband met de terbeschikkingstelling daarvan aan derden zijn gemaakt, hoe dan ook door de aanbieder van een spraaktelefoniedienst worden gedragen en zijn zij reeds inbegrepen in de kosten en inkomsten van een dergelijke dienst. In die omstandigheden zou het afwentelen van de kosten van het verkrijgen of het toewijzen van de gegevens op degenen die om toegang daartoe verzoeken, tot een niet-gerechtvaardigde overcompensatie van de betrokken kosten leiden.

40. Daaruit volgt dat bij de terbeschikkingstelling van deze gegevens aan concurrerende ondernemingen op de markt van het verstrekken van telefoongidsen, alleen de extra kosten in verband met deze terbeschikkingstelling door de aanbieders van de universele dienst in rekening kunnen worden gebracht, en niet de kosten in verband met het verkrijgen van deze gegevens.

41. Dit geldt evenwel niet indien het om extra gegevens gaat, waarvoor de aanbieder van de universele dienst zelf extra kosten heeft moeten dragen om deze te verkrijgen. In dat geval, wanneer die aanbieder besluit dergelijke gegevens ter beschikking te stellen van derden zonder daartoe krachtens de richtlijn verplicht te zijn, verzet geen enkele bepaling daarvan zich ertegen dat dergelijke bijkomende kosten aan de derden in rekening worden gebracht, voorzover is verzekerd dat deze derden zonder discriminatie worden behandeld.

42. Op de tweede vraag dient derhalve te worden geantwoord, dat artikel 6, lid 3, van de richtlijn, voorzover het bepaalt dat de relevante informatie ter beschikking van derden moet worden gesteld op billijke, kostengeoriënteerde en niet-discriminerende voorwaarden, aldus moet worden uitgelegd dat:

- wat de gegevens betreft zoals naam en adres van de personen, alsmede het telefoonnummer dat hun is toegewezen, alleen de kosten in verband met de daadwerkelijke terbeschikkingstelling van deze gegevens aan derden door de aanbieder van de universele dienst in rekening mogen worden gebracht;

- een dergelijke aanbieder wat de extra gegevens betreft die hij niet verplicht is ter beschikking van derden te stellen, behalve de kosten van deze terbeschikkingstelling ook zijn extra kosten voor het verkrijgen van deze gegevens in rekening mag brengen, voorzover is verzekerd dat de derden zonder discriminatie worden behandeld.

Kosten

43. Ten aanzien van de partijen in het hoofdgeding is de procedure als een aldaar gerezen incident te beschouwen, zodat de nationale rechterlijke instantie over de kosten heeft te beslissen. De door anderen wegens indiening van hun opmerkingen bij het Hof gemaakte kosten komen niet voor vergoeding in aanmerking.

Het Hof van Justitie (Eerste kamer) verklaart voor recht:

1) Artikel 6, lid 3, van richtlijn 98/10/EG van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 1998 inzake de toepassing van Open Network Provision (ONP) op spraaktelefonie en inzake de universele telecommunicatiedienst in een door concurrentie gekenmerkt klimaat, moet aldus worden uitgelegd dat de term "relevante informatie" uitsluitend betrekking heeft op de abonneegegevens van hen die zich er niet uitdrukkelijk tegen hebben uitgesproken dat zij op een gepubliceerde lijst worden opgenomen, en die volstaan om de gebruikers van een telefoongids in staat te stellen de abonnees die zij zoeken te identificeren. Tot deze gegevens behoren in beginsel naam en adres, postcode inbegrepen, van de abonnees, alsmede het (de) telefoonnummer(s) die hun door de betrokken organisatie zijn toegewezen. Het staat de lidstaten echter vrij te bepalen dat andere gegevens ter beschikking van de gebruikers zullen worden gesteld wanneer zij met het oog op de specifieke nationale omstandigheden noodzakelijk lijken voor de identificatie van de abonnees.

2) Voorzover artikel 6, lid 3, van richtlijn 98/10 bepaalt dat de relevante informatie ter beschikking van derden moet worden gesteld op billijke, kostengeoriënteerde en niet-discriminerende voorwaarden, moet het aldus worden uitgelegd dat:

- wat de gegevens betreft zoals naam en adres van de personen, alsmede het telefoonnummer dat hun is toegewezen, alleen de kosten in verband met de daadwerkelijke terbeschikkingstelling van deze gegevens aan derden door de aanbieder van de universele dienst in rekening mogen worden gebracht;

- een dergelijke aanbieder wat de extra gegevens betreft die hij niet verplicht is ter beschikking van derden te stellen, behalve de kosten van deze terbeschikkingstelling ook zijn extra kosten voor het verkrijgen van deze gegevens in rekening mag brengen, voorzover is verzekerd dat de derden zonder discriminatie worden behandeld.