Arrest van het Hof (Eerste kamer) van 26 mei 2005.
Arrest van het Hof (Eerste kamer) van 26 mei 2005.
Landbouw - Gemeenschappelijke ordening van markten - Restituties bij uitvoer - Voorwaarden voor toekenning - Producten van gezonde handelskwaliteit - Begrip - Vlees dat niet in normale omstandigheden in handel kan worden gebracht - Daarvan uitgesloten
(Verordening nr. 3665/87 van de Commissie, art. 13)
Artikel 13 van verordening nr. 3665/87 houdende gemeenschappelijke uitvoeringsbepalingen van het stelsel van restituties bij uitvoer voor landbouwproducten, moet aldus worden uitgelegd dat vlees dat aan de gezondheidscriteria voldoet, doch op grond van de communautaire regeling in de Europese Gemeenschap slechts op de plaatselijke markt voor menselijke consumptie in de handel mag worden gebracht omdat het afkomstig is van dieren die bij een speciale noodslachting zijn gedood, niet kan worden aangemerkt als zijnde van "gezonde handelskwaliteit", hetgeen een voorwaarde voor toekenning van uitvoerrestituties is. Aangezien dergelijk vlees niet in normale omstandigheden in de handel kan worden gebracht hoewel het aan de gezondheidscriteria voldoet en wordt verhandeld, voldoet het niet aan deze voorwaarde voor toekenning van de restitutie.
(cf. punten 22, 30, 32 en dictum)
In zaak C-409/03,
betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 234 EG, ingediend door het Bundesfinanzhof (Duitsland) bij beslissing van 15 juli 2003, ingekomen bij het Hof op 1 oktober 2003, in de procedure
Société d'exportation de produits agricoles SA (SEPA)
tegen
Hauptzollamt Hamburg-Jonas ,
wijst
HET HOF VAN JUSTITIE (Eerste kamer),
samengesteld als volgt: P. Jann, kamerpresident, K. Lenaerts, N. Colneric, K. Schiemann en E. Juhász (rapporteur), rechters,
advocaat-generaal: P. Léger,
griffier: M.-F. Contet, hoofdadministrateur,
gezien de stukken en na de terechtzitting op 18 november 2004,
gelet op de opmerkingen van:
- SEPA, vertegenwoordigd door D. Ehle, Rechtsanwalt,
- het Hauptzollamt Hamburg-Jonas, vertegenwoordigd door M. Blaesing als gemachtigde,
- de Griekse regering, vertegenwoordigd door G. Kanellopoulos en V. Kontolaimos alsmede door E. Svolopoulou als gemachtigden,
- de Commissie van de Europese Gemeenschappen, vertegenwoordigd door E. Paasivirta en G. Braun als gemachtigden,
gehoord de conclusie van de advocaat-generaal ter terechtzitting van 3 februari 2005,
het navolgende
Arrest
1. Het verzoek om een prejudiciële beslissing betreft de uitlegging van artikel 13 van verordening (EEG) nr. 3665/87 van de Commissie van 27 november 1987 houdende gemeenschappelijke uitvoeringsbepalingen van het stelsel van restituties bij uitvoer voor landbouwproducten (PB L 351, blz. 1).
2. Deze prejudiciële vragen zijn gerezen in het kader van een geding tussen Société d'exportation de produits agricoles SA (hierna: "SEPA") en het Hauptzollamt Hamburg-Jonas (hoofddouanekantoor; hierna: "Hauptzollamt") betreffende een weigering van toekenning van uitvoerrestituties voor rundvlees dat afkomstig is van dieren die bij een speciale noodslachting zijn gedood, en dat door de SEPA naar derde landen is geëxporteerd.
Het rechtskader
De communautaire regeling
3. In de negende overweging van de considerans van verordening nr. 3665/87 staat te lezen:
"Overwegende dat de kwaliteit van de producten zodanig dient te zijn dat zij onder normale omstandigheden in de handel kunnen worden gebracht".
4. Artikel 13 van diezelfde verordening luidt als volgt:
"Restituties worden niet verleend indien de producten niet van gezonde handelskwaliteit zijn en als de geschiktheid voor menselijke consumptie, voorzover zij daarvoor zijn bestemd, wegens de eigenschappen ervan of de toestand waarin zij zich bevinden, geheel of in aanzienlijke mate is verloren gegaan."
5. Verordening nr. 3665/87 is met ingang van 1 juli 1999 vervangen door verordening (EG) nr. 800/1999 van de Commissie van 15 april 1999 houdende gemeenschappelijke uitvoeringsbepalingen van het stelsel van restituties bij uitvoer voor landbouwproducten (PB L 102, blz. 11). Artikel 11, lid 1, ervan bepaalt:
"Restituties worden slechts verleend voor producten die [...] in het vrije verkeer zijn gebracht in de Gemeenschap [...]".
6. Artikel 21, lid 1, eerste, tweede en derde alinea, van diezelfde verordening luidt als volgt:
"1. Restituties worden niet verleend indien de producten op de dag waarop de aangifte ten uitvoer wordt aanvaard, niet van gezonde handelskwaliteit zijn.
De producten voldoen aan de in de eerste alinea vervatte eis wanneer zij in normale omstandigheden en onder de op de restitutieaanvraag vermelde omschrijving op het grondgebied van de Gemeenschap in de handel kunnen worden gebracht en ingeval deze producten bestemd zijn voor menselijke consumptie, de kenmerken en de toestand ervan niet van dien aard zijn dat de producten helemaal niet of slechts in aanzienlijk mindere mate voor dit doel kunnen worden gebruikt.
Of producten al dan niet aan de eisen van de eerste alinea voldoen, moet worden onderzocht aan de hand van de in de Gemeenschap geldende normen of gebruiken."
7. Artikel 2, sub n, van richtlijn 64/433/EEG van de Raad van 26 juni 1964 inzake gezondheidsvraagstukken op het gebied van het intracommunautaire handelsverkeer in vers vlees (PB 1964, 121, blz. 2012), zoals gewijzigd en gecodificeerd bij richtlijn 91/497/EEG van de Raad van 29 juli 1991 (PB L 268, blz. 69; hierna: "richtlijn 64/433), bevat de volgende definitie:
"[S]peciale noodslachting: het doden, op last van een dierenarts, wegens een ongeval of ernstige lichamelijke en functionele stoornissen. De speciale noodslachting wordt buiten een slachthuis uitgevoerd indien de dierenarts meent dat vervoer onmogelijk is of onnodig lijden van het dier zou meebrengen."
8. Artikel 6, lid 1, van deze richtlijn bepaalt:
"De lidstaten zien erop toe dat
[...]
e) vlees van dieren die bij een speciale noodslachting zijn gedood alleen ten behoeve van de plaatselijke markt voor menselijke consumptie geschikt wordt verklaard en slechts indien aan de onderstaande voorwaarden is voldaan [...]".
De nationale wettelijke regeling
9. § 13 van het Fleischhygienegesetz van 19 januari 1996 (Duitse vleeshygiënewet; BGBl. 1996 I, blz. 59) bepaalt:
"§ 13 - Slachting bij ziekte
(1) Dieren die
1. om een bijzondere reden moeten worden geslacht of die
2. ziekteverwekkers verspreiden,
mogen alleen in speciale slachthuizen (geïsoleerde slachthuizen) worden geslacht. Na elke slachting in een geïsoleerd slachthuis moeten de lokalen en de gebruikte apparatuur worden gereinigd en ontsmet.
(2) Vlees dat afkomstig is van aldus geslachte zieke dieren, mag alleen via door de bevoegde autoriteiten speciaal erkende en gecontroleerde verkooppunten in de in lid 1 genoemde slachthuizen als levensmiddel in de handel worden gebracht, op voorwaarde dat daarop een speciaal etiket is aangebracht.
[...]
(4) Het federale ministerie is gemachtigd, bij wege van door de Bundesrat goedgekeurde verordeningen ter bescherming van de consumenten of ter implementatie van rechtshandelingen van de instellingen van de Europese Gemeenschappen bepalingen vast te stellen ter zake van:
1. minimumeisen inzake hygiëne in geïsoleerde slachthuizen ter voorkoming dat ziekteverwekkers zich verspreiden,
2. etikettering van het vlees,
3. minimumeisen inzake hygiëne in de verkooppunten, de erkenning van en het toezicht op de verkooppunten alsmede de voorwaarden en de procedure voor erkenning of schorsing van de erkenning,
4. minimumeisen inzake hygiëne bij het opslaan, het vervoer en de verkoop, via de erkende verkooppunten, van vlees dat afkomstig is van in bovengenoemde omstandigheden geslachte zieke dieren,
5. minimumeisen inzake hygiëne bij de uitvoering van noodslachtingen alsmede bij de verkoop van vlees dat afkomstig is van dieren die bij een noodslachting zijn gedood."
10. § 10 van de Fleischhygieneverordnung (Duitse verordening inzake vleeshygiëne; BGBl. 1997 I, blz. 1138) houdende bepalingen ter uitvoering van bovengenoemde wet, bepaalt dat vlees dat afkomstig is uit geïsoleerde slachthuizen "uitsluitend via [...] erkende verkooppunten en alleen aan eindconsumenten [...] mag worden verkocht".
De feiten van het hoofdgeding en de prejudiciële vragen
11. De Franse onderneming SEPA heeft vlees dat afkomstig was uit Duitse geïsoleerde slachthuizen waar zieke dieren worden geslacht, alsmede dieren die om een bijzondere reden moeten worden geslacht (bijvoorbeeld na een ongeval), uitgevoerd naar derde landen. Tot in oktober 1997 werden haar voor deze export restituties toegekend.
12. In november 1997 heeft SEPA een aangifte ten uitvoer ingediend voor een partij bevroren rundvlees dat afkomstig was van in deze slachthuizen gedode dieren, en zij heeft het Hauptzollamt daarvoor om restituties verzocht. De restituties werden geweigerd op grond dat het vlees niet van "handelskwaliteit" was in de zin van artikel 13 van verordening nr. 3665/87, omdat de distributie van vlees dat in dergelijke omstandigheden is geslacht, volgens de nationale wettelijke regeling strikt is beperkt.
13. Het beroep dat SEPA bij het Finanzgericht Hamburg tegen de weigeringsbeslissing had ingesteld, werd verworpen op grond dat niet was voldaan aan de voorwaarden voor toekenning van een uitvoerrestitutie. Deze rechterlijke instantie was van oordeel dat het vlees niet van "handelskwaliteit" was, aangezien de handel in vlees dat uit geïsoleerde slachthuizen afkomstig is, naar Duits recht aan speciale beperkingen is onderworpen.
14. Op grond dat de geïsoleerde slachthuizen veterinaire certificaten konden overleggen waaruit bleek dat het vlees geschikt was voor menselijke consumptie en aan de eisen van de Duitse regeling inzake vleeshygiëne voldeed, en dat voor de douaneformaliteiten ook andere diergezondheidscertificaten waren opgesteld, heeft SEPA bij het Bundesfinanzhof "Revision" ingesteld tegen de beslissing van het Finanzgericht Hamburg.
15. Van oordeel dat de beslechting van het geding een uitlegging van het gemeenschapsrecht vergde, heeft het Bundesfinanzhof de behandeling van de zaak geschorst en het Hof de volgende prejudiciële vragen gesteld:
"1) Impliceert het begrip ,handelskwaliteit' in artikel 13 van verordening nr. 3665/87 [...] dat de productie en de distributie van de betrokken goederen alleen aan algemeen geldende rechtsvoorschriften zijn onderworpen die van toepassing zijn op alle goederen van die soort, en sluit het dus uit dat uitvoerrestituties worden toegekend voor goederen waarvoor speciale beperkingen gelden inzake de verkrijging, de verwerking of de distributie ervan, zoals een verplichte controle van de geschiktheid voor menselijke consumptie of een beperking tot een bepaald distributienet?
2) Impliceert het begrip ,handelskwaliteit' in artikel 13 van verordening nr. 3665/87 [...] dat de uitgevoerde goederen van gemiddelde kwaliteit zijn en sluit het aldus uit dat uitvoerrestituties worden toegekend voor goederen van mindere kwaliteit die nochtans doorgaans in de handel worden gebracht onder de op de restitutieaanvraag vermelde omschrijving? Is dat ook het geval wanneer de mindere kwaliteit van de goederen geen invloed heeft gehad op het sluiten van de handelstransactie?"
Beantwoording van de prejudiciële vragen
De eerste vraag
Bij het Hof ingediende opmerkingen
16. SEPA merkt op dat de enige voorwaarde voor de toekenning van een uitvoerrestitutie de afgifte van een gezondheidscertificaat voor de goederen is. Volgens haar moet het begrip "handelskwaliteit" worden beoordeeld naar gelang van de objectieve eigenschappen van het betrokken goed zelf, die inherent zijn aan het goed en bestaan los van de vraag of de distributie "onbeperkt" is dan wel via "bepaalde distributiekanalen" moet verlopen. Bijgevolg doet de omstandigheid dat de distributie wordt beperkt tot een bepaald net, niet af aan de verhandelbaarheid van een goed. Zij benadrukt dat de mogelijkheid om het goed op de plaatselijke markt te verkopen voldoende is om aan te nemen dat dat goed van "handelskwaliteit" is in de zin van artikel 13 van verordening nr. 3665/87. Voorts preciseert SEPA dat de beginselen van gelijke behandeling en rechtszekerheid, die van bijzonder belang zijn in het communautaire stelsel van restituties, verlangen dat een regeling waarbij lasten worden opgelegd, duidelijk en nauwkeurig omschreven is, zodat de rechthebbende op een restitutie ondubbelzinnig zijn rechten en verplichtingen kan kennen en dienovereenkomstig voorzieningen kan treffen.
17. Het Hauptzollamt, dat geen schriftelijke opmerkingen heeft ingediend, heeft ter terechtzitting verklaard dat, ook al is vlees dat afkomstig is van dieren die bij een noodslachting zijn gedood, op zich niet van mindere kwaliteit, en wordt het na een veterinaire keuring geschikt voor consumptie bevonden, dat vlees volgens de wettelijke regeling alleen op de plaatselijke markt en in een aantal specifieke verkooppunten mag worden verkocht. Ingevolge de relevante communautaire en Duitse regeling zijn de mogelijkheden om dergelijk vlees in de handel te brengen zeer beperkt en is dergelijk vlees dus noch van handelskwaliteit noch verhandelbaar in de zin van artikel 13 van verordening nr. 3665/87. Met betrekking tot de relevante markt, de afzetmogelijkheden, de mededinging en het stelsel dat op vlees van toepassing is, bestaan er zoveel verschillen tussen dergelijk vlees en vlees dat onbeperkt en overal in de handel mag worden gebracht, dat het enige raakvlak is dat het om vlees gaat. Verder beoogt bovengenoemd artikel 13 volgens het Hauptzollamt niet alleen de gezondheid te beschermen, maar ook de uitvoerrestituties te beperken tot die producten die ze als het ware verdienen.
18. De Helleense Republiek is van mening dat de "normale omstandigheden" waarin landbouwproducten in de handel worden gebracht, het kader kunnen vormen van situaties die worden geregeld door zowel algemeen geldende voorschriften betreffende de productie en de distributie van deze producten, die voor alle producten van eenzelfde categorie gelden, als bijzondere beperkingen, die met name op de productie, de verwerking en de distributie van bepaalde producten zien. De algemeen geldende voorschriften en de bijzondere beperkingen vormen samen de criteria voor de beoordeling of landbouwproducten van de vereiste "handelskwaliteit" zijn, zodat het probleem van de differentiatie ten opzichte van de "normale omstandigheden" waarin de producten in de handel kunnen worden gebracht, niet aan de orde is.
19. Volgens de Commissie van de Europese Gemeenschappen betekent het begrip "gezonde handelskwaliteit" dat het product in normale omstandigheden in de handel kan worden gebracht. Vlees als aan de orde in het hoofdgeding, te weten vlees dat uit geïsoleerde slachthuizen afkomstig is, voldoet niet aan dat criterium, omdat de handel erin is beperkt. De Commissie betoogt dus dat een dergelijk product, hoewel het ontegenzeggelijk gezond is, niet van de vereiste "gezonde handelskwaliteit" is omdat het niet in normale omstandigheden in de handel kan worden gebracht.
Beoordeling door het Hof
20. Met deze vraag wenst de verwijzende rechter te vernemen of, in de feitelijke context van het hoofdgeding, artikel 13 van verordening nr. 3665/87 aldus moet worden uitgelegd dat vlees dat aan de gezondheidscriteria voldoet, doch op grond van de communautaire regeling in de Europese Gemeenschap slechts op de plaatselijke markt voor menselijke consumptie in de handel mag worden gebracht omdat het afkomstig is van dieren die bij een speciale noodslachting zijn gedood, kan worden aangemerkt als zijnde van "gezonde handelskwaliteit", hetgeen een voorwaarde voor de toekenning van uitvoerrestituties is.
21. Artikel 13 van verordening nr. 3665/87 bepaalt dat restituties niet worden verleend indien de producten niet van "gezonde handelskwaliteit" zijn en als de geschiktheid voor menselijke consumptie, voorzover zij daarvoor zijn bestemd, wegens de eigenschappen of de toestand ervan, geheel of in aanzienlijke mate is verloren gegaan.
22. Dienaangaande heeft het Hof met betrekking tot verordening nr. 1041/67/EEG van de Commissie van 21 december 1967 houdende uitvoeringsbepalingen inzake de verlening van restituties bij de uitvoer van producten waarvoor een stelsel van gemeenschappelijke prijzen geldt (PB 1967, 314, blz. 9) geoordeeld dat het vereiste van "gezonde handelskwaliteit" een algemene en objectieve voorwaarde is voor de toekenning van een restitutie, waaraan moet worden voldaan ongeacht de eisen qua soort en kwaliteit die worden gesteld in de verordeningen waarin de restitutiebedragen voor elk afzonderlijk product worden vastgesteld. Een product dat op het grondgebied van de Gemeenschap niet in normale omstandigheden en volgens de omschrijving op de restitutieaanvraag in de handel kan worden gebracht, voldoet niet aan deze kwaliteitseisen (zie arrest van 9 oktober 1973, Muras, 12/73, Jurispr. blz. 963, punt 12).
23. Deze uitlegging is overgenomen in de negende overweging van de considerans van verordening nr. 3665/87, waarin wordt verklaard dat de kwaliteit van de producten zodanig dient te zijn dat ze in normale omstandigheden in de handel kunnen worden gebracht (zie arrest van 19 november 1998, Frankrijk/Commissie, C-235/97, Jurispr. blz. I-7555, punt 77).
24. Bovendien heeft het Hof geoordeeld dat, hoewel de lidstaten bij gebreke van een communautaire definitie van het begrip "gezonde handelskwaliteit" nadere relevante bepalingen kunnen vaststellen, dergelijke nationale bepalingen niet in strijd mogen zijn met de algemene opzet van de toepasselijke gemeenschapsregeling, die vereist dat de producten van zodanige kwaliteit zijn dat ze in normale omstandigheden in de handel kunnen worden gebracht (zie met name arrest van 8 juni 1994, Ellinika Dimitriaka, C-371/92, Jurispr. blz. I-2391, punt 23, en arrest Frankrijk/Commissie, reeds aangehaald, punten 76 en 77).
25. De lidstaten zijn derhalve bevoegd om nationale bepalingen ter specificatie van het gemeenschapsrechtelijke begrip "gezonde handelskwaliteit" vast te stellen, maar hun normatieve bevoegdheid wordt begrensd door de communautaire regeling, inzonderheid door de criteria vastgelegd in artikel 13 van verordening nr. 3665/87 zoals uitgelegd tegen de achtergrond van de negende overweging van de considerans van diezelfde verordening.
26. Dat de hoedanigheid dat een product "in normale omstandigheden in de handel kan worden gebracht", inherent is aan het begrip "gezonde handelskwaliteit", blijkt bovendien duidelijk uit de regeling inzake de uitvoerrestituties voor landbouwproducten, aangezien alle relevante verordeningen die sinds verordening nr. 1041/67 zijn vastgesteld, vereisen dat een product zowel van "gezonde handelskwaliteit" is als "in normale omstandigheden" in de handel kan worden gebracht, opdat uitvoerrestituties kunnen worden toegekend.
27. Aangaande verordening nr. 800/1999 zij opgemerkt dat artikel 21, lid 1, eerste en tweede alinea, ervan bepaalt dat restituties niet worden verleend indien de producten op de dag waarop de aangifte ten uitvoer wordt aanvaard, niet van "gezonde handelskwaliteit" zijn, en dat de producten aan deze eis voldoen "wanneer zij in normale omstandigheden [...] op het grondgebied van de Gemeenschap in de handel kunnen worden gebracht". Vaststaat dat deze bepaling, die na de feiten in het hoofdgeding in werking is getreden, door bovengenoemde begrippen over te nemen een reeds bestaande rechtstoestand niet heeft gewijzigd, doch juist heeft bevestigd.
28. Wat het begrip "in normale omstandigheden in de handel brengen" betreft, kan niet worden ingestemd met de stelling dat de bijzondere beperkingen op de productie, de verwerking en de distributie van de producten het kader van gereglementeerde situaties vormen en dus mede bepalen wat "normale omstandigheden" zijn, want anders verliest dit laatste begrip elke betekenis. Wanneer deze redenering zou worden gevolgd, betekent dit dat zou worden aanvaard dat alle producten die wettelijk kunnen worden verhandeld, moeten worden aangemerkt als producten die "in normale omstandigheden in de handel kunnen worden gebracht".
29. In dit verband dient te worden verwezen naar artikel 6, lid 1, sub e, van richtlijn 64/433, dat bepaalt dat de lidstaten erop toezien dat vlees van dieren die bij een speciale noodslachting zijn gedood, alleen ten behoeve van de plaatselijke markt voor menselijke consumptie geschikt wordt verklaard en alleen indien aan verscheidene bijkomende voorwaarden is voldaan.
30. Vlees als aan de orde in het hoofdgeding, te weten vlees waarvan de productie, de verwerking en de distributie in aanzienlijke mate zijn beperkt, hoewel het aan de gezondheidscriteria voldoet en wordt verhandeld, kan evenwel niet worden aangemerkt als vlees dat "in normale omstandigheden in de handel kan worden gebracht".
31. Bovendien zou het in elk geval onlogisch zijn, de uitvoer van deze producten naar derde landen te ondersteunen, terwijl deze producten binnen de Gemeenschap alleen op de plaatselijke markt in de handel mogen worden gebracht.
32. Gelet op een en ander dient op de eerste vraag te worden geantwoord dat artikel 13 van verordening nr. 3665/87 aldus moet worden uitgelegd dat vlees dat aan de gezondheidscriteria voldoet, doch op grond van de communautaire regeling in de Europese Gemeenschap slechts op de plaatselijke markt voor menselijke consumptie in de handel mag worden gebracht omdat het afkomstig is van dieren die bij een speciale noodslachting zijn gedood, niet kan worden aangemerkt als zijnde van "gezonde handelskwaliteit", hetgeen een voorwaarde voor toekenning van uitvoerrestituties is.
De tweede vraag
33. Met zijn tweede vraag wenst de verwijzende rechter in wezen te vernemen of artikel 13 van verordening nr. 3665/87 aldus moet worden uitgelegd dat uitgevoerde goederen die doorgaans in de handel worden gebracht, kunnen worden aangemerkt als zijnde van "gezonde handelskwaliteit", hetgeen een voorwaarde voor toekenning van uitvoerrestituties is, wanneer de kwaliteit ervan minder is dan de gemiddelde kwaliteit van dit soort van goederen.
34. Gezien het antwoord op de eerste vraag behoeft de tweede vraag niet te worden beantwoord.
Kosten
35. Ten aanzien van de partijen in het hoofdgeding is de procedure als een aldaar gerezen incident te beschouwen, zodat de nationale rechterlijke instantie over de kosten heeft te beslissen. De door anderen wegens indiening van hun opmerkingen bij het Hof gemaakte kosten komen niet voor vergoeding in aanmerking.
Het Hof van Justitie (Eerste kamer) verklaart voor recht:
Artikel 13 van verordening (EEG) nr. 3665/87 van de Commissie van 27 november 1987 houdende gemeenschappelijke uitvoeringsbepalingen van het stelsel van restituties bij uitvoer voor landbouwproducten moet aldus worden uitgelegd dat vlees dat aan de gezondheidscriteria voldoet, doch op grond van de communautaire regeling in de Europese Gemeenschap slechts op de plaatselijke markt voor menselijke consumptie in de handel mag worden gebracht omdat het afkomstig is van dieren die bij een speciale noodslachting zijn gedood, niet kan worden aangemerkt als zijnde van "gezonde handelskwaliteit", hetgeen een voorwaarde voor toekenning van uitvoerrestituties is.