Home

Beschikking van het Hof (Tweede kamer) van 8 januari 2004.

Beschikking van het Hof (Tweede kamer) van 8 januari 2004.

Landbouw - Gemeenschappelijke ordening van markten - Melk en zuivelproducten - Medeverantwoordelijkheidsheffing - Werkingssfeer - Alle leveringen door producent aan derde, ongeacht rechtsvorm van leveringen - (Verordening nr. 1079/77 van de Raad, art. 1, lid 1; verordening nr. 1822/77 van de Commissie, art. 1, lid 2)

Verordeningen nrs. 1079/77 inzake een medeverantwoordelijkheidsheffing en maatregelen ter verruiming van de markten in de sector melk en zuivelproducten en 1822/77 houdende uitvoeringsbepalingen met betrekking tot de inning van de medeverantwoordelijkheidsheffing in de sector melk en zuivelproducten, zijn van toepassing op alle leveringen van koemelk door de producent aan een derde, ongeacht de rechtsvorm van deze leveringen.

cf. punt 23 en dictum

In zaak C-69/03,

betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 234 EG van de Corte d ' appello di Venezia (Italië), in het aldaar aanhangig geding tussen

Caseificio Cooperativo di Cornedo Soc. coop. arl

en

Ministero delle Finanze,

om een prejudiciële beslissing over de uitlegging van de verordeningen (EEG) nrs. 1079/77 van de Raad van 17 mei 1977 inzake een medeverantwoordelijkheidsheffing en maatregelen ter verruiming van de markten in de sector melk en zuivelproducten (PB L 131, blz. 6) en verordening (EEG) nr. 1822/77 van de Commissie van 5 augustus 1977 houdende uitvoeringsbepalingen met betrekking tot de inning van de medeverantwoordelijkheidsheffing in de sector melk en zuivelproducten (PB L 203, blz. 1),

geeft

HET HOF VAN JUSTITIE (Tweede kamer),

samengesteld als volgt:

V. Skouris,

waarnemend voor de president van de Tweede kamer,

R. Schintgen en

N. Colneric (rapporteur), rechters,

advocaat-generaal: D. Ruiz-Jarabo Colomer,

griffier: R. Grass,

na de verwijzende rechterlijke instantie ervan in kennis te hebben gesteld dat het Hof voornemens is, overeenkomstig artikel 104, lid 3, van zijn Reglement voor de procesvoering te beslissen bij met redenen omklede beschikking, na de in artikel 23 van het Statuut van het Hof van Justitie bedoelde belanghebbenden te hebben verzocht, hun eventuele opmerkingen dienaangaande in te dienen, de advocaat-generaal gehoord, de navolgende

Beschikking

1. Bij beschikking van 6 november 2002, ingekomen bij het Hof op 17 februari 2003, heeft de Corte d ' appello di Venezia krachtens artikel 234 EG een prejudiciële vraag gesteld over de uitlegging van de verordeningen (EEG) nrs. 1079/77 van de Raad van 17 mei 1977 inzake een medeverantwoordelijkheidsheffing en maatregelen ter verruiming van de markten in de sector melk en zuivelproducten (PB L 131, blz. 6) en verordening (EEG) nr. 1822/77 van de Commissie van 5 augustus 1977 houdende uitvoeringsbepalingen met betrekking tot de inning van de medeverantwoordelijkheidsheffing in de sector melk en zuivelproducten (PB L 203, blz. 1).

2. Deze vraag is gerezen in een hoger beroep tegen het arrest van 30 januari 1987 van het Tribunale di Venezia (Italië) betreffende een door de Ministero delle Finanze (ministerie van Financiën) aan Caseificio Cooperativo di Cornedo Soc. coop. arl (hierna: " Caseificio Cooperativo" ) gestuurde aanslag tot betaling van een medeverantwoordelijkheidsheffing over koemelk en een bijkomende heffing wegens het niet-betalen van de medeverantwoordelijkheidsheffing.

De toepasselijke gemeenschapsverordeningen

3. Bij verordening nr. 1079/77 is een medeverantwoordelijkheidsheffing ingevoerd, die uniform wordt toegepast op alle aan de zuivelfabrieken te leveren hoeveelheden melk, alsmede op bepaalde verkopen van zuivelproducten op de boerderij (hierna: " medeverantwoordelijkheidsheffing" ). De Commissie heeft bij verordening nr. 1822/77 de uitvoeringsbepalingen met betrekking tot de inning van deze heffing vastgesteld.

4. De oorspronkelijke versie van artikel 1, lid 1, van verordening nr. 1079/77 bepaalt dat " gedurende de periode van 16 september 1977 tot het einde van het melkprijsjaar 1979/1980 iedere melkproducent [is] onderworpen aan een medeverantwoordelijkheidsheffing over de hoeveelheden melk die hij aan een melk be- of verwerkend bedrijf heeft geleverd, alsook in de in artikel 3, lid 2, omschreven gevallen, over de hoeveelheden melk die de producent in de vorm van andere zuivelproducten verkoopt" .

5. Artikel 1, leden 1 en 2, van verordening nr. 1822/77 bepaalt:

" 1. Melkproducenten wier bedrijf niet gelegen is in een van de in artikel 1, lid 2, van verordening (EEG) nr. 1079/77 bedoelde gebieden zijn de medeverantwoordelijkheidsheffing verschuldigd over alle vanaf 16 september 1977 als zodanig aan een melkbewerkend of -verwerkend bedrijf verkochte koemelk.

2. In de zin van deze verordening:

a) worden als melkbewerkende of -verwerkende bedrijven ook aangemerkt:

? melkbewerkende of -verwerkende groeperingen die melk kopen,

? bedrijven of groeperingen die melk kopen maar zich uitsluitend bezighouden met het ophalen, opslaan en koelen van melk of met één van deze activiteiten;

b) worden onder leveringen verstaan, alle leveringen, ongeacht of het vervoer wordt verricht door de producent zelf of door het bedrijf dat de melk koopt dan wel via een derde.

"

6. Deze medeverantwoordelijkheidsheffingsregeling werd vervangen door de regeling inzake de extra heffing op melk, die werd ingesteld bij de verordeningen (EEG) nrs. 856/84 van de Raad van 31 maart 1984 tot wijziging van verordening (EEG) nr. 804/68 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector melk en zuivelproducten (PB L 90, blz. 10) en verordening (EEG) nr. 857/84 van de Raad van 31 maart 1984 houdende algemene voorschriften voor de toepassing van de in artikel 5 quater van verordening (EEG) nr. 804/68 bedoelde heffing in de sector melk en zuivelproducten (PB L 90, blz. 13). Laatstgenoemde regeling werd zelf gewijzigd en verlengd bij verordening (EEG) nr. 3950/92 van de Raad van 28 december 1992 tot instelling van een extra heffing in de sector melk en zuivelproducten (PB L 405, blz. 1).

7. Artikel 1, eerste alinea, van verordening nr. 3950/92 bepaalt dat " gedurende zeven nieuwe opeenvolgende tijdvakken van twaalf maanden, te beginnen op 1 april 1993, ten laste van de producenten van koemelk een extra heffing [wordt] ingesteld over de hoeveelheden melk of melkequivalent die zij in het betrokken tijdvak van twaalf maanden aan een koper hebben geleverd of rechtstreeks aan de consument hebben verkocht en die een vast te stellen hoeveelheid overschrijden" .

8. Volgens artikel 2, lid 2, van dezelfde verordening " [betaalt], wat de leveringen betreft, de heffingsplichtige koper aan de bevoegde instantie van de lidstaat vóór een nader te bepalen datum en overeenkomstig nader te bepalen voorwaarden het verschuldigde bedrag, dat hij inhoudt op de prijs die hij voor de melk verschuldigd is aan de producent die de uiteindelijke schuldenaar van de heffing is of op een andere wijze met passende middelen int" .

9. Artikel 9 van verordening nr. 3950/92 stelt:

" In deze verordening wordt verstaan onder:

[...]

c) " producent" : de landbouwexploitant, natuurlijke of rechtspersoon of groepering van natuurlijke of rechtspersonen, waarvan het bedrijf op het geografische grondgebied van de Gemeenschap is gevestigd,

? die melk of andere zuivelproducten rechtstreeks aan de consument verkoopt,

? en/of levert aan de koper;

[...]

e) " koper" : een onderneming of een groepering die melk of andere zuivelproducten koopt van de producent

? om deze te bewerken of te verwerken,

? om deze door te verkopen aan een of meer bedrijven die melk of andere zuivelproducten bewerken of verwerken.

[...]

"

Het hoofdgeding en de prejudiciële vraag

10. Blijkens het dossier heeft het Tribunale di Venezia bij het vonnis waartegen bij de verwijzende rechter hoger beroep is ingesteld, het verzet aanvaard dat Caseificio Cooperativo had gedaan tegen de aanslag die door de Amministrazione delle Finanze was opgelegd voor het bedrag dat zij verschuldigd zou zijn aan heffing en administratieve boete wegens het niet-betalen van de medeverantwoordelijkheidsheffing, en heeft het de Amministrazione delle Finanze veroordeeld tot terugbetaling van het op basis van deze aanslag geïnde bedrag.

11. Het Tribunale di Venezia heeft aldus beslist op grond dat de nationale wetgeving, namelijk decreto legge nr. 282 van 16 juni 1978, omgezet in wet nr. 426 van 1 augustus 1978, tot uitvoering van de communautaire regeling tot invoering van de medeverantwoordelijkheidsheffing, buiten toepassing diende te worden gelaten. Het Tribunale wijst de toepassing van deze wet af voorzover daarin de levering door melkproducenten aan coöperaties waarvan de melkproducenten zelf vennoten zijn, wordt gerekend tot de gevallen waarin de medeverantwoordelijkheidsheffing wordt geïnd. Aldus zou de werkingssfeer van deze heffing sterk worden uitgebreid ten opzichte van hetgeen het gemeenschapsrecht bepaalt.

12. Op haar beurt preciseert de Corte d ' appello di Venezia in de motivering van de verwijzingsbeschikking dat een andere kamer van deze rechterlijke instantie de beslissing in eerste aanleg heeft vernietigd op grond dat dergelijke restrictieve uitlegging niet werd gerechtvaardigd door de bewoordingen van de gemeenschapsverordeningen, aangezien in deze verordeningen, bij de regeling van de verschillende gevallen van levering van zuivelproducten en melk, enkel met betrekking tot het eerste geval specifiek is gesproken van " verkoop" , terwijl voor de andere gevallen waarin de heffing betaald moest worden de meer algemene term " levering" is gebruikt. Zij zouden aldus de conclusie wettigen ? die bovendien steun vindt in het feit dat deze uitlegging beter aansluit bij de bij de invoering van de medeverantwoordelijkheidsheffing duidelijk nagestreefde doelstelling om de melkproductie te beperken ? dat deze verordeningen de verschillende bedoelde gevallen verschillend hebben geregeld, door elke verwerkingshandeling onder de heffing te laten vallen, onafhankelijk van de rechtsvorm van deze handeling.

13. De Corte Regolatrice (Italië) heeft deze beslissing vernietigd, op grond dat de rechter in eerste aanleg de gemeenschapsregeling correct had uitgelegd en toegepast. Het heeft geoordeeld dat de gemeenschapsregeling duidelijk is en de zaak een vraag betreft van toepassing en niet van uitlegging van deze regeling, zodat de verwijzing van de zaak naar het Hof van Justitie niet noodzakelijk was.

14. De kamer van de Corte d ' appello di Venezia waar de zaak naar is verwezen, is van oordeel dat het er in dit geschil niet om gaat welke personen in concreto aan de medeverantwoordelijkheidsheffing zijn onderworpen, of hoe de handelingen waarop in het concrete geval deze heffing betrekking had, juridisch moeten worden gekwalificeerd, om te kunnen onderzoeken of deze handelingen moeten worden aangemerkt als handelingen die theoretisch onder de heffing vallen, hetgeen slechts een vraag van toepassing van de communautaire regeling zou betreffen. Het gaat er juist om te bepalen welke activiteiten aan de medeverantwoordelijkheidsheffing onderworpen zijn. Bijgevolg heeft het geschil betrekking op de inhoud van de gemeenschapsregeling.

15. Daarom heeft de Corte d ' appello di Venezia besloten de behandeling van de zaak te schorsen en het Hof om een prejudiciële beslissing te verzoeken over de volgende vraag:

" Zijn de verordeningen (EEG) nrs. 1079/77 en 1822/77 waarbij de medeverantwoordelijkheidsheffing voor koemelk is ingevoerd, van toepassing op alle leveringen van koemelk door de producent aan een derde, ongeacht de rechtsvorm van deze leveringen, of zijn zij alleen van toepassing op de leveringen waarbij de persoon aan wie wordt geleverd, de eigendom van het product verkrijgt?"

De prejudiciële vraag

16. Van oordeel dat het antwoord op deze vraag duidelijk valt af te leiden uit het arrest van 29 april 1999, Consorzio Caseifici dell ' Altopiano di Asiago (C-288/97, Jurispr. blz. I-2575), heeft het Hof, overeenkomstig artikel 104, lid 3, van het Reglement voor de procesvoering, de verwijzende rechter medegedeeld dat het voornemens was te beslissen bij een met redenen omklede beschikking, en de in artikel 23 van het Statuut van het Hof bedoelde belanghebbenden verzocht hun eventuele opmerkingen daarover in te dienen.

17. Enkel de Italiaanse regering en de Commissie hebben gevolg gegeven aan het verzoek van het Hof om opmerkingen in te dienen, en hebben geen bezwaar gemaakt tegen het voornemen van het Hof om te beslissen bij met redenen omklede beschikking, onder verwijzing naar zijn vroegere rechtspraak, met name naar het hierboven aangehaalde arrest Consorzio Caseifici dell ' Altopiano di Asiago.

18. In dit arrest heeft het Hof geantwoord op de vraag of de artikelen 9 en 2 van verordening nr. 3950/92 aldus moeten worden uitgelegd, dat eenieder aan wie melk wordt geleverd, ongeacht de aard van de rechtsbetrekking op basis waarvan de levering plaatsvindt, kan worden aangemerkt als " koper" die de extra heffing moet betalen, en meer in het bijzonder aldus, dat een groepering van coöperatieve verenigingen als koper kan worden aangemerkt wat de melk betreft die de leden van een coöperatieve vereniging aan haar hebben geleverd maar niet verkocht.

19. Deze vraag rees met betrekking tot Consorzio fra i Caseifici dell ' Altopiano di Asiago (hierna: " Consorzio" ), een organisatie van verschillende coöperatieve verenigingen van melkproducenten. Consorzio kwam op tegen een administratieve sanctie wegens het niet-regelmatig bijhouden van het leveranciersregister en wegens het niet-inhouden van de extra heffing voor de leden van Consorzio die het beschikbare melkquotum hadden overschreden, stellende dat het niet als koper in de zin van de gemeenschapsregeling kon worden aangemerkt.

20. Het Hof heeft in punt 25 van het hierboven aangehaalde arrest Consorzio Caseifici dell ' Altopiano di Asiago geoordeeld dat het begrip koper in de zin van de artikelen 2, lid 2, en 9, sub e, van verordening nr. 3950/92 doelt op elke onderneming die in het kader van een contractuele betrekking melk betrekt bij een producent, ongeacht de betalingswijze, om deze melk zelf te bewerken of te verwerken of om ze door te verkopen aan een bedrijf dat melk bewerkt of verwerkt.

21. Bijgevolg dienen de leveringen aan de koper zoals bedoeld in genoemde verordening niet noodzakelijkerwijs de eigendomsverkrijging te omvatten om aanleiding te geven tot de extra heffing.

22. Deze rechtspraak over de regeling inzake de extra heffing op melk, zoals neergelegd in verordening nr. 3950/92, geldt ook voor de regeling inzake de medeverantwoordelijkheidsheffing die is ingesteld bij de verordeningen nrs. 1079/77 en 1822/77. Ongeacht alle verschillen tussen de twee regelingen, is de heffing immers in de twee gevallen in het bijzonder gebaseerd op de hoeveelheden melk die door een producent aan een koper worden geleverd.

23. Gelet op een en ander, dient op de gestelde vraag te worden geantwoord dat de verordeningen nrs. 1079/77 en 1822/77 van toepassing zijn op alle leveringen van koemelk door de producent aan een derde, ongeacht de rechtsvorm van deze leveringen.

Kosten

24. De kosten door de Italiaanse regering en de Commissie wegens indiening van hun opmerkingen bij het Hof gemaakt, kunnen niet voor vergoeding in aanmerking komen. Ten aanzien van de partijen in het hoofdgeding is de procedure als een aldaar gerezen incident te beschouwen, zodat de nationale rechterlijke instantie over de kosten heeft te beslissen.

HET HOF VAN JUSTITIE (Tweede kamer),

uitspraak doende op de door de Corte d ' appello di Venezia bij beschikking van 6 november 2002 gestelde vraag, verklaart voor recht:

Verordening (EEG) nr. 1079/77 van de Raad van 17 mei 1977 inzake een medeverantwoordelijkheidsheffing en maatregelen ter verruiming van de markten in de sector melk en zuivelproducten, en verordening (EEG) nr. 1822/77 van de Commissie van 5 augustus 1977 houdende uitvoeringsbepalingen met betrekking tot de inning van de medeverantwoordelijkheidsheffing in de sector melk en zuivelproducten, zijn van toepassing op alle leveringen van koemelk door de producent aan een derde, ongeacht de rechtsvorm van deze leveringen.