Home

Beschikking van het Gerecht van eerste aanleg (Vierde kamer) van 27 mei 2004.

Beschikking van het Gerecht van eerste aanleg (Vierde kamer) van 27 mei 2004.

1. Gemeenschapsmerk - Definitie en verkrijging van gemeenschapsmerk - Absolute weigeringsgronden - Merken uitsluitend bestaande uit tekens of aanduidingen die kunnen dienen tot aanduiding van kenmerken van waar - Teken dat verschillende betekenissen kan hebben - Weigering van inschrijving wegens beschrijvend karakter van ten minste één van mogelijke betekenissen

(Verordening nr. 40/94 van de Raad, art. 7, lid 1, sub c)

2. Gemeenschapsmerk - Definitie en verkrijging van gemeenschapsmerk - Absolute weigeringsgronden - Merken uitsluitend bestaande uit tekens of aanduidingen die kunnen dienen tot aanduiding van kenmerken van waar - Woordteken "QUICK-GRIP"

(Verordening nr. 40/94 van de Raad, art. 7, lid 1, sub c)

1. Een woordteken valt reeds onder de weigeringsgrond van artikel 7, lid 1, sub c, van verordening nr. 40/94 inzake het gemeenschapsmerk, wanneer slechts één van de mogelijke betekenissen ervan een kenmerk van de in de inschrijvingsaanvraag opgegeven waren of diensten aanduidt.

(cf. punt 32)

2. Het woordteken QUICK-GRIP, waarvan de inschrijving wordt aangevraagd voor waren van klasse 8 in de zin van de Overeenkomst van Nice, met name voor handgereedschappen, waaronder klemmen, alsook onderdelen en accessoires voor deze goederen, kan geen gemeenschapsmerk zijn. Het verband tussen dit teken en de aangeduide waren is namelijk voldoende nauw om onder het verbod van artikel 7, lid 1, sub c, van verordening nr. 40/94 te vallen, aangezien het teken het relevante publiek - de gemiddelde Engelstalige consument in de Gemeenschap - in staat stelt om onmiddellijk en zonder verder nadenken te begrijpen dat de betrokken waren gemakkelijk en snel vasthouden, en de gekozen termen "quick" en "grip" geen beroep doen op de verbeelding of de fantasie van de consument.

(cf. punten 27, 31, 33-34)

In zaak T-61/03,

Irwin Industrial Tool Co., gevestigd te Hoffman Estates, Illinois (Verenigde Staten), vertegenwoordigd door G. Farrington, solicitor,

verzoekster,

tegen

Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) (BHIM), vertegenwoordigd door  G. Humphreys en  S. Laitinen als gemachtigden,

verweerder,

betreffende een beroep tegen de beslissing van de derde kamer van beroep van het BHIM van 20 november 2002 (zaak R 110/2002-3) houdende weigering van de inschrijving van het woordmerk QUICK-GRIP als gemeenschapsmerk,

geeft

HET GERECHT VAN EERSTE AANLEG (Vierde kamer),

samengesteld als volgt: H. Legal, kamerpresident, V. Tiili en M. Vilaras, rechters,

griffier: H. Jung,

gezien het op 18 februari 2003 ter griffie van het Gerecht neergelegde verzoekschrift,

gezien het op 30 mei 2003 ter griffie van het Gerecht neergelegde verweerschrift van het BHIM,

de navolgende

Beschikking

Voorgeschiedenis

1. Op 17 juli 2000 heeft de Amerikaanse vennootschap Tool Co., Inc., thans Irwin Industrial Tool Co., bij het Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) (BHIM) een gemeenschapsmerkaanvraag ingediend krachtens verordening (EG) nr. 40/94 van de Raad van 20 december 1993 inzake het gemeenschapsmerk (PB 1994, L 11, blz. 1), zoals gewijzigd.

2. De inschrijvingsaanvraag betreft de woordcombinatie QUICK-GRIP.

3. De waren waarvoor de aanvraag is ingediend, behoren tot klasse 8 in de zin van de Overeenkomst van Nice van 15 juni 1957 betreffende de internationale classificatie van de waren en diensten ten behoeve van de inschrijving van merken, zoals herzien en gewijzigd. Zij zijn omschreven als volgt: "Handgereedschappen; klemmen, c-klemmen, staafklemmen, aandrukklemmen, lasklemmen, kettingklemmen, druklatklemmen, vastzettende aandrukklemmen, vastzettende buisklemmen, buisklemmen; onderdelen en accessoires voor alle voornoemde goederen".

4. Bij beslissing van 29 november 2001 heeft de onderzoeker de aanvraag voor alle opgegeven waren afgewezen op grond van artikel 7, lid 1, sub b en c, van verordening nr. 40/94. Volgens de onderzoeker was het aangevraagde merk beschrijvend en miste het onderscheidend vermogen. Voorts achtte hij niet bewezen dat het aangevraagde merk onderscheidend vermogen had verkregen door het gebruik van het teken in de Europese Gemeenschap.

5. Op 29 januari 2002 heeft American Tool Co., Inc. bij het BHIM beroep krachtens artikel 59 van verordening nr. 40/94 tegen de beslissing van de onderzoeker ingesteld.

6. Bij beslissing van 20 november 2002 (hierna: "bestreden beslissing"), die verzoekster op 18 december 2002 is betekend, heeft de derde kamer van beroep van het BHIM het beroep verworpen.

7. In wezen was de kamer van beroep van oordeel dat het aangevraagde merk, in zijn geheel beschouwd, de gedachte weergaf, dat het vastklemmen ("grip") gemakkelijk en snel ("quick") te doen is, en dus duidelijk en onmiskenbaar de aard en het gebruik van de betrokken waren beschreef. Gelet op het feit dat het bestaan van een van de in artikel 7, lid 1, van verordening nr. 40/94 genoemde absolute weigeringsgronden voldoende is om het betrokken teken niet als gemeenschapsmerk te kunnen inschrijven, was de kamer van beroep van oordeel dat niet hoefde te worden beslist op de tweede absolute weigeringsgrond, die van artikel 7, lid 1, sub b, van verordening nr. 40/94.

Conclusies van partijen

8. Verzoekster concludeert dat het het Gerecht behage:

- de bestreden beslissing te vernietigen;

- het BHIM te gelasten, de zaak naar de onderzoeker en/of de kamer van beroep te verwijzen voor heronderzoek van het beroep ten aanzien van artikel 7, lid 1, sub b, van verordening nr. 40/94.

9. Het BHIM concludeert dat het het Gerecht behage:

- het beroep te verwerpen;

- verzoekster te verwijzen in de kosten.

De ontvankelijkheid

10. Het tweede petitumonderdeel strekt ertoe, het BHIM te gelasten om de zaak te verwijzen naar de onderzoeker en/of de kamer van beroep voor een beoordeling van de merkaanvraag vanuit het oogpunt van artikel 7, lid 1, sub b, van verordening nr. 40/94.

11. Volgens vaste rechtspraak is het BHIM ingevolge artikel 63, lid 6, van verordening nr. 40/94 verplicht, de maatregelen te treffen die nodig zijn ter uitvoering van het arrest van de gemeenschapsrechter. Het Gerecht kan derhalve geen bevel richten tot het BHIM [arresten Gerecht van 31 januari 2001, Mitsubishi HiTec Paper Bielefeld/BHIM (Giroform), T-331/99, Jurispr. blz. II-433, punt 33, en 27 februari 2002, Eurocool Logistik/BHIM (EUROCOOL), T-34/00, Jurispr. blz. II-683, punt 12, en 23 oktober 2002, Institut für Lernsysteme/BHIM - Educational Services (ELS), T-388/00, Jurispr. blz. I-4301, punt 19]. Verzoeksters tweede vordering is dus niet-ontvankelijk.

Ten gronde

12. Verzoekster baseert haar beroep op schending van artikel 7, lid 1, sub b en c, van verordening nr. 40/94. De grief inzake schending van artikel 7, lid 1, sub c, van deze verordening dient eerst te worden onderzocht.

Argumenten van partijen

13. Om te beginnen stelt verzoekster dat het merk waarvan de inschrijving werd aangevraagd, niet uitsluitend bestaat uit een teken dat in de handel tot aanduiding van de betrokken waren kan dienen. Volgens verzoekster is het gebruik van het Engelse woord "quick", dat op een bepaalde vlugheid of snelheid wijst, samen met het woord "grip" niet gebruikelijk. Gecombineerd hebben deze termen dus geen voor de hand liggende en duidelijke betekenis, in het bijzonder niet voor de consument van de betrokken waren.

14. Vervolgens stelt verzoekster dat de kamer van beroep heeft miskend dat klemmen gewoonlijk niet door "gemak" of "snelheid" worden gekenmerkt. Het is niet gebruikelijk het woord "quick" voor de betrokken waren te gebruiken, daar de snelheid geen gewenst kenmerk of gezochte eigenschap van deze producten is. Anders dan de kamer van beroep heeft geoordeeld, vormt het woord "quick" dus geen aanprijzing.

15. Ten slotte, aldus verzoekster, heeft de kamer van beroep ten onrechte geoordeeld dat de woorden "gemakkelijk" en "snel" synoniem zijn en dat hun betekenis besloten ligt in het woord "quick".

16. Het BHIM repliceert dat de juiste betekenis van het woord "uitsluitend" in artikel 7, lid 1, sub c, van verordening nr. 40/94 in verband staat met de toetsing van het beschrijvende karakter van het merk. In deze context slaat de betrokken term op de woorden "bestaan uit". Dit betekent dat wanneer ten minste een van de mogelijke betekenissen van een teken een kenmerk van de betrokken waren of diensten aanduidt, de inschrijving van het teken moet worden geweigerd krachtens artikel 7, lid 1, sub c, van verordening nr. 40/94.

17. Volgens het BHIM kan elk van de bestanddelen van het aangevraagde merk QUICK-GRIP in het Engels weliswaar verschillende betekenissen hebben, maar neemt dat niet weg dat het woord "quick" als deel van een woordschikking of van een bijzondere uitdrukking (bijvoorbeeld "quick-fire", "quick-freeze", "quick-knit", "quick-look", "quick-release", enz.) gewoonlijk vlugheid of snelheid suggereert. Voorts verwijzen de meeste betekenissen van de term "grip" naar het idee van vasthouden of vast of stevig grijpen. De twee termen met een verbindingstreepje zouden dus inderdaad kunnen worden gebruikt tot aanduiding van een kenmerk van de waren, aangezien klemmen werktuigen of gereedschappen zijn die dienen om iets stevig vast te houden, vast te maken of vast te zetten. Dit beschrijvend vermogen van de termen "quick grip" vindt bevestiging in hun veelvuldig gebruik door handelaars in reclame op het internet voor verschillende producten, waaronder klemmen. In deze reclame geeft de combinatie "quick-grip" de gedachte van gemak, snelheid en stevig vasthouden weer.

18. Het BHIM voegt eraan toe dat het teken QUICK-GRIP aan geen enkel criterium van de rechtspraak over woordmerken voldoet. Het is namelijk geen taalkundige vondst, is niet elliptisch of wat structuur of syntactische juxtapositie betreft ongebruikelijk, en is niet bestand tegen een intuïtieve grammaticale analyse. In de eerste plaats speelt het verbindingstreepje tussen "quick" en "grip" in de Engelse grammatica geen beslissende rol en vormt het een onmerkbaar verschil, althans irrelevant voor de betekenis van het teken. In de tweede plaats is het betrokken teken niet elliptisch. In de derde plaats is de structuur en de juxtapositie van de woorden "quick" en "grip" niet ongebruikelijk. Deze woorden worden namelijk, al dan niet met een verbindingstreepje, door Engelstaligen in deze volgorde gecombineerd gebruikt (bijvoorbeeld "quick-fire", "quick-freeze", "quick buck", "quick bread", "quick march", "quick time", "quick water", enz.) en vormen geen anastrofe.

19. Bovendien, aldus het BHIM, duidt de term "quick", ook al kan hij als een ongebruikelijke aanprijzing worden beschouwd, een gebruikelijk kenmerk van de klemmen aan, namelijk dat zij stevig vastmaken of vasthouden. De consument kan dus begrijpen dat de klem, wanneer nodig, snel vasthoudt of vóór gebruik snel in elkaar kan worden gezet. Het gaat hoe dan ook om wenselijke kwaliteiten.

20. Het BHIM betwist ten slotte verzoeksters stelling dat de term "quick" geen synoniem van de term "easy" (gemakkelijk) is. Zoals blijkt uit de reclame op het internet, wordt het woord "easy" namelijk herhaaldelijk naast de woorden "quick" en "grip" gebruikt en luidt de boodschap van de reclame voor klemmen en koppelstukken veelal, dat zij ook gemakkelijk te gebruiken zijn. Het woordenboek vermeldt weliswaar niet uitdrukkelijk het woord "gemakkelijk" in de definitie van de term "quick", maar men denke slechts aan voorbeelden als "quick meals" of "quick assemblage" om te begrijpen dat de leveranciers van de betrokken producten ook de aantrekkelijkheid van snelle maaltijden of van snelle assemblage suggereren.

Beoordeling door het Gerecht

21. Krachtens artikel 111 van het Reglement voor de procesvoering kan het Gerecht, wanneer een beroep kennelijk ongegrond is, zonder de behandeling voort te zetten beslissen bij met redenen omklede beschikking

22. Gelet op de rechtspraak van het Hof en het Gerecht ter zake en op het feit dat de argumenten van partijen voor het Gerecht dezelfde zijn als voor de derde kamer van beroep van het BHIM, acht het Gerecht zich in casu voldoende geïnformeerd door de processtukken en besluit om met toepassing van dit artikel uitspraak te doen zonder de behandeling voort te zetten.

23. Volgens artikel 7, lid 1, sub c, van verordening nr. 40/94 wordt inschrijving geweigerd van "merken die uitsluitend bestaan uit tekens of aanduidingen die in de handel kunnen dienen tot aanduiding van soort, kwaliteit, hoeveelheid, bestemming, waarde, plaats van herkomst, tijdstip van vervaardiging van de waren of verrichting van de dienst of andere kenmerken van de waren of diensten". Bovendien, aldus artikel 7, lid 2, van verordening nr. 40/94, is "lid 1 [...] ook van toepassing indien de weigeringsgronden slechts in een deel van de Gemeenschap bestaan".

24. Tekens en aanduidingen die in de handel kunnen dienen tot aanduiding van de kenmerken van de waren of diensten waarvoor de inschrijving wordt aangevraagd, worden dus door verordening nr. 40/94 als naar hun aard ongeschikt beschouwd om de herkomstfunctie van een merk te vervullen, onverminderd een mogelijke verkrijging van onderscheidend vermogen door het gebruik in de zin van artikel 7, lid 3, van verordening nr. 40/94 (zie arrest Hof van 23 oktober 2003, BHIM/Wrigley, C-191/01 P, Jurispr. blz. I-12447, punt 30, en de daar aangehaalde rechtspraak). Dergelijke tekens maken het namelijk niet mogelijk om de commerciële herkomst van de waar of dienst vast te stellen, zodat de consument die de door dit merk aangeduide waar heeft verkregen of aan wie de door dit merk aangeduide dienst is verleend, bij een positieve ervaring nogmaals dezelfde keuze of bij een negatieve ervaring een andere keuze kan maken (arresten Gerecht van 27 februari 2002, Ellos/BHIM (ELLOS), T-219/00, Jurispr. blz II-753, punt 28, en 27 november 2003, Quick/BHIM (Quick), T-348/02, Jurispr. blz II-5071, punt 28).

25. Met het verbod op inschrijving van dergelijke tekens of aanduidingen als gemeenschapsmerk streeft artikel 7, lid 1, sub c, van verordening nr. 40/94 een doel van algemeen belang na, namelijk dat tekens of benamingen die de kenmerken van waren of diensten beschrijven waarvoor de inschrijving wordt aangevraagd, door eenieder vrij behoren te kunnen worden gebruikt. Deze bepaling belet derhalve dat die tekens of benamingen op grond van hun inschrijving als merk aan een enkele onderneming worden voorbehouden (zie arrest BHIM/Wrigley, reeds aangehaald, punt 31, en aangehaalde rechtspraak).

26. Het beschrijvend karakter van een merk moet worden beoordeeld in relatie tot de waren of diensten waarvoor de inschrijving van het teken wordt aangevraagd, en uitgaande van de perceptie van het in aanmerking komend publiek, dat wil zeggen de consumenten van die waren of diensten (zie arrest Quick, reeds aangehaald, punt 29, en aldaar aangehaalde rechtspraak).

27. In casu zijn de in de merkaanvraag opgegeven waren, zoals zij in punt 1 van de bestreden beslissing zijn vermeld, voor alle consumenten bestemde gangbare consumptiegoederen. Als relevant publiek geldt dus de normaal geïnformeerde en redelijk omzichtige en oplettende gemiddelde consument. Aangezien het teken QUICK-GRIP uit Engelstalige bestanddelen bestaat, dient als relevant publiek voor de beoordeling van de absolute weigeringsgrond de gemiddelde Engelstalige consument in de Gemeenschap in aanmerking te worden genomen [arrest Hof van 22 juni 1999, Lloyd Schuhfabrik Meyer, C-342/97, Jurispr. blz. I-3819, punt 26, arresten Gerecht van 15 oktober 2003, Nordmilch/BHIM (OLDENBURGER), T-295/01, Jurispr. blz. II-4365, punt 35, en Quick, reeds aangehaald, punt 30].

28. In het kader van de toepassing van de absolute weigeringsgrond van artikel 7, lid 1, sub c, van verordening nr. 40/94 dient derhalve te worden nagegaan of er voor het relevante publiek een voldoende rechtstreeks en concreet verband bestaat tussen het woordteken QUICK-GRIP en de waren waarvoor de inschrijvingsaanvraag is geweigerd.

29. Het woordteken QUICK-GRIP bestaat uit een door een verbindingstreepje verbonden bijvoeglijk naamwoord (quick) en een zelfstandig naamwoord (grip). Deze structuur komt niet ongebruikelijk voor. Zij wijkt niet af van de taalkundige regels van het Engels, maar is daarmee in overeenstemming. Het teken zal door de betrokken consument dus niet als ongebruikelijk worden opgevat [arrest Gerecht van 26 november 2003, HERON Robotunits/BHIM (ROBOTUNITS), T-222/02, Jurispr. Blz. II-4995, point 39].

30. Wat de betekenis van het woordteken QUICK-GRIP en de aard van het verband tussen het teken en met de betrokken waren betreft, heeft de kamer van beroep in punt 11 van de bestreden beslissing om te beginnen vastgesteld dat dit woordteken uit twee, door een verbindingstreepje verbonden Engelstalige woorden "quick" en "grip" bestaat, waarvan het eerste "snel werkend of kunnende werken; gemakkelijk en snel voor te bereiden" en het tweede "de handeling of het feit, iets stevig te vast te pakken of te houden; elk instrument dat door wrijving vasthoudt" betekent. In punt 13 van de bestreden beschikking heeft de kamer van beroep vervolgens geoordeeld dat de combinatie van beide termen duidelijke en rechtstreekse informatie verstrekt over de aard en de gebruiksbestemming van de betrokken waren, dat het bestanddeel "grip" door de toevoeging van de term "quick" niet minder beschrijvend wordt en dat het bestanddeel "quick" daarentegen een aanprijzende betekenis heeft en de indruk wekt dat het vastklemmen (grip) gemakkelijk en snel gaat. Ten slotte heeft de kamer van beroep geoordeeld dat "de combinatie van deze twee termen als geheel onbetwistbaar een evidente en ondubbelzinnige betekenis heeft die duidelijk de aard en de gebruiksbestemming van de betrokken waren aanwijst ".

31. Gelet op de waren waarvoor de inschrijving is aangevraagd, blijkt de door de kamer van beroep aangenomen betekenis klaarblijkelijk correct. Het betrokken teken stelt het relevante publiek namelijk in staat om onmiddellijk en zonder verder nadenken te begrijpen dat de klemmen en de andere betrokken waren gemakkelijk en snel vasthouden. De gekozen termen "quick" en "grip" doen dus geen beroep op de verbeelding of de fantasie van de consument.

32. In deze omstandigheden is verzoeksters argument dat het teken QUICK-GRIP meer dan een betekenis kan hebben of dat de snelheid niet een gezochte eigenschap van de betrokken waren is, irrelevant. Volgens vaste rechtspraak valt een woordteken namelijk reeds onder de weigeringsgrond van artikel 7, lid 1, sub c, van verordening nr. 40/94, wanneer slechts één van de mogelijke betekenissen ervan een kenmerk van de betrokken waren of diensten aanduidt [arrest BHIM/Wrigley, reeds aangehaald, punt 32, en arrest Gerecht van 20 maart 2002, DaimlerChrysler/BHIM (TELE AID), T-355/00, Jurispr. blz. II-1939, punt 30].

33. Bijgevolg lijkt het verband tussen het woordteken QUICK-GRIP en de in de inschrijvingaanvraag aangeduide waren voldoende nauw om onder het verbod van artikel 7, lid 1, sub c, van verordening nr. 40/94 te vallen.

34. De kamer van beroep heeft dus terecht bevestigd dat het woordteken QUICK-GRIP, daar het de aard en het gebruik van de betrokken waren beschrijft, ingevolge artikel 7, lid 1, sub c, van verordening nr. 40/94 geen gemeenschapsmerk kan zijn.

35. Zoals uit artikel 7, lid 1, van verordening nr. 40/94 blijkt, is het bestaan van een van de in deze bepaling genoemde absolute weigeringsgronden immers voldoende om het betrokken teken niet als gemeenschapsmerk te kunnen inschrijven (arrest Hof van 19 september 2002, DKV/BHIM, C-104/00 P, Jurispr. blz. I-7561, punt 29, en arrest Quick, reeds aangehaald, punt 37).

36. Op het tweede middel, betreffende schending van artikel 7, lid 1, sub b, van verordening nr. 40/94, behoeft dus niet worden beslist (arrest Giroform, reeds aangehaald, punt 31).

37. Gelet op het voorgaande dient het beroep als kennelijk rechtens ongegrond te worden verworpen.

Kosten

38. Volgens artikel 87, lid 2, van het Reglement voor de procesvoering wordt de in het ongelijk gestelde partij in de kosten verwezen, voorzover dit is gevorderd. Aangezien verzoekster in het ongelijk is gesteld, dient zij overeenkomstig de vordering van het BHIM te worden verwezen in de kosten van dit laatste.

HET GERECHT VAN EERSTE AANLEG (Vierde kamer)

beschikt:

1) Het beroep wordt verworpen.

2) Verzoekster wordt verwezen in de kosten.

Luxemburg, 27 mei 2004.