Beschikking van de president van het Gerecht van eerste aanleg van 5 augustus 2003.
Beschikking van de president van het Gerecht van eerste aanleg van 5 augustus 2003.
De toepasselijke regeling
1 Richtlijn 91/414/EEG van de Raad van 15 juli 1991 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen (PB L 230, blz. 1) (hierna ook de richtlijn") bevat onder meer een gemeenschappelijke regeling voor de toelating en de intrekking van de toelating voor gewasbeschermingsmiddelen. Artikel 4 van richtlijn 91/414 bepaalt dat de lidstaten [...] erop toe[zien] dat een gewasbeschermingsmiddel slechts wordt toegelaten indien [...] de werkzame stoffen die het bevat in bijlage I zijn vermeld [...]". De voorwaarden voor de opneming van werkzame stoffen in bijlage I worden gepreciseerd in artikel 5 van de richtlijn. Deze opneming is slechts mogelijk, indien op grond van de stand van de wetenschappelijke en technische kennis kan worden verwacht dat gewasbeschermingsmiddelen die de werkzame stof bevatten, aan bepaalde voorwaarden met betrekking tot hun onschadelijkheid voldoen.
2 Niet in bijlage I bij richtlijn 91/414 opgenomen werkzame stoffen komen onder bepaalde voorwaarden in aanmerking voor toepassing van een tijdelijke afwijkingsregeling. Zo bepaalt artikel 8, lid 2, van de richtlijn, dat een lidstaat, gedurende een periode van twaalf jaar na de kennisgeving van deze richtlijn, [mag] toelaten dat gewasbeschermingsmiddelen die niet in bijlage I opgenomen werkzame stoffen bevatten en die twee jaar na de datum van kennisgeving van de richtlijn reeds op de markt zijn, op zijn grondgebied op de markt worden gebracht". Deze periode van twaalf jaar, die op 26 juli 2003 verstreek, is voor bepaalde stoffen tot 31 december 2005 verlengd bij verordening (EG) nr. 2076/2002 van de Commissie van 20 november 2002 houdende verlenging van de in artikel 8, lid 2, van richtlijn 91/414 bedoelde termijn en betreffende de niet-opneming van bepaalde werkzame stoffen in bijlage I bij die richtlijn en de intrekking van toelatingen voor gewasbeschermingsmiddelen die deze stoffen bevatten (PB L 319, blz. 3).
3 Volgens genoemd artikel 8, lid 2, van richtlijn 91/414 moeten tijdens die overgangsperiode de betrokken werkzame stoffen worden onderworpen aan een onderzoek, na afloop waarvan zij al dan niet in bijlage I bij de richtlijn kunnen worden opgenomen; opneming vindt niet plaats, indien de stoffen niet aan de veiligheidseisen van artikel 5 van de richtlijn voldoen, of indien de voor het onderzoek vereiste informatie en gegevens niet binnen een [...] vastgelegde termijn" zijn verstrekt. Ten slotte bepaalt artikel 8, lid 2, dat de wijze van uitvoering van het onderzoeksprogramma bij een verordening van de Commissie wordt vastgelegd.
4 Verordening (EEG) nr. 3600/92 van de Commissie van 11 december 1992 houdende bepalingen voor de uitvoering van de eerste fase van het werkprogramma als bedoeld in artikel 8, lid 2, van richtlijn 91/414 (PB L 366, blz. 10), regelt de onderzoeksprocedure voor een aantal stoffen met het oog op hun eventuele opneming in bijlage I bij richtlijn 91/414. Een van die stoffen is metalaxyl, dat voor de vervaardiging van fungiciden ter bestrijding van bepaalde ziekten van landbouwgewassen wordt gebruikt.
5 De in verordening nr. 3600/92 geregelde procedure begint met een kennisgeving als bedoeld in artikel 4, lid 1, van deze verordening, luidende: Producenten die een in bijlage I bij deze verordening genoemde werkzame stof, of zouten, esters of aminen daarvan, in bijlage I bij de richtlijn wensen te zien opgenomen, geven de Commissie daarvan kennis binnen zes maanden na de datum van inwerkingtreding van deze verordening."
6 Na onderzoek van de kennisgeving, zo bepaalt artikel 5, lid 2, sub b, van verordening nr. 3600/92, wordt een lidstaat aangewezen als rapporteur voor de beoordeling van elk van de betrokken werkzame stoffen. Voor metalaxyl is Portugal als rapporteur aangewezen bij verordening (EG) nr. 933/94 van de Commissie van 27 april 1994 houdende vaststelling van de werkzame stoffen van gewasbeschermingsmiddelen en aanwijzing van de als rapporteur optredende lidstaten voor de uitvoering van verordening nr. 3600/92 (PB L 107, blz. 8).
7 Na de aanwijzing van de als rapporteur optredende lidstaat dienen de kennisgevers hem een samenvatting van het dossier" (hierna: summier dossier") en een volledig dossier" toe te zenden, omschreven in artikel 6, leden 2 en 3, van verordening nr. 3600/92. Volgens artikel 6, lid 2, sub b, van deze verordening, zoals gewijzigd bij verordening (EG) nr. 2266/2000 van 12 oktober 2000 (PB L 259, blz. 27), [moet d]e kennisgever [...] aan de hand van de meegedeelde gegevens aantonen dat voor één of meer preparaten ten aanzien van een beperkte reeks representatieve gebruiksdoeleinden kan worden voldaan aan de in [...] richtlijn [91/414] gestelde eisen ten aanzien van de in artikel 5 van de richtlijn bedoelde criteria".
8 Volgens artikel 6, lid 1, van verordening nr. 3600/92 worden het summiere en het volledige dossier door de kennisgevers binnen een door de Commissie bepaalde termijn aan de als rapporteur optredende lidstaat gezonden. Voor metalaxyl was de termijn voor indiening van de dossiers bij verordening nr. 933/94 bepaald op 30 april 1995 en vervolgens bij verordening (EG) nr. 2230/95 van de Commissie van 21 september 1995 tot wijziging van verordening nr. 933/94 (PB L 225, blz. 1) verlengd tot 30 oktober 1995. Eveneens volgens artikel 6, lid 1, van verordening nr. 3600/92 moeten de kennisgevers beide dossiers ook zenden aan door de Commissie erkende deskundigen uit andere lidstaten, met het oog op hun eventuele latere raadpleging.
9 De als rapporteur optredende lidstaat onderzoekt vervolgens het summiere en het volledige dossier en draagt er ingevolge artikel 7, lid 1, sub b, van verordening nr. 3600/92 zorg voor dat onmiddellijk na de beëindiging van het onderzoek van het dossier de kennisgevers de bijgewerkte samenvatting van het dossier aan de overige lidstaten en aan de Commissie toezenden". Artikel 7, lid 2, zoals gewijzigd bij verordening (EG) nr. 1199/97 van de Commissie van 27 juni 1997 (PB L 170, blz. 19), bepaalt dat de als rapporteur optredende lidstaat bij het begin van het onderzoek de kennisgevers [kan] verzoeken het dossier te verbeteren of aan te vullen" en deskundigen uit andere lidstaten [kan] raadplegen en [...] bij de andere lidstaten aanvullende technische of wetenschappelijke informatie [kan] opvragen die bij de evaluatie van nut kan zijn".
10 De als rapporteur optredende lidstaat stelt vervolgens een evaluatieverslag van het dossier op en zendt dit overeenkomstig artikel 7, lid 1, sub c, van verordening nr. 3600/92 uiterlijk twaalf maanden na de ontvangst van de dossiers aan de Commissie. Dit rapport moet onder meer een aanbeveling bevatten over de wenselijkheid de betrokken werkzame stof in bijlage I bij richtlijn 91/414 op te nemen.
11 Het door de als rapporteur optredende lidstaat ingezonden verslag kan dan ter raadpleging worden voorgelegd aan deskundigen uit de lidstaten en de Commissie kan ook een of meer kennisgevers raadplegen (artikel 7, lid 3, van verordening nr. 3600/92, zoals gewijzigd bij verordening nr. 1199/97). Volgens dezelfde bepaling, zoals gewijzigd bij artikel 62, lid 2, van verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2002 tot vaststelling van de algemene beginselen en voorschriften van de levensmiddelenwetgeving, tot oprichting van een Europese Autoriteit voor voedselveiligheid en tot vaststelling van procedures voor voedselveiligheidsaangelegenheden (PB L 31, blz. 1), wordt het verslag vervolgens onderzocht door het Permanent comité voor de voedselketen en de diergezondheid (hierna: het comité").
12 Het bij verordening nr. 1199/97 toegevoegde lid 3 bis van artikel 7 van verordening nr. 3600/92 bepaalt dat de Commissie na afsluiting van dat onderzoek het comité ofwel een ontwerprichtlijn tot opneming van de werkzame stof in bijlage I bij richtlijn 91/414 voorlegt, ofwel een ontwerpbeschikking betreffende de intrekking van de toelatingen van gewasbeschermingsmiddelen die de werkzame stof bevatten, ofwel een ontwerpbeschikking betreffende een dergelijke intrekking, maar met behoud van de mogelijkheid van heronderzoek van de opneming van de stof in bijlage I bij de richtlijn op grond van aanvullende proeven of gegevens, ofwel een ontwerpbesluit waarbij in afwachting van de uitkomsten van aanvullende proeven of gegevens de opneming van de werkzame stof in bijlage I bij de richtlijn wordt opgeschort.
13 Evenwel bepaalt artikel 7, lid 4, eerste streepje, van verordening nr. 3600/92, zoals gewijzigd bij verordening nr. 2266/2000, dat, indien na het onderzoek van het comité de uitslagen van bepaalde aanvullende proeven of aanvullende gegevens noodzakelijk blijken te zijn, de Commissie de termijn bepaalt waarbinnen die uitslagen of gegevens moeten worden verstrekt. Daarbij wordt gepreciseerd:
Tenzij de Commissie voor een bepaalde werkzame stof een eerdere datum vaststelt, is de termijn hiervoor 25 mei 2002, behalve voor de uitslagen van langetermijnstudies die de als rapporteur optredende lidstaat en de Commissie bij het onderzoek van het dossier noodzakelijk achten en die vermoedelijk niet binnen de vastgestelde termijn volledig beëindigd kunnen worden, voorzover de verstrekte informatie het bewijs omvat dat opdracht gegeven is tot deze studies en dat de uitslagen ervan uiterlijk op 25 mei 2003 overgelegd zullen worden. In uitzonderlijke gevallen mag, wanneer de als rapporteur optredende lidstaat en de Commissie op 25 mei 2001 nog niet in staat waren dergelijke studies aan te wijzen, een andere datum voor de beëindiging ervan worden vastgesteld, voorzover de kennisgever de als rapporteur optredende lidstaat het bewijs levert dat binnen drie maanden na het verzoek tot het uitvoeren van de studies opdracht tot deze studies gegeven is, en uiterlijk op 25 mei 2002 hierover een protocol en voortgangsverslag worden ingediend."
14 Artikel 7, lid 5, van verordening nr. 3600/92 bepaalt vervolgens, dat de Commissie [...] het comité een ontwerpbesluit voor[legt] om een product overeenkomstig het bepaalde in artikel 8, lid 2, laatste alinea, van de richtlijn niet in bijlage I op te nemen, wanneer: [...] de als rapporteur optredende lidstaat de Commissie ervan in kennis heeft gesteld dat de in lid 4, eerste streepje, bedoelde uitslagen niet binnen de vastgestelde termijn zijn ingediend".
15 Volgens artikel 8 van verordening nr. 3600/92, zoals gewijzigd bij verordening nr. 2266/2000, moet de als rapporteur optredende lidstaat, na de ontvangst van de uitslagen van de aanvullende proeven of gegevens, zijn onderzoek afsluiten, erop toezien dat de aanvullende uitslagen of gegevens door de kennisgever aan de andere lidstaten en de Commissie worden gezonden, en uiterlijk zes maanden na de ontvangst van die uitslagen of gegevens een evaluatieverslag van het gehele dossier met een aanbeveling over het al dan niet opnemen van de werkzame stof in bijlage I bij richtlijn 91/414 aan de Commissie zenden.
16 Ingevolge artikel 8, lid 3, van verordening nr. 3600/99, zoals gewijzigd bij verordening nr. 2266/2000, legt de Commissie na de ontvangst van het verslag van de als rapporteur optredende lidstaat dit verslag voor onderzoek voor aan het comité, in voorkomend geval na een nieuw onderzoek door de deskundigen uit de lidstaten. Na dat onderzoek legt de Commissie ten slotte het comité een ontwerpbeschikking voor om de stof al dan niet in bijlage I van richtlijn 91/414 op te nemen.
De feiten en het procesverloop
17 Verzoekster, Industrias Químicas del Vallés, SA (hierna IQV" of verzoekster"), is een Spaanse onderneming die zich onder meer bezighoudt met de vervaardiging en het in de handel brengen van gewasbeschermingsmiddelen, voedingsmiddelen voor dieren en chemische producten. Sedert februari 1994 importeert IQV metalaxyl in Spanje en verhandelt zij producten die die stof bevatten, in Italië, Spanje, Griekenland en Portugal en in negen landen buiten de Europese Gemeenschap.
18 Zowel verzoekster als Syngenta AG (voorheen Ciba Geigy AG, later Novartis AG; hierna: Syngenta"), een andere onderneming die toen metalaxyl bevattende producten in de handel bracht, stelden de Commissie in kennis van hun voornemen een dossier in te dienen met het oog op de opneming van die stof in bijlage I bij richtlijn 91/414. Syngenta en verzoekster dienden vervolgens beide een dossier in bij de Portugese instanties, en wel op 19 april respectievelijk 26 april 1995, dus vóór de bij verordening nr. 2230/95 bepaalde einddatum van 31 oktober 1995.
19 Na onderzoek van die stukken oordeelden de Portugese instanties, dat het dossier van Syngenta in wezen volledig" was, maar dat van IQV niet. Daarvan in kennis gesteld zegde IQV toe, haar dossier volgens een door de Portugese instanties goedgekeurd tijdschema te completeren. In het bijzonder deelde IQV op 12 april 1996 de Portugese instanties mee, dat de meeste ontbrekende gegevens vóór eind juni 1996 beschikbaar zouden zijn. Op 27 mei 1996 lieten die instanties IQV weten, dat zij akkoord gingen met de einddatum voor de overlegging van de nog te verstrekken gegevens, waarbij zij tevens wezen op de noodzaak, een einddatum voor de overlegging van bepaalde andere gegevens te bepalen.
20 Op 3 juni 1997 deelden de Portugese instanties IQV onder vermelding van de ontbrekende gegevens mee, dat haar dossier nog steeds niet als volledig kon worden beschouwd.
21 Op 30 september 1997 liet IQV de Portugese instanties weten, dat de meeste van de vereiste gegevens binnen negen maanden verstrekt konden worden.
22 Op 11 mei 1998 deelde Syngenta de Portugese instanties mee, dat zij zich uit de onderzoeksprocedure betreffende metalaxyl terugtrok. Op 15 mei daaraanvolgend verzocht zij ook om terugzending van de dossiers die zij in de loop van de procedure had ingediend. IQV was nu dus nog de enige bij de onderzoeksprocedure betreffende metalaxyl betrokken onderneming, maar haar dossier was op dit moment nog niet volledig.
23 Op 27 juli 1998 werd IQV ervan in kennis gesteld, dat Syngenta zich uit de procedure had teruggetrokken.
24 Bij brief van 19 juli 1999 deelde de Commissie de Portugese instanties mee, dat naar haar mening het feit dat een kennisgever zich uit de onderzoeksprocedure betreffende een werkzame stof terugtrok, de met het onderzoek van het dossier belaste lidstaat niet belette alle hem bekende gegevens in aanmerking te nemen, dus ook die welke door die kennisgever waren verstrekt. Op 28 augustus 1999 stelden de Portugese instanties IQV ervan in kennis, dat zij bereid waren het evaluatieverslag betreffende metalaxyl op basis van alle beschikbare gegevens, daaronder begrepen het door Syngenta ingediende dossier, op te stellen, met dien verstande dat als er aanvullende gegevens nodig waren, deze door IQV zouden moeten worden verstrekt.
25 Op 26 januari 2001 zonden de Portugese instanties de Commissie hun evaluatieverslag betreffende metalaxyl, opgesteld op basis van de door Syngenta en IQV ingediende dossiers. In dat verslag verklaarden de Portugese instanties, dat er voor de beoordeling van de stof nog enkele aanvullende gegevens nodig waren en dat zij op dat moment dus nog niet konden voorstellen, metalaxyl in bijlage I bij richtlijn 91/414 op te nemen.
26 Bij brieven van 2 en 15 februari 2001 verzocht Portugal IQV overeenkomstig artikel 7, lid 1, sub b, van verordening nr. 3600/92 de lidstaten en de Commissie vóór 15 maart 2001 een bijgewerkt summier dossier te zenden en, indien haar daarom zou worden gevraagd, een volledig dossier betreffende metalaxyl.
27 Op 26 maart 2001 deelde de Commissie IQV mee dat, nu zij binnen de gestelde termijn geen bijgewerkt summier dossier had verstrekt, de Commissie en de lidstaten niet in staat waren een behoorlijk onderzoek te verrichten en tot een conclusie ten aanzien van metalaxyl te komen, en dat zij daarom voornemens was een voorstel te doen om metalaxyl niet in bijlage I bij richtlijn 91/414 op te nemen.
28 Op 7 juni 2001 nam IQV contact op met Syngenta en bood haar aan, de studies die zij nodig had om het dossier volledig te maken, van haar te kopen.
29 In een brief van 11 juli 2001 gaf te Commissie te verstaan, dat indien IQV niet over een volledig dossier beschikte, zij waarschijnlijk niet in staat zou zijn de vragen die met betrekking tot metalaxyl gesteld zouden worden, binnen een redelijke termijn te beantwoorden, daar een definitieve beslissing vóór juli 2003 moest worden genomen.
30 Bij brief van 10 september 2001 deelde Syngenta IQV mee, dat zij niet bereid was de studies die zij voor haar dossier betreffende metalaxyl had gemaakt, aan haar te verkopen.
31 Op 26 september 2001 stelden de Portugese instanties IQV ervan in kennis, dat zij niet bereid waren om in plaats van IQV het dossier aan de lidstaten en de Commissie te zenden.
32 Op 15 oktober 2001 liet de Commissie IQV weten, dat na de weigering van Syngenta om haar toegang tot haar dossier te geven, en na de weigering van de Portugese instanties om kopieën van het dossier te maken en deze te verdelen, het voor haar onmogelijk was de deskundigen van de lidstaten over metalaxyl te raadplegen, en dat zij daarom een ontwerpbeschikking betreffende de niet-opneming van die stof in bijlage I bij richtlijn 91/414 zou moeten opstellen.
33 Op 8 maart 2002 deelde de Commissie IQV opnieuw mee dat, aangezien de Portugese instanties het niet als hun taak zagen de tijdens het onderzoek door de nationale deskundigen gerezen vragen te beantwoorden, het niet mogelijk was dat onderzoek doeltreffend te verrichten, en dat zij dan ook geen andere uitweg zag dan het voorstel te doen om metalaxyl niet in bijlage I op te nemen.
34 Op 12 april 2002 zond IQV de Commissie een bijgewerkt summier dossier en bevestigde zij haar beslissing om een nieuw volledig dossier samen te stellen.
35 In een brief van mei 2002 - de juiste datum is onbekend - deelde de Commissie IQV mee, dat enkel ten aanzien van werkzame stoffen waarvoor uiterlijk 31 december 2003 een volledig dossier beschikbaar was, de evaluatietermijn tot na genoemde datum kon worden verlengd. Daar het volgens de Commissie duidelijk was dat IQV's volledige dossier op die datum niet beschikbaar kon zijn, en de terugtrekking van Syngenta uit de kennisgevingsprocedure geen reden was om metalaxyl anders te behandelen dan andere werkzame stoffen, verklaarde zij, zich genoodzaakt te zien om voor te stellen dat metalaxyl niet in bijlage I bij richtlijn 91/414 werd opgenomen.
36 Tijdens zijn bijeenkomst van 18 en 19 oktober 2002 hechtte het comité zijn goedkeuring aan de ontwerpbeschikking betreffende de niet-opneming van metalaxyl in bijlage I bij richtlijn 91/414.
37 Op 2 mei 2003 stelde de Commissie beschikking 2003/308/EG betreffende de niet-opneming van metalaxyl in bijlage I bij richtlijn 91/414 vast (hierna: bestreden beschikking"). Zij werd bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie van 7 mei 2003 (L 113, blz. 8).
38 Bij verzoekschrift, op 9 mei 2003 neergelegd ter griffie van het Gerecht, heeft verzoekster beroep tot nietigverklaring van de bestreden beschikking ingesteld.
39 Bij op dezelfde dag ter griffie van het Gerecht ingeschreven afzonderlijke akte heeft verzoekster verzocht om opschorting van de tenuitvoerlegging van de bestreden beschikking.
40 De Commissie heeft haar opmerkingen over het verzoek in kort geding op 21 mei 2003 ingediend.
41 Partijen zijn gehoord tijdens een hoorzitting op 27 juni 2003.
In rechte
Ontvankelijkheid
42 Zonder formeel een exceptie van niet-ontvankelijkheid op te werpen, wijst de Commissie er in haar opmerkingen op, dat het verzoek in kort geding niet vergezeld gaat van de in artikel 44, leden 3 en 5, van het Reglement voor de procesvoering van het Gerecht bedoelde documenten, te weten het legitimatiebewijs van de voor IQV optredende advocaten, de statuten van die vennootschap en een bewijs dat de aan de advocaten verleende volmacht op regelmatige wijze is verstrekt. De Commissie refereert zich aan het oordeel van de kortgedingrechter ten aanzien van de eventuele gevolgen hiervan voor de ontvankelijkheid van het verzoek.
43 Krachtens artikel 104, lid 3, van het Reglement voor de procesvoering moeten de in artikel 44, leden 3 en 5, van dat reglement bedoelde documenten bij een verzoek om voorlopige maatregelen worden gevoegd. In casu gaat het verzoek in kort geding niet van die documenten vergezeld.
44 In het geval van een beroep ten gronde evenwel bepaalt het Reglement voor de procesvoering niet, dat het verzuim om de in artikel 44, leden 3 en 5, van dat reglement bedoelde documenten bij het verzoekschrift te voegen, het beroep automatisch niet-ontvankelijk maakt. Indien het verzoekschrift niet voldoet aan de voorwaarden van artikel 44, leden 3 en 5, van het Reglement voor de procesvoering, moet de griffier ingevolge artikel 44, lid 6, de verzoeker een redelijke termijn stellen om de verzuimen te herstellen. Gebeurt dit niet, dan beslist het Gerecht, of het niet in acht nemen van bedoelde voorwaarden tot de formele niet-ontvankelijkheid van het beroep leidt.
45 Gezien de uitdrukkelijke verwijzing in artikel 104, lid 3, van het Reglement voor de procesvoering naar artikel 44, leden 3 en 5, van dat reglement, dienen bij een verzoek in kort geding dezelfde regels te worden toegepast. In het onderhavige geval heeft de griffier verzoekster uitgenodigd haar verzoek te regulariseren, en heeft zij de in artikel 44, leden 3 en 5, van het Reglement voor de procesvoering bedoelde documenten binnen de gestelde termijn overgelegd. Het verzoek in kort geding is derhalve ontvankelijk.
Het verzoek in kort geding
46 Volgens artikel 104, lid 2, van het Reglement voor de procesvoering moet een verzoek in kort geding een duidelijke omschrijving bevatten van de omstandigheden waaruit het spoedeisend karakter blijkt, alsmede de middelen, zowel feitelijk als rechtens, op grond waarvan de voorlopige maatregel waartoe wordt geconcludeerd, aanvankelijk gerechtvaardigd voorkomt (fumus boni juris). Deze voorwaarden zijn cumulatief, zodat een verzoek om opschorting van tenuitvoerlegging moet worden afgewezen, wanneer aan een ervan niet wordt voldaan [beschikking president Hof van 14 oktober 1996, SCK en FNK/Commissie, C-268/96 P(R), Jurispr. blz. I-4971, punt 30]. In voorkomend geval gaat de kortgedingrechter voorts over tot afweging van de op het spel staande belangen (beschikking president Hof van 23 februari 2001, Oostenrijk/Raad, C-445/00 R, Jurispr. blz. I-1461, punt 73).
47 Bovendien moet de gevraagde maatregel voorlopig zijn, in die zin dat zij de feitelijke of rechtsvragen die in geding zijn, niet prejudicieert en de gevolgen van de later in de hoofdzaak te geven beslissing niet bij voorbaat ongedaan maakt [beschikking president Hof van 19 juli 1995, Commissie/Atlantic Container Line e.a., C-149/95 P(R), Jurispr. blz. I-2165, punt 22].
48 In het kader van dit algemene onderzoek beschikt de kortgedingrechter over een ruime beoordelingsvrijheid en kan hij, met inachtneming van de bijzonderheden van de zaak, vrij bepalen hoe en in welke volgorde deze verschillende voorwaarden moeten worden onderzocht, daar geen enkele gemeenschapsrechtelijke regel hem voor de beoordeling van de noodzaak van voorlopige maatregelen een vooraf vastgesteld onderzoeksschema voorschrijft (beschikking president Hof Commissie/Atlantic Container Line e.a., reeds aangehaald, punt 23).
49 In casu meent de kortgedingrechter eerst te moeten onderzoeken of aan de voorwaarde van spoedeisendheid is voldaan, en daarna eventueel of er sprake is van fumus boni juris; ten slotte kan dan, zo nodig, een belangenafweging plaatsvinden.
De spoedeisendheid
- Argumenten van partijen
50 Om te beginnen herinnert verzoekster aan artikel 2, sub a, van de bestreden beschikking, volgens hetwelk de lidstaten ervoor moeten zorgen dat toelatingen van metalaxyl bevattende gewasbeschermingsmiddelen uiterlijk zes maanden na de datum van vaststelling van deze beschikking worden ingetrokken", wat betekent dat de lidstaten hun toelatingen op elk moment tussen 2 mei en 2 november 2003 kunnen intrekken.
51 Vervolgens merkt verzoekster op dat het door Syngenta verhandelde product, metalaxyl-M, de actieve isomeer van het traditionele metalaxyl is, dat de op basis van elk van die twee stoffen vervaardigde preparaten in dezelfde doses voor dezelfde gewassen worden gebruikt, dat de evaluatiestudies betreffende metalaxyl-M voor 80 % overeenkomen met die betreffende metalaxyl, dat bepaalde officiële stukken van internationale organisaties metalaxyl-M behandelen als een substituut voor metalaxyl en, ten slotte, dat ze ongeveer hetzelfde kosten. Het gaat dus om volstrekt substitueerbare werkzame stoffen en het uit de markt nemen van metalaxyl zal hoogstwaarschijnlijk tot gevolg hebben, dat het door metalaxyl-M bevattende producten wordt vervangen. Dit risico is des te groter nu Syngenta een reclamecampagne voert waarin juist op deze substitueerbaarheid wordt gewezen en die ertoe zal bijdragen, dat het ene product door het andere wordt vervangen en dat de eindgebruikers en de distributeurs hun vertrouwen in metalaxyl verliezen. Daardoor zal verzoekster haar marktaandeel verliezen zonder haar afnemers ooit nog terug te kunnen winnen. Dat dit verlies van marktaandeel onherstelbaar is, komt onder meer door de bijzondere gevoeligheid van de consument voor de volksgezondheidsproblematiek en door het verlies van vertrouwen dat het gevolg is van het uit de markt nemen van een product op grond van een overheidsbeslissing, zelfs wanneer dat niet om redenen van volksgezondheid gebeurt. De tenuitvoerlegging van de bestreden beschikking zal verzoekster ook te staan komen op een onherstelbaar verlies van vertrouwen van haar strategische partners en op prestigeverlies in de sector waarin zij actief is. Naar schatting van verzoekster zal haar economische schade bestaan in een verlies van 30 % van haar winst vóór belasting en in een vermindering van haar verkopen die een - moeilijker meetbare - invloed op de verhandeling van andere producten van haar assortiment zal hebben.
52 De Commissie wijst deze argumenten van de hand. In de eerste plaats is het weinig waarschijnlijk dat de nationale autoriteiten de metalaxyl bevattende producten onmiddellijk na de vaststelling van de bestreden beschikking uit de markt zullen nemen. Dat zal eerder aan het einde van de in de beschikking bepaalde periode van zes maanden gebeuren. Bovendien geeft artikel 3 van de beschikking de lidstaten de mogelijkheid een bijkomende termijn van maximaal 18 maanden voor de afzet van bestaande voorraden van metalaxyl bevattende producten toe te staan.
53 Wat vervolgens het mogelijke prestigeverlies betreft, merkt de Commissie op dat verzoekster dienaangaande geen enkele precisering verschaft.
54 De andere gestelde schadeposten, te weten verlies van afnemers en van marktaandeel, verlies van strategische partners, een winstverlies van ruim 30 % en vermindering van de verkoop van andere producten, zijn volgens de Commissie van zuiver financiële aard en verzoekster heeft geen enkele concrete aanwijzing voor de ernst en het onherstelbare karakter ervan aangevoerd.
55 Het feit dat metalaxyl-M bevattende producten een substituut kunnen zijn voor producten met metalaxyl, en de reclamecampagnes van Syngenta zijn, in de eerste plaats, geen concrete aanwijzingen om de precieze gevolgen van een onmiddellijke tenuitvoerlegging van de bestreden beschikking te kunnen beoordelen, gezien de in deze beschikking bepaalde termijnen waarbinnen metalaxyl bevattende producten daadwerkelijk uit de markt moeten worden genomen en voorraden kunnen worden afgezet.
56 In de tweede plaats zijn er andere stoffen die zowel metalaxyl als metalaxyl-M kunnen vervangen, zodat de eventuele vervanging van metalaxyl bevattende producten niet noodzakelijkerwijs uitsluitend in het voordeel van Syngenta zal werken. Bovendien kan de vervanging van metalaxyl door metalaxyl-M samenhangen met bepaalde eigenschappen van deze laatste stof, zoals haar geringere schadelijkheid voor het grondwater. Dus ook wanneer verzoekster afnemers en marktaandeel verliest, is er geen bewijs dat dit komt door de tenuitvoerlegging van de bestreden beschikking, noch dat het om ernstige en onherstelbare schade gaat. Bovendien, wanneer verzoekster een nieuw dossier betreffende metalaxyl samenstelt en hiervoor goedkeuring verkrijgt, kan zij haar producten weer in de handel brengen. Verzoekster heeft niet aangetoond dat zij met passende maatregelen haar marktaandeel niet zou kunnen heroveren, en zij levert evenmin enig concreet bewijs met betrekking tot het verlies van vertrouwen van sommige van haar partners.
57 Met betrekking tot verzoeksters beweringen over het teloorgaan van een groot gedeelte van haar commerciële activiteit, merkt de Commissie op dat niet is aangetoond dat verzoeksters accountant onafhankelijk is, dat verzoekster niet de producten noemt waarop de vermindering met 30 % betrekking heeft, noch het aandeel van haar verkopen buiten de Gemeenschap, dat verzoekster niet heeft bewezen dat dit verlies haar voortbestaan in gevaar brengt, en, ten slotte, dat een onderneming die actief is op een sterk gereglementeerde markt waar onverwacht ingrijpen van de overheid steeds mogelijk is, de nodige voorzorgsmaatregelen moet treffen en, zoals in casu, zich door het opbouwen van reserves en diversificatie van haar activiteiten tegen een eventueel stilleggen van de handel in metalaxyl bevattende producten moet wapenen.
58 Ten slotte wijst de Commissie erop dat verzoekster niet concreet heeft aangetoond, in hoeverre het verbod van metalaxyl gevolgen voor de verhandeling van andere producten van haar assortiment kan hebben.
- Beoordeling door de kortgedingrechter
59 Het is vaste rechtspraak dat de spoedeisendheid van een verzoek om opschorting van tenuitvoerlegging moet worden getoetst aan de vraag, of een voorlopige beslissing noodzakelijk is ter voorkoming van ernstige en onherstelbare schade voor de partij die om opschorting verzoekt. In het bijzonder wanneer het ontstaan van de schade van een samenstel van factoren afhangt, volstaat het dat die schade met een voldoende mate van waarschijnlijkheid voorzienbaar is [zie, onder meer, beschikking Hof van 29 juni 1993, Duitsland/Raad, C-280/93 R, Jurispr. blz. I-3667, punten 22 en 34, en beschikking president Hof van 14 december 1999, HFB e.a./Commissie, C-335/99 P(R), Jurispr. blz. I-8705, punt 67].
60 Artikel 2 van de bestreden beschikking luidt: De lidstaten zorgen ervoor dat: a) toelatingen van metalaxyl bevattende gewasbeschermingsmiddelen uiterlijk zes maanden na de datum van vaststelling van deze beschikking worden ingetrokken; b) met ingang van de datum van deze beschikking geen metalaxyl bevattende gewasbeschermingsmiddelen meer worden toegelaten en geen toelatingen voor dergelijke gewasbeschermingsmiddelen meer worden vernieuwd op grond van de in artikel 8, lid 2, van richtlijn 91/414/EEG vastgestelde afwijkingsbepalingen."
61 De verbodsbepalingen van artikel 2 worden echter genuanceerd door artikel 3 van de bestreden beschikking, juncto artikel 4, lid 6, van richtlijn 91/414, volgens hetwelk de lidstaten een laatste termijn van maximaal 18 maanden vanaf de datum van vaststelling van de bestreden beschikking kunnen stellen voor de verwijdering, het op de markt brengen of het gebruiken van de bestaande voorraden". Deze termijn is echter niet slechts zuiver facultatief, maar ook beperkt door het doel ervan, in zoverre hij enkel wordt toegestaan voor het afzetten van de bestaande voorraden.
62 De mogelijkheid waarop de Commissie tijdens de administratieve procedure heeft gewezen, te weten dat verzoekster de onderzoeksprocedure voor metalaxyl weer helemaal opnieuw begint om deze stof als nieuwe stof" in bijlage I bij richtlijn 91/414 te laten opnemen, lijkt op dit moment overigens geen geschikt alternatief te zijn om aan de gevolgen van de bestreden beschikking te ontkomen. Verzoekster heeft immers, door de Commissie onweersproken, betoogd dat die procedure in totaal twee tot drie jaar kan duren, wat zelfs bij een goede afloop ervan betekent dat een beslissing te laat zou komen om de gevolgen van de bestreden beschikking onmiddellijk teniet te doen.
63 Daar de bestreden beschikking op 2 mei 2003 is vastgesteld, zal het voor verzoekster in beginsel dus uiterlijk op 3 november 2003 onmogelijk worden metalaxyl bevattende producten te verkopen, en zal zij hoogstens, indien de lidstaten dat toestaan, haar bestaande voorraden preparaten die die stof bevatten, nog op de markt kunnen brengen.
64 Nagegaan moet worden of verzoekster daardoor ernstige schade dreigt te lijden en, zo ja, of die schade onherstelbaar is.
65 Wat het bestaan van schade betreft, zal verzoekster slechts marktaandelen verliezen, indien zij bij de vervaardiging van haar preparaten metalaxyl niet door een andere stof, met name metalaxyl-M, kan vervangen. Dienaangaande betoogt verzoekster, door de Commissie onweersproken, dat metalaxyl-M een isomeer van metalaxyl en een prima substituut ervan is, onder meer omdat de op basis van elk van die stoffen vervaardigde preparaten in dezelfde doses voor dezelfde gewassen kunnen worden gebruikt. Bovendien is de prijs van de twee stoffen ongeveer gelijk. Metalaxyl-M lijkt dus op het eerste gezicht een geschikt vervangingsmiddel voor metalaxyl. Dit wil echter niet noodzakelijk zeggen, dat verzoekster het kan gebruiken om het verbod van metalaxyl goed te maken. Metalaxyl-M wordt immers vervaardigd door een concurrent, Syngenta, die er industriële-eigendomsrechten op bezit. Syngenta is dus bij voorbaat in staat voor haar verkopen van metalaxyl-M aan verzoekster commercieel zeer ongunstige voorwaarden te stellen, met alle mogelijke gevolgen van dien voor de verkoopprijs en dus de competitiviteit van verzoeksters preparaten.
66 De vraag is dus, of er andere stoffen dan metalaxyl-M bestaan, die als substituut voor metalaxyl kunnen worden gebruikt. In haar opmerkingen meent de Commissie, dat er tal van andere stoffen zijn die metalaxyl voor bepaalde toepassingen kunnen vervangen. Het betreft onder meer propamocarb hydrochloride, azoxystrobin, Bordeaux mixture" en fluoroimide, die bruikbaar zijn tegen door phytophthora infestans veroorzaakte ziektes bij aardappelgewassen, en dithianon, iprovalicarb, tolyfluanide, azoxystrobin en Bordeaux mixture", die in de wijnbouw tegen door plasmopara viticola veroorzaakte ziektes worden aangewend. Tijdens de hoorzitting heeft de Commissie nog andere stoffen genoemd die volgens haar mogelijke substituten voor metalaxyl zijn. In haar antwoord op een vraag van de kortgedingrechter tijdens de hoorzitting moest de Commissie echter toegeven, dat ook indien die stoffen metalaxyl kunnen vervangen, verzoekster ze enkel kan gebruiken na een vergunning voor het op de markt brengen ervan te hebben verkregen, wat minstens een jaar kan duren. Dus ook indien die stoffen geschikte substituten voor metalaxyl zijn, zal verzoekster er stellig niet zo tijdig gebruik van kunnen maken, dat zij aan de gevolgen van de bestreden beschikking kan ontkomen.
67 Zonder opschorting van de tenuitvoerlegging is het dus waarschijnlijk dat verzoekster marktaandelen zal verliezen, doordat zij haar producten niet in de handel kan brengen. De vraag is nu, of die schade onherstelbaar zal zijn.
68 Het is vaste rechtspraak dat, uitzonderingen daargelaten, financiële schade niet als onherstelbaar of zelfs maar moeilijk herstelbaar kan worden beschouwd, aangezien er later steeds een geldelijke vergoeding kan worden geboden [beschikking president Derde kamer Hof van 3 juli 1984, De Compte/Parlement, 141/84 R, Jurispr. blz. 2575, punt 4; beschikking president Hof van 11 april 2001, Commissie/Cambridge Healthcare Supplies, C-471/00 P(R), Jurispr. blz. I-2865, punt 113, en beschikking president Gerecht van 11 april 2003, Solvay Pharmaceuticals/Raad, T-392/02 R, Jurispr. blz. II-1825, punt 106].
69 Ingevolge dit beginsel zou de gevraagde opschorting van tenuitvoerlegging slechts gerechtvaardigd zijn, indien bleek dat verzoekster zonder een dergelijke maatregel in een situatie zou komen waarin haar voortbestaan gevaar loopt of haar marktaandelen onomkeerbare veranderingen ondergaan (beschikkingen president Gerecht van 30 juni 1999, Pfizer Animal Health/Raad, T-13/99 R, Jurispr. blz. II-1961, punt 138, en Solvay Pharmaceuticals/Raad, reeds aangehaald, punt 107).
70 In casu heeft verzoekster echter op geen enkel moment aangetoond, of zelfs maar gesteld, dat haar voortbestaan in het geval van tenuitvoerlegging van de bestreden beschikking in gevaar komt. Tijdens de hoorzitting heeft zij weliswaar te kennen gegeven dat die tenuitvoerlegging het voortbestaan van haar dochterondernemingen in Italië en Portugal zou bedreigen, maar zij heeft daar niet het minste bewijs voor geleverd. Evenmin heeft zij aangetoond, dat zij niet in staat is die twee dochterondernemingen financieel te ondersteunen, en dat hun eventueel faillissement haar eigen voortbestaan in gevaar zal brengen.
71 Verzoekster heeft zich daarentegen beroepen op het verlies van marktaandelen waarop de tenuitvoerlegging van de bestreden beschikking haar zou komen te staan. De Commissie heeft daarop geantwoord dat, volgens de rechtspraak, degene die zich op verlies van marktaandelen beroept, moet aantonen dat het terugwinnen van een aanzienlijk gedeelte daarvan, bijvoorbeeld door passende reclamecampagnes, wegens belemmeringen van structurele of juridische aard onmogelijk is (beschikking Commissie/Cambridge Health Suppliers, reeds aangehaald, punten 110 en 111).
72 In casu lijken verscheidene elementen erop te wijzen, dat wanneer verzoekster eenmaal door de tenuitvoerlegging van de bestreden beschikking markt aandelen verloren heeft, zij deze moeilijk zal kunnen terugwinnen.
73 In de eerste plaats zouden de marktaandelen die verzoekster verliest, waarschijnlijk grotendeels door Syngenta worden overgenomen. Blijkens door verzoekster voorgelegde gegevens wil Syngenta haar toekomstig commercieel beleid op de overeenkomsten tussen metalaxyl en metalaxyl-M baseren. Zij wijst er onder meer op dat Syngenta's product op basis van metalaxyl-M, Ridomil MZ Gold, dezelfde naam draagt als haar eigen product op basis van metalaxyl, Ridomil, en dat de producten op basis van metalaxyl-M dezelfde samenstelling hebben als de producten op basis van metalaxyl. Anders dan de Commissie in haar opmerkingen verklaart, zijn dit concrete aanwijzingen dat de gebruikers ertoe gebracht moeten worden, die producten als soortgelijke producten te zien, en maken zij het dus aannemelijk dat verzoekster marktaandelen aan Syngenta zal verliezen. Syngenta nu is onderdeel van een machtig concern en zodoende in staat omvangrijke reclamecampagnes op te zetten om tegenspel te bieden aan de reclame die verzoekster na een eventuele nietigverklaring van de bestreden beschikking zou kunnen maken om haar marktaandeel terug te winnen, of zelfs om deze reclame vóór te zijn. Om dezelfde reden beschikt Syngenta ongetwijfeld over de nodige financiële middelen om een agressieve commerciële en prijspolitiek te kunnen voeren, teneinde de afnemers die zij mogelijk dankzij de litigieuze beschikking heeft gewonnen, voor zich te behouden. Verder kan de bijzondere gevoeligheid van de gezondheidssector voor beslissingen om een gewasbeschermingsmiddel uit de markt te nemen, niet volledig buiten beschouwing worden gelaten, ook niet in het geval dat die beslissing op andere gronden dan een mogelijk van dat product uitgaand gevaar voor de gezondheid berust.
74 Tal van elementen van het dossier maken derhalve aannemelijk dat verzoeksters concurrenten, in het bijzonder Syngenta, bij tenuitvoerlegging van de bestreden beschikking marktaandelen op haar kunnen veroveren die zij zonder die beschikking veelal nooit zou hebben verloren, en vervolgens ook na een eventuele nietigverklaring van de bestreden beschikking een groot aantal van verzoeksters vroegere afnemers voor zich kunnen behouden. Een dergelijke situatie zou op de markt waarop verzoekster actief is, een onomkeerbare ontwikkeling tot gevolg kunnen hebben, die volgens de rechtspraak onherstelbare schade kan opleveren (zie, in die zin, beschikkingen president Gerecht van 16 juni 1992, Langnese-Iglo en Schöller Lebensmittel/Commissie, T-24/92 R en T-28/92 R, Jurispr. blz. II-1839, punt 29; 17 januari 2001, Petrolessence en SG2R/Commissie, T-342/00 R, Jurispr. blz. II-67, punt 48, en 12 september 2001, Comafrika en Dole Fresh Fruit Europe/Commissie, T-139/01 R, Jurispr. blz. II-2415, punt 94).
75 Ook moet rekening worden gehouden met het betoog van de Commissie, dat metalaxyl-M zich door bepaalde eigenschappen gunstig van metalaxyl onderscheidt, in het bijzonder doordat het in minder sterke dosering kan worden gebruikt en het grondwater minder belast. Het is dan ook niet onmogelijk, aldus de Commissie, dat sommige van verzoeksters afnemers besluiten op metalaxyl-M over te gaan wegens de eigenschappen van dit product, los van de tenuitvoerlegging van de bestreden beschikking. Dit doet echter niet af aan de mogelijkheid, dat veel van die afnemers zich uitsluitend wegens de bestreden beschikking tot Syngenta wenden. De omstandigheid dat gebruikers van metalaxyl wegens de eigenschappen van metalaxyl-M op dit laatste product overgaan, zou in feite het onherstelbare karakter van de schade tot op zekere hoogte nog versterken, aangezien het moeilijk zou zijn om met voldoende nauwkeurigheid te bepalen, welk gedeelte van verzoeksters verlies van marktaandeel door de vrije mededinging en welk gedeelte door de tenuitvoerlegging van de bestreden beschikking is veroorzaakt (zie, in overeenkomstige zin, beschikking president Gerecht van 7 juli 1998, Van den Bergh Foods/Commissie, T-65/98 R, Jurispr. blz. II-2641, punt 65). Een schade nu waarvan de omvang niet kan worden geraamd, is als onherstelbaar te beschouwen (zie beschikking president Hof van 23 mei 1990, Comos-Tank e.a./Commissie, C-51/90 R en C-59/90 R, Jurispr. blz. I-2167, punt 24, en beschikking president Gerecht van 21 maart 1997, Antillean Rice Mills/Raad, T-41/97 R, Jurispr. blz. II-447, punt 47).
76 Mitsdien moet worden geconcludeerd, dat verzoekster het bestaan heeft aangetoond van het risico, dat haar marktaandelen onherstelbare wijzigingen ondergaan. Nu aan de voorwaarde van spoedeisendheid is voldaan, dienen haar argumenten betreffende het bestaan van fumus boni juris te worden onderzocht.
De fumus boni juris
- Argumenten van partijen
77 In haar verzoek in kort geding zegt verzoekster, dat zij voor haar beroep in de hoofdzaak drie middelen aanvoert: schending van richtlijn 91/414 en van verordening nr. 3600/92, schending van het evenredigheidsbeginsel en oneigenlijk gebruik van bevoegdheid.
78 In de eerste plaats stelt verzoekster, dat richtlijn 91/414 ervan uitgaat dat in een onderzoeksprocedure betreffende een gewasbeschermingsmiddel de belanghebbende producenten zoveel als mogelijk is collectieve dossiers indienen, onder meer om de proeven met gewervelde dieren te beperken. Door midden in de procedure te besluiten van haar aanvankelijke uitlegging af te wijken en IQV te verplichten een volledig dossier betreffende metalaxyl in te dienen, heeft de Commissie de negende overweging en artikel 6, lid 1, van verordening nr. 3600/92, alsook de achttiende overweging en artikel 13, lid 7, sub b, van richtlijn 91/414 geschonden. Voorts heeft de Commissie haar eigen uitlegging van die bepalingen geschonden door de als rapporteur optredende lidstaat uit te nodigen de beoordeling van metalaxyl op basis van het volledige dossier van Syngenta voort te zetten.
79 In haar tweede middel stelt verzoekster, dat de bestreden beschikking inbreuk maakt op het evenredigheidsbeginsel doordat zij niet geschikt is om het doel van wetenschappelijke beoordeling van de werkzame stoffen van gewasbeschermingsmiddelen te bereiken, aangezien zij een van die stoffen zonder wetenschappelijke beoordeling uit de markt neemt. In een tweede onderdeel stelt verzoekster voorts, dat de Commissie dat doel met minder beperkende middelen had kunnen bereiken, bijvoorbeeld door de Portugese instanties te vragen het dossier onder de lidstaten te verdelen en het aan verzoekster over te laten de vragen van de lidstaten te beantwoorden, of door de termijn voor indiening van het dossier te verlengen na aan verzoekster duidelijk te hebben gemaakt, wat de voor de beoordeling van metalaxyl benodigde studies precies moesten bevatten. Ten slotte, de schade die de bestreden beschikking aan de rechten van verzoekster toebrengt, is veel groter dan de voordelen die er voor het algemeen belang uit voortvloeien.
80 In haar derde middel stelt verzoekster, dat de Commissie haar bevoegdheid oneigenlijk heeft gebruikt door een ander doel na te streven dan richtlijn 91/414 beoogt, te weten de opneming in bijlage I bij de richtlijn van de werkzame stoffen die wegens hun toxicologische en ecotoxicologische eigenschappen toelaatbaar zijn, en andersom, dat veilige" werkzame stoffen niet uit de markt worden genomen, voorzover er studies bestaan om die stoffen te kunnen beoordelen en een of meer ondernemingen bereid zijn de aan de opneming in bijlage I bij richtlijn 91/414 verbonden lasten op zich te nemen. De Commissie heeft metalaxyl echter zonder wetenschappelijke grond uitgesloten, wellicht als gevolg van de druk van de multinational Syngenta".
81 Op verzoeksters eerste middel antwoordt de Commissie, dat het de taak van de kennisgever is om, onder meer, aan te tonen dat de werkzame stof die hij in bijlage I bij richtlijn 91/414 opgenomen wenst te zien, niet schadelijk is voor de gezondheid van mens en dier, het grondwater en het milieu. Verzoekster heeft echter niet binnen redelijke termijn de informatie kunnen leveren die enkel op basis van het evaluatieverslag vereist was, en was na de weigering van Syngenta om haar studies te verkopen, niet in staat de voor de beoordeling van metalaxyl op tal van punten noodzakelijke gegevens te verstrekken, en daarmee de vele vragen te beantwoorden die bij de beoordeling door de deskundigen van de lidstaten waarschijnlijk gerezen zouden zijn.
82 De Commissie betwist ook het tweede middel van verzoekster. Om te beginnen merkt zij op dat de bestreden beschikking geschikt is om het doel van richtlijn 91/414 te bereiken, daar volgens artikel 8, lid 2 , van de richtlijn tot niet-opneming in bijlage I kan worden besloten wanneer de kennisgever de vereiste informatie niet binnen de gestelde termijn verstrekt. Wat vervolgens verzoeksters argument betreft over het bestaan van minder beperkende middelen om hetzelfde doel te bereiken, herinnert de Commissie eraan dat het juist het doel van richtlijn 91/414 is om op basis van de door de kennisgever verstrekte informatie tot een passende beoordeling van de betrokken werkzame stoffen te komen. Het is dus de kennisgever die alle dienstige informatie dient te verstrekken. Tot de vaststelling van de bestreden beschikking heeft verzoekster bovendien over een meer dan redelijke termijn beschikt om die informatie te leveren. Met betrekking tot verzoeksters argument dat de bestreden beschikking meer schade aan haar individuele rechten heeft toegebracht dan voordeel voor het algemeen belang heeft opgeleverd, merkt de Commissie nog op dat richtlijn 91/414 zelf door de invoering van strenge bewijsplichten het belang van de betrokken producenten ondergeschikt aan het algemeen belang heeft gemaakt.
83 Wat ten slotte verzoeksters derde middel betreft, betoogt de Commissie, dat zij de bestreden beschikking met inachtneming van de communautaire voorschriften heeft vastgesteld. Ook is Syngenta niet de enige onderneming die van de niet-opneming van metalaxyl in bijlage I bij richtlijn 91/414 profiteert. Uit de in het procesdossier opgenomen briefwisseling blijkt ten slotte, dat de eindbeschikking van de Commissie geheel in overeenstemming is met het oordeel waartoe de als rapporteur optredende lidstaat al meteen na de indiening van verzoeksters dossier was gekomen.
- Beoordeling door de kortgedingrechter
84 Om het bestaan van fumus boni juris vast te stellen, dient de kortgedingrechter te onderzoeken of de middelen en argumenten die de verzoeker tot staving van zijn beroep in de hoofdzaak aanvoert, gelet op de omstandigheden feitelijk en rechtens van het concrete geval, als serieus zijn te beschouwen (beschikking president Gerecht van 1 december 1994, Postbank/Commissie, T-353/94 R, Jurispr. blz. II-1141, punt 27).
85 In zijn eerste middel stelt verzoekster, dat het vereiste van een volledig dossier onverenigbaar is met de negende overweging van de considerans en artikel 6, lid 1, van verordening nr. 3600/92 en met de achttiende overweging van de considerans en artikel 13, lid 7, sub b, van richtlijn 91/414.
86 Volgens de negende overweging van de considerans van verordening nr. 3600/92 moet, ten einde dubbel werk, vooral bij experimenten met gewervelde dieren, te voorkomen, in specifieke bepalingen [...] worden voorzien om de producenten ertoe aan te zetten collectieve dossiers in te dienen". Artikel 6, lid 1, van de verordening bepaalt daartoe, dat wanneer in de in artikel 5, lid 4, bedoelde verordening verscheidene kennisgevingen worden vermeld, [...] de betrokken kennisgevers alle redelijke stappen [ondernemen] om de in de eerste alinea bedoelde dossiers collectief in te dienen".
87 Dit artikel verlangt van de producenten die belang bij de opneming van een zelfde stof in bijlage I bij richtlijn 91/414 hebben, dat zij tot overeenstemming proberen te komen over het doen van een gezamenlijke kennisgeving. Hieruit lijkt echter niet te kunnen worden afgeleid, dat wanneer die ondernemingen, zoals in het onderhavige geval, het niet eens zijn geworden over een gezamenlijke kennisgeving, de Commissie en de als rapporteur optredende lidstaat niet meer kunnen eisen, dat die ondernemingen overeenkomstig de regeling een volledig dossier indienen of studies uitvoeren die al door andere ondernemingen zijn verricht en waarbij experimenten met gewervelde dieren worden overgedaan. Artikel 6, lid 2, van verordening nr. 3600/92 zegt immers, dat de kennisgever moet bewijzen dat de werkzame stof waarvoor hij een dossier indient, aan de vereisten van artikel 5 van richtlijn 91/414 voldoet. Hieruit moet worden afgeleid, dat deze verplichting geldt voor iedere producent die een kennisgeving indient, en dit in beginsel zelfs in het geval dat hij geen overeenstemming met andere belanghebbende ondernemingen over het indienen van een gezamenlijke kennisgeving heeft weten te bereiken, en zelfs indien de enige kennisgever die een volledig dossier heeft ingediend, zich terugtrekt, of zelfs indien de gegevens die de als rapporteur optredende lidstaat of de Commissie nodig meent te hebben, nieuwe experimenten met gewervelde dieren noodzakelijk maken. In dit stadium en op basis van de argumenten van het verzoek in kort geding is het niet aannemelijk, dat de Commissie en de lidstaten in het onderhavige geval niet op grond van artikel 6, lid 1, laatste alinea, van verordening nr. 3600/92 de verdeling van een summier dossier en, in voorkomend geval, op grond van artikel 6, lid 1, tweede alinea, van die verordening de verdeling van een volledig dossier kunnen verlangen. In dit stadium en op basis van de argumenten van het verzoek in kort geding is het evenmin aannemelijk, dat artikel 6, lid 1, laatste alinea, van verordening nr. 3600/92 in de weg staat aan de verplichting van de als rapporteur optredende lidstaat om overeenkomstig artikel 7, lid 1, sub b, van verordening nr. 3600/92 ervoor te zorgen dat de kennisgever onmiddellijk na het onderzoek van een dossier een bijgewerkte samenvatting ervan aan de andere lidstaten en de Commissie zendt.
88 Verder lijkt verzoekster evenmin een beroep te kunnen doen op de preambule en artikel 13, lid 7, sub b, van richtlijn 91/414. Deze laatste bepaling verlangt van de producent die een toelating voor het op de markt brengen van een gewasbeschermingsmiddel wenst te verkrijgen, dat hij zich met de houders van eerdere toelatingen verstaat over het delen van informatie, teneinde overbodige experimenten met gewervelde dieren te voorkomen. Deze verplichting geldt evenwel bij verzoeken om toelating buiten het afwijkende stelsel van artikel 8, lid 2, van richtlijn 91/414, waarvan de eerste fase door verordening nr. 3600/92 is geregeld en waarom het in de onderhavige zaak gaat. Verzoeksters argumenten op dit punt lijken dus niet te kunnen slagen.
89 Het argument van verzoekster, dat het eisen van een volledig dossier na de indiening van het evaluatieverslag van de als rapporteur optredende lidstaat onverenigbaar is met de uitlegging van de Commissie, die die lidstaat had uitgenodigd het evaluatieverslag betreffende metalaxyl op basis van het door Syngenta ingediende dossier op te stellen, kan op het eerste gezicht evenmin als gegrond worden beschouwd. Verzoekster lijkt met dit argument te bedoelen, dat de Commissie en de als rapporteur optredende lidstaat, door te accepteren dat het evaluatieverslag werd opgesteld op basis van alle gegevens waarover die lidstaat beschikte, daaronder begrepen het dossier van Syngenta, bij haar een gewettigd vertrouwen hadden gewekt, dat zij daarna geen volledig dossier meer behoefde in te dienen.
90 Dienaangaande zij eraan herinnerd dat bij ontbreken van nauwkeurige, onvoorwaardelijke en onderling consistente toezeggingen die de administratie hem zou hebben gedaan, niemand zich op schending van het beginsel inzake bescherming van gewettigd vertrouwen kan beroepen (zie, onder meer, arrest Gerecht van 11 juli 2002, Wasmeier/Commissie, T-381/00, JurAmbt. blz. I-A-125 en II-677, punt 106). In casu evenwel hebben de Portugese instanties verzoekster bij brief van 28 augustus 1999 ervan in kennis gesteld, dat zij het evaluatieverslag betreffende metalaxyl met name op basis van het dossier van Syngenta zouden opstellen. Daarbij werd echter wel te verstaan gegeven dat, zo er aanvullende gegevens nodig waren, deze zouden worden gevraagd aan verzoekster, die nog als enige belang bij de opneming van metalaxyl in bijlage I bij richtlijn 91/414 had. Deze brief sloot dus niet bij voorbaat uit, dat verzoekster overeenkomstig de artikelen 6, lid 1, en 7, lid 1, sub b, van verordening nr. 3600/92 later nog om een summier of een volledig dossier kon worden gevraagd. Het is derhalve niet aannemelijk dat verzoekster een gewettigd vertrouwen kon hebben waaruit zij de zekerheid putte, dat in de latere fasen van het onderzoek van metalaxyl van de normaal toepasselijke procedure zou worden afgeweken.
91 Verzoeksters eerste middel lijkt prima facie, en enkel op basis van de door haar voorgelegde gegevens, een nietigverklaring van de bestreden beschikking dus niet te kunnen rechtvaardigen. Daarom moet haar tweede middel, ontleend aan schending van het evenredigheidsbeginsel, worden onderzocht.
92 Volgens vaste rechtspraak verlangt het in de derde alinea van artikel 5 EG neergelegde evenredigheidsbeginsel, dat handelingen van de gemeenschapsinstellingen niet verder gaan dan wat met het oog op het te bereiken doel passend en noodzakelijk is (arrest Hof van 17 mei 1984, Denkavit Nederland, 15/83, Jurispr. blz. 2171, punt 25; arresten Gerecht van 19 juni 1997, Air Inter/Commissie, T-260/94, Jurispr. blz. II-997, punt 144, en 12 oktober 1999, Conserve Italia/Commissie, T-216/96, Jurispr. blz. II-3139, punt 101). Om vast te stellen of een bepaling van gemeenschapsrecht in overeenstemming is met het evenredigheidsbeginsel, moet worden nagegaan of de door een gemeenschapsinstelling aangewende middelen geschikt zijn om het beoogde doel te bereiken, en of zij niet verder gaan dan daarvoor noodzakelijk is (zie, onder meer, arrest Hof van 13 mei 1997, Duitsland/Parlement en Raad, C-233/94, Jurispr. blz. I-2405, punt 54).
93 In een eerste onderdeel betwist verzoekster, dat de bestreden beschikking noodzakelijk en geschikt is om het doel van richtlijn 91/414 en verordening nr. 3600/92 - verhinderen dat een stof zonder wetenschappelijke beoordeling van de markt wordt uitgesloten - te bereiken.
94 Bij lezing van de artikelen 4 tot en met 10 van richtlijn 91/414 en van de gehele verordening nr. 3600/92 blijkt het inderdaad een van de doelstellingen van deze twee handelingen te zijn, een wetenschappelijke onderzoeksprocedure voor bepaalde werkzame stoffen te organiseren met het oog op hun toelating dan wel hun verbod op het grondgebied van de Gemeenschap. Artikel 8, lid 2, van richtlijn 91/414 bepaalt echter uitdrukkelijk, dat wanneer de informaties die voor de beoordeling van een tijdens de overgangsperiode onderzochte stof nodig zijn, niet binnen de voorgeschreven periode zijn verstrekt", die stof niet in bijlage I bij richtlijn 91/414 kan worden opgenomen. Het doel van deze richtlijn is derhalve niet slechts om een volledige wetenschappelijke beoordeling van de betrokken werkzame stof door te voeren, maar ook om dat binnen de bij de richtlijn bepaalde maximumtermijn te doen; wordt deze termijn niet gehaald, dan kan de stof uit de markt worden genomen.
95 In casu heeft de Commissie volgens punt 7 van de considerans van de bestreden beschikking besloten metalaxyl niet in bijlage I bij richtlijn 91/414 op te nemen, omdat verzoekster, aangezien [zij] geen toegang had tot [het dossier van Syngenta], [...] niet in staat [was] om informatie te verstrekken in verband met de problemen die zich naar aanleiding van de beoordeling voordeden, noch om [haar] eigen dossier binnen een redelijke termijn te voltooien". Volgens de Commissie was het daarom niet mogelijk een doeltreffende collegiale toetsing (,peer review) ten aanzien van metalaxyl te organiseren". Uit deze redengeving blijkt niet duidelijk, of de bestreden beschikking is vastgesteld omdat een volledige beoordeling van metalaxyl vóór het einde van de bepaalde termijn juridisch al niet meer mogelijk was, dan wel om andere redenen, mogelijk verband houdend met de wil van de Commissie zo snel mogelijk een dossier te sluiten waarvan zij het onderzoek eventueel nog had kunnen verlengen. Door deze onduidelijkheid in de redengeving is de kortgedingrechter niet in staat om zonder een volledig onderzoek van de omstandigheden van de zaak het betoog van verzoekster, dat de bestreden beschikking niet geschikt is om aan de doelstelling van wetenschappelijke beoordeling van gewasbeschermingsmiddelen binnen de gestelde termijn te voldoen, als kennelijk ongegrond aan te merken.
96 Wat in de tweede plaats verzoeksters argument betreft, dat er minder beperkende middelen waren om het doel van richtlijn 91/414 en verordening nr. 3600/92 te bereiken, moet worden nagegaan of de Commissie op het moment van vaststelling van de bestreden beschikking inderdaad andere mogelijkheden had voor een volledige wetenschappelijke beoordeling van metalaxyl binnen de in de toepasselijke regeling bepaalde termijn, waarmee minder inbreuk op de belangen van IQV zou zijn gemaakt.
97 In haar verzoek in kort geding betoogt verzoekster, dat een minder beperkend middel waarvan de Commissie gebruik had kunnen maken, bijvoorbeeld was geweest dat zij de als rapporteur optredende lidstaat had opgedragen het dossier onder de andere lidstaten te verdelen, waarbij verzoekster de eventueel gerezen problemen had moeten oplossen, of dat zij de indieningstermijn had verlengd om verzoekster in staat te stellen binnen een redelijke termijn een nieuw dossier samen te stellen.
98 Met betrekking tot de eerste mogelijkheid blijkt uit het dossier, dat de Portugese instanties hebben geweigerd, de taak om het volledige dossier te verdelen, van verzoekster over te nemen. Daar verordening nr. 3600/92 geen bepaling bevat waarbij de verdeling van het dossier duidelijk aan de lidstaat wordt opgedragen, is het niet erg waarschijnlijk dat de Commissie de bevoegdheid had de als rapporteur optredende lidstaat te verplichten dat in plaats van verzoekster te doen.
99 Met betrekking tot de tweede mogelijkheid - verlenging van de termijn voor indiening van het dossier bij de Commissie - blijkt uit het procesdossier dat op 18 en 19 oktober 2002 een bijeenkomst van het comité heeft plaatsgevonden. Op die data was het voor verzoekster dus al niet meer mogelijk om vóór de bij artikel 7, lid 4, van verordening nr. 3600/92 bepaalde einddatum van 25 mei 2002 de resultaten van aanvullende studies waarom het comité later nog had kunnen vragen, over te leggen. In dit verband blijkt uit het dossier, dat bepaalde studies, waarvan al bij de indiening van het evaluatieverslag van de als rapporteur optredende lidstaat was gezegd dat zij noodzakelijk waren, hoe dan ook op zijn vroegst pas in september 2004 beschikbaar zouden zijn geweest. Men kan dus niet bij voorbaat stellen, dat de Commissie op dat tijdstip echt andere mogelijkheden had dan het comité voor te stellen metalaxyl niet in bijlage I bij richtlijn 91/414 op te nemen. Hiermee is echter niets gezegd over de geldigheid van de redenen waarom de bijeenkomst van het comité niet eerder plaats heeft gehad.
100 Het lijkt er dan ook op, dat de door verzoekster voorgestelde alternatieven een wijziging van verordening nr. 3600/92 zouden hebben vereist. Daar die verordening door de Commissie zelf is vastgesteld, valt het in dit stadium in beginsel niet uit te sluiten dat de Commissie een speciale verordening had kunnen vaststellen om de termijn voor het indienen van de voor de beoordeling van metalaxyl nodige studies te verlengen, zodat verzoekster had kunnen proberen vóór 31 december 2005 een toelating voor die stof te verkrijgen. Deze mogelijkheid lijkt echter een uitzondering te moeten blijven, aangezien zij moeilijke vragen opwerpt, in het bijzonder, daar het een tekst van algemene strekking betreft, in verband met de eerbiediging van het beginsel van gelijke behandeling en de rechtsbescherming van derden, en met het algemeen belang bij de tenuitvoerlegging van een normatieve handeling. In dit stadium heeft verzoekster niets aangevoerd waaruit a priori een dergelijke verplichting van de Commissie zou voortvloeien. Het gaat hier echter om moeilijke principekwesties die een grondig onderzoek verdienen en niet in het kader van een kort geding kunnen worden opgelost.
101 Tevens moet worden bedacht, dat verordening nr. 3600/92 een ingewikkelde uitvoeringsregeling is, waarvan de relevante bepalingen meermaals zijn gewijzigd en waarin niet uitdrukkelijk rekening wordt gehouden met de situatie waarin verzoekster verkeert, te weten die van enige onderneming die de opneming van een werkzame stof in bijlage I bij richtlijn 91/414 verlangt, maar nadat een andere belanghebbende producent, die de enige was die een in wezen volledig dossier had ingediend, zich uit de procedure heeft teruggetrokken, terwijl de als rapporteur optredende lidstaat zich bereid heeft verklaard de onderzoeksprocedure op basis van dat dossier voort te zetten. De oplossing van de door het verzoekschrift opgeworpen vragen vereist derhalve een diepgaande bestudering van de feitelijke en juridische context van die situatie, waaraan echter een behandeling op tegenspraak dient vooraf te gaan. De kortgedingrechter is dan ook van oordeel, dat de door verzoekster aangevoerde middelen in dit kort geding niet als kennelijk ongegrond terzijde kunnen worden geschoven en dat derhalve moet worden overgegaan tot afweging van de in geding zijnde belangen.
Belangenafweging
- Argumenten van partijen
102 Verzoekster stelt, dat opschorting van de tenuitvoerlegging van de bestreden beschikking geen schade zal toebrengen aan de gezondheid van mens en dier of aan het milieu, aangezien de onvolledigheid van het dossier de reden is om metalaxyl uit de markt te nemen. In de jaren waarin het in de handel was, heeft metalaxyl nooit een probleem opgeleverd en het heeft nog onlangs met succes een nieuw onderzoek in de Verenigde Staten en Canada doorstaan. Bovendien is bij richtlijn 2002/64/EG van de Commissie van 15 juli 2002 houdende wijziging van richtlijn 91/414 teneinde cinidon-ethyl, cyhalofop-butyl, famoxadone, florasulam, metalaxyl-M en picilinafen op te nemen als werkzame stof (PB L 189, blz. 27), metalaxyl-M in bijlage I bij richtlijn 91/414 opgenomen, terwijl het een natuurlijk substituut van metalaxyl is en de voor de beoordeling ervan noodzakelijke studies voor 80 % overeenkomen met die welke voor de beoordeling van metalaxyl nodig zijn.
103 Daarentegen zou het niet opschorten van de tenuitvoerlegging van de bestreden beschikking zeer ernstige gevolgen voor verzoekster hebben, alsook voor bepaalde ondernemingen buiten de Europese Unie, die met metalaxyl behandelde producten in de Unie op de markt brengen.
104 De Commissie betwist dit betoog. Volgens haar heeft verzoekster niet bewezen dat zij schade zal lijden. Opschorting van de tenuitvoerlegging van de bestreden beschikking is daarentegen onverenigbaar met het belang van de Commissie bij inachtneming van de ingevolge de gemeenschapsregeling geldende procedures. Opschorting van tenuitvoerlegging is ook in strijd met het belang van inachtneming van de voorschriften betreffende de toelating van gewasbeschermingsmiddelen, die de toelating verbieden van producten waarvan de gezondheidsrisico's niet zijn onderzocht. Bovendien heeft de Commissie er belang bij, dat verzoekster op dezelfde manier wordt behandeld als iedere andere kennisgever die niet binnen de gestelde termijn een volledig dossier indient. Zonder voor de Portugese instanties te willen spreken, wijst de Commissie erop dat deze zich door de opschorting van de bestreden beschikking beledigd zouden kunnen voelen. Ten slotte betoogt zij, dat de gevolgen voor de invoer in de Gemeenschap van metalaxyl bevattende producten, geen uitvloeisel zijn van de bestreden beschikking, maar van een latere procedure waarbij het comité voor sanitaire en fytosanitaire maatregelen van de Wereldhandelsorganisatie moet worden geraadpleegd. Die procedure zal bovendien de invoer van metalaxyl bevattende producten in de Gemeenschap niet noodzakelijk onmogelijk maken, want de importeurs kunnen om vaststelling van maximumwaarden voor de invoer verzoeken.
- Beoordeling door de kortgedingrechter
105 Wanneer in het kader van een verzoek om opschorting van tenuitvoerlegging wordt gesteld dat de verzoeker ernstige en onherstelbare schade dreigt te lijden, dient de kortgedingrechter bij de afweging van de op het spel staande belangen te onderzoeken, of na de eventuele nietigverklaring van de bestreden beschikking door de rechter ten gronde de door de onmiddellijke tenuitvoerlegging veroorzaakte situatie kan worden teruggedraaid, en andersom, of opschorting van de tenuitvoerlegging de volle werking van die beschikking zal verhinderen in het geval dat het beroep in de hoofdzaak wordt verworpen (beschikkingen president Hof van 26 juni 2003, België en Forum 187/Commissie, C-182/03 R en C-217/03 R, Jurispr. blz. I-6887, punt 142, en Commissie/Atlantic Container Line e.a., reeds aangehaald, punt 50).
106 Evenzo dient de kortgedingrechter bij de afweging van de belangen van de partijen na te gaan, of voorlopige maatregelen noodzakelijk zijn om ernstige en onherstelbare schade voor de verzoeker te voorkomen (beschikking president Gerecht van 23 november 1990, Speybrouck/Parlement, T-45/90 R, Jurispr. blz. II-705, punt 36).
107 Daarbij moet aan de vereisten verband houdend met de bescherming van de volksgezondheid stellig meer gewicht worden toegekend dan aan economische overwegingen [zie, onder meer, beschikking Hof van 12 juli 1996, Verenigd Koninkrijk/Commissie, C-180/96 R, Jurispr. blz. I-3903, punt 93; beschikkingen president Hof van 11 april 2001, Commissie/Trenker, C-459/00 P(R), Jurispr. blz. I-2823, punt 109, en Commissie/Bruno Farmaceutici e.a., C-474/00 P(R), Jurispr. blz. I-2909, punt 112; beschikking Solvay Pharmaceuticals/Raad, reeds aangehaald, punt 122].
108 In de onderhavige zaak nu is de bestreden beschikking niet vastgesteld om wille van duidelijke en welomschreven gevaren die metalaxyl voor de gezondheid kan opleveren, maar wegens de onvolledigheid van de informaties die verzoekster met het oog op de beoordeling van die stof heeft voorgelegd. Volgens het evaluatieverslag van de als rapporteur optredende lidstaat was verder onderzoek van de werking van metalaxyl op het grondwater noodzakelijk. Tijdens de hoorzitting heeft de Commissie echter verklaard, dat zij zich niet beriep op een serieus gevaar van die werkzame stof voor de menselijke gezondheid of het milieu. Bovendien is metalaxyl-M, een werkzame stof die zoals al gezegd zeer nauw met metalaxyl verwant is, in bijlage I bij richtlijn 91/414 opgenomen. Er moet dus van worden uitgegaan, dat opschorting van de tenuitvoerlegging van de bestreden beschikking niet a priori tot ernstige risico's voor de bescherming van de menselijke gezondheid kan leiden.
109 Met betrekking tot het financiële belang van verzoekster moet rekening worden gehouden met de schade die zij door de bestreden beschikking lijdt, in het bijzonder omdat zij daardoor waarschijnlijk voor goed marktaandelen zal verliezen (zie punt 76 supra). Dienaangaande verklaart verzoekster in haar verzoek, dat de brutomarge op de verkoop van metalaxyl bevattende producten overeenkomt met meer dan 30 % van haar winst vóór belasting. Zoals de Commissie echter opmerkt, heeft dit cijfer geen betrekking op de verkoop in de Gemeenschap, het enige gebied waarvoor de toelating van metalaxyl ingevolge de bestreden beschikking zal worden ingetrokken. Verzoekster verkoopt echter producten op basis van metalaxyl in negen landen buiten de Gemeenschap, een omstandigheid die, ook nu een nauwkeurige raming ontbreekt, de omvang van haar mogelijke verliezen relativeert.
110 Bovendien moet worden nagegaan, in hoeverre verzoekster zelf door, bijvoorbeeld, onachtzaamheid of stilzitten tot het ontstaan van die schade heeft bijgedragen. Een nalaten om te handelen kan immers beletten, dat bij de belangenafweging de schaal in het voordeel van de nalatige partij doorslaat (beschikking president Hof van 22 april 1994, Commissie/België, C-87/94 R, Jurispr. blz. I-1395, punt 41).
111 Blijkens het procesdossier heeft verzoekster het dossier betreffende metalaxyl op 26 april 1995 bij de Portugese instanties ingediend en hebben deze haar al begin 1996 duidelijk en onder vermelding van de ontbrekende of onvolledige stukken te verstaan gegeven, dat dat dossier onvolledig was. Terwijl Syngenta blijkbaar geen problemen had om haar dossier tijdig te completeren, heeft verzoekster geen enkele reden aangevoerd die het ontbreken van een volledig dossier, zoals verlangd door artikel 6, lid 1, van verordening nr. 3600/92, kan rechtvaardigen.
112 Uit de door verzoekster bij haar verzoek gevoegde briefwisseling blijkt, dat zij de Portugese instanties na de indiening van het onvolledige dossier meermaals heeft medegedeeld, dat zij bezig was het aan te vullen. Zo schreef zij in haar brief van 30 september 1997, dat zij waarschijnlijk nog negen maanden nodig had om het merendeel van de ontbrekende gegevens over te leggen. Op 27 juli 1998, toen zij ervan in kennis werd gesteld dat Syngenta zich uit de beoordelingsprocedure had teruggetrokken, had verzoekster echter nog steeds geen volledig dossier bij de Portugese instanties ingediend.
113 Na die waarschuwing op 27 juli 1998 over de terugtrekking van Syngenta had verzoekster in beginsel bedacht moeten zijn op het gevaar dat haar bij voortzetting van de procedure dreigde, nu een volledig dossier van haar kant nog steeds ontbrak. Weliswaar lieten de Portugese instanties haar bij brief van 28 augustus 1999 weten, dat het verslag op basis van Syngenta's dossier zou worden opgesteld, maar daarbij gaven zij duidelijk genoeg aan, dat alle vragen voortaan aan verzoekster zouden worden gesteld. Die brief bevatte dus in ieder geval niet de nauwkeurige, onvoorwaardelijke en onderling overeenstemmende toezeggingen die volgens de rechtspraak (zie, onder meer arrest Wasmeier/Commissie, reeds aangehaald, punt 106) noodzakelijk waren om bij verzoekster het gewettigd vertrouwen te doen postvatten, dat haar nooit om een volledig dossier zou worden gevraagd. Verzoekster kon op dat tijdstip dus niet uitsluiten, dat haar overeenkomstig de artikelen 6, lid 1, en 7, lid 1, sub b, van verordening nr. 3600/92 om een summier en een volledig dossier zou worden gevraagd. Toen de als rapporteur optredende lidstaat verzoekster echter op 2 februari 2001 om een volledig dossier verzocht, had zij dat nog steeds niet klaar. Nu verzoekster nog geen volledig dossier had overgelegd op het moment waarop de als rapporteur optredende lidstaat haar daar formeel om verzocht, en nu objectieve gegevens die dat verzuim kunnen rechtvaardigen, ontbreken, is het derhalve duidelijk, dat verzoekster in aanzienlijke mate heeft bijgedragen tot het ontstaan van de schade waarvoor zij zich thans gesteld ziet.
114 Daarnaast moet worden nagegaan, of andere eventuele onzorgvuldigheden, met name van de Commissie of de als rapporteur optredende lidstaat, mogelijk een wat ander licht werpen op de omstandigheid dat verzoekster aanzienlijk tot het ontstaan van de dreigende schade lijkt te hebben bijgedragen. Van belang is hier het volgende: nadat Syngenta op 19 april 1995 een, wat de Commissie noemt, in wezen volledig" dossier had ingediend, verklaarden de Portugese instanties in hun brieven aan de Commissie van 28 mei en 27 juli 1998, dat dit dossier door hen als volledig" was aangemerkt. Aangenomen dat dit al op 19 april 1995 het geval was, had de als rapporteur optredende lidstaat zijn evaluatieverslag in principe dus uiterlijk 20 april 1996 moeten indienen, dat wil zeggen binnen de in artikel 7, lid 1, sub c, van verordening nr. 3600/92 gestelde termijn van twaalf maanden. In werkelijkheid is dat evaluatieverslag eerst op 26 januari 2001 ingediend, dus bijna vijf jaar na afloop van de in artikel 7, lid 1, sub c, van verordening nr. 3600/92 gestelde termijn. Bovendien had Syngenta op de datum waarop het verslag van de als rapporteur optredende lidstaat had moeten worden ingediend, haar dossier nog niet teruggetrokken; dit heeft zij pas twee jaar later, op 11 mei 1998 gedaan. Op bedoelde datum had de onderzoeksprocedure betreffende metalaxyl derhalve kunnen worden voortgezet, en mogelijkerwijs kunnen worden voltooid voordat Syngenta zich terugtrok. Ook de als rapporteur optredende lidstaat lijkt dus in ruime mate te hebben bijgedragen tot het ontstaan van de situatie waarin verzoekster zich thans bevindt.
115 Behoudens de gevolgen van deze eventuele onregelmatigheid voor de zaak ten gronde, draagt zij evenwel niet zoveel bij tot het ontstaan van de schade die verzoekster dreigt te lijden, dat deze geheel ontslagen zou zijn van haar verplichting de omvang van die schade van tevoren te beperken. Verzoekster wist destijds, dat een beslissing in principe vóór 26 juli 2003 moest worden genomen, daar verordening nr. 2076/2002, waarbij die termijn tot 31 december 2005 is verlengd, eerst op 20 november 2002 is vastgesteld. De traagheid van de als rapporteur optredende lidstaat droeg derhalve duidelijk bij tot het vergroten van een spoedeisendheid die als een van de ondernemersrisico's moet worden gezien en die ook de plicht van verzoekster om schadebeperkende maatregelen te treffen, scherper doet uitkomen, vooral omdat verzoekster in een sterk gereglementeerde sector actief is, wat haar noodzaakt zich door een passend ondernemingsbeleid tegen de nadelige gevolgen van een mogelijk overheidsingrijpen te wapenen [zie, in overeenkomstige zin, beschikking president Hof van 11 april 2001, Commissie/Gerot Pharmazeutica, C-479/00 P(R), Jurispr. blz. I-3121, punt 97].
116 Ook moet in aanmerking worden genomen dat opschorting van de tenuitvoerlegging van de bestreden beschikking rechtstreeks zou ingaan tegen het belang van de Commissie bij toepassing van de gemeenschapsregeling, in het bijzonder verordening nr. 3600/92.
117 Ten slotte betoogt verzoekster, dat door de tenuitvoerlegging van de bestreden beschikking voor de toegang tot de Gemeenschap een handelsbarrière tegen metalaxyl bevattende producten zou worden opgericht, wat de belangen van bepaalde buiten de Gemeenschap gevestigde producenten die die stof gebruiken, zou schaden. Ook al mag de kortgedingrechter bij zijn belangenafweging de belangen van derden in aanmerking nemen, uit het dossier blijkt niet, dat verzoekster een bijzondere hoedanigheid bezit waardoor zij kan opkomen voor wat in feite het belang van die producenten is, die in deze zaak niet zijn geïntervenieerd. Hoe dan ook, zelfs indien een invoerverbod voor met metalaxyl behandelde producten rechtstreeks uit de bestreden beschikking zou voortvloeien, wat verzoekster niet heeft aangetoond, zij heeft ook niet bewezen dat het voor die producenten onmogelijk is hun producten met eventueel ter plaatse beschikbare metalaxylsubstituten, met name metalaxyl-M, te behandelen. In voorkomend geval zouden hun kosten daardoor kunnen stijgen, maar een raming daarvan heeft verzoekster niet geleverd. De kortgedingrechter kan derhalve niet beoordelen, in hoeverre de belangen van die derden mogelijkerwijs geschaad zouden worden.
118 Gelet op een en ander, doet de afweging van de belangen de schaal niet doorslaan ten gunste van opschorting van de tenuitvoerlegging. Het verzoek in kort geding moet derhalve worden afgewezen.
DE PRESIDENT VAN HET GERECHT VAN EERSTE AANLEG
beschikt:
1) Het verzoek in kort geding wordt afgewezen.
2) De beslissing omtrent de kosten wordt aangehouden.
$$1. Het verzuim om krachtens artikel 104, lid 3, van het Reglement voor de procesvoering van het Gerecht de in artikel 44, leden 3 en 5, van dat reglement bedoelde documenten bij een verzoek om voorlopige maatregelen te voegen, maakt dit verzoek niet automatisch niet-ontvankelijk. Gezien de uitdrukkelijke verwijzing in artikel 104, lid 3, van het Reglement voor de procesvoering naar artikel 44 van dit reglement, dienen ook bij een verzoek in kort geding de in dit laatste artikel neergelegde regels te worden toegepast, met name het bepaalde in lid 6, volgens hetwelk, indien het verzoekschrift niet voldoet aan de voorwaarden van artikel 44, leden 3 en 5, de griffier de verzoeker een redelijke termijn moet stellen om de verzuimen in het verzoekschrift te herstellen.
( cf. punten 43-45 )
2. Wanneer in het kader van een verzoek om opschorting van tenuitvoerlegging wordt gesteld dat de verzoeker ernstige en onherstelbare schade dreigt te lijden, dient de kortgedingrechter bij de afweging van de op het spel staande belangen te onderzoeken, of na de eventuele nietigverklaring van de omstreden beschikking door de rechter ten gronde de door de onmiddellijke tenuitvoerlegging veroorzaakte situatie kan worden teruggedraaid, en andersom, of opschorting van de tenuitvoerlegging de volle werking van die beschikking zal verhinderen in het geval dat het beroep in de hoofdzaak wordt verworpen. Evenzo dient de kortgedingrechter bij de afweging van de belangen van de partijen na te gaan, of voorlopige maatregelen noodzakelijk zijn om ernstige en onherstelbare schade voor de verzoeker te voorkomen. Daarbij moet aan de vereisten verband houdend met de bescherming van de volksgezondheid in beginsel meer gewicht worden toegekend dan aan economische overwegingen. Bovendien kan het feit dat de nalatige partij zelf door, bijvoorbeeld, onachtzaamheid of stilzitten tot het ontstaan van die schade heeft bijgedragen, beletten, dat bij de belangenafweging de schaal in het voordeel van haar doorslaat.
( cf. punten 105-107, 110 )
1. Kort geding - Voorwaarden voor ontvankelijkheid - Verzoekschrift - Vormvereisten - Niet-overlegging van documenten - Regularisatie
(Art. 242 EG; Reglement voor de procesvoering van het Gerecht, art. 44, leden 3-6, en 104, lid 3)
2. Kort geding - Opschorting van tenuitvoerlegging - Voorwaarden - Afweging van alle betrokken belangen - Bescherming van volksgezondheid van groter gewicht dan economische overwegingen - Inaanmerkingneming van gebrek aan bekwame spoed van verzoeker
(Art. 242 EG; Reglement voor de procesvoering van het Gerecht, art. 104, lid 2)
In zaak T-158/03 R,
Industrias Químicas del Vallés, SA, gevestigd te Barcelona (Spanje), vertegenwoordigd door C. Fernández Vicién, P. González-Espejo en J. Sabater Marotias, advocaten,
verzoekster,
tegen
Commissie van de Europese Gemeenschappen, vertegenwoordigd door B. Doherty en S. Pardo Quintillán als gemachtigden, domicilie gekozen hebbende te Luxemburg,
verweerster,
betreffende een verzoek om opschorting van de tenuitvoerlegging van beschikking 2003/308/EG van de Commissie van 2 mei 2003 betreffende de niet-opneming van metalaxyl in bijlage I bij richtlijn 91/414/EEG van de Raad en de intrekking van de toelating voor gewasbeschermingsmiddelen die deze werkzame stof bevatten (PB L 113, blz. 8),
geeft
DE PRESIDENT VAN HET GERECHT VAN EERSTE AANLEG
de navolgende
Beschikking