Home

Gerechtshof EU 26-02-2007 ECLI:EU:T:2007:58

Gerechtshof EU 26-02-2007 ECLI:EU:T:2007:58

Gegevens

Instantie
Gerechtshof EU
Datum uitspraak
26 februari 2007

Uitspraak

Beschikking van de president

van de Eerste kamer van het Gerecht

26 februari 2007(*)

In zaak T-253/03,

Akzo Nobel Chemicals Ltd, gevestigd te Surrey (Verenigd Koninkrijk),

Akcros Chemicals Ltd, gevestigd te Surrey,

vertegenwoordigd door C. Swaak en M. Mollica, advocaten,

verzoeksters,

ondersteund door

Conseil des barreaux européens (CCBE), gevestigd te Brussel (België), vertegenwoordigd door J. Flynn, QC,

Algemene Raad van de Nederlandse Orde van Advocaten, gevestigd te Den Haag (Nederland), vertegenwoordigd door O. Brouwer, advocaat,

Association européenne des juristes d'entreprise (AEJE)/(ECLA), gevestigd te Brussel, vertegenwoordigd door M. Dolmans, K. Nordlander, advocaten, en J. Temple Lang, solicitor,

en door

American Corporate Counsel Association (ACCA) — European Chapter,

gevestigd te Parijs (Frankrijk), vertegenwoordigd door G. Berrisch, advocaat, en D. Hull, solicitor,

interveniënten, tegen

Commissie van de Europese Gemeenschappen, aanvankelijk vertegenwoordigd door R. Wainwright en C. Ingen-Housz, vervolgens door Wainwright en F. Castillo de la Torre als gemachtigden,

verweerster,

betreffende een door de International Bar Association ingediend verzoek tot interventie ter ondersteuning van de conclusies van verzoeksters in de onderhavige zaak, die een beroep tot nietigverklaring betreft van beschikking C (2003) 1533 def. van 8 mei 2003 tot afwijzing van een verzoek om toepassing van het beroepsgeheim van advocaten („legal professional privilege”) voor bepaalde documenten die in beslag zijn genomen in het kader van een verificatie krachtens artikel 14, lid 3, van verordening nr. 17 van de Raad van 6 februari 1962, Eerste verordening over de toepassing van de artikelen [81] en [82] van het Verdrag (PB L 1962, 13, blz. 204),

geeft

DE PRESIDENT VAN DE EERSTE KAMER VAN HET GERECHT VAN EERSTE AANLEG,

de navolgende

Beschikking

Feiten en procesverloop

1 Op 30 januari 2003 heeft de Commissie op basis van artikel 14, lid 3, van verordening nr. 17 van de Raad van 6 februari 1962, Eerste verordening over de toepassing van de artikelen [81] en [82] van het Verdrag (PB L 1962, 13, blz. 204) beschikking C (2003) 85/4 gegeven, waarbij Akzo Nobel Chemicals Ltd en Akcros Chemicals Ltd (hierna: „verzoeksters”) en hun respectieve dochtermaatschappijen is gelast zich te onderwerpen aan een verificatie, bedoeld om bewijzen van eventuele mededingingsbeperkende praktijken op te sporen (hierna: „beschikking van30 januari 2003”). Op 10 februari 2003 heeft de Commissie, ook op basis van artikel 14, lid 3, van verordening nr. 17, beschikking C (2003) 559/4 gegeven, houdende wijziging van de beschikking van 30 januari 2003 (hierna: „beschikking van 10 februari 2003”).

2 Op 12 en 13 februari 2003 zijn krachtens deze beschikkingen verificaties verricht in de kantoren van verzoeksters te Eccles, Manchester (Verenigd Koninkrijk). Tijdens deze verificatie hebben de ambtenaren van de Commissie een aanzienlijk aantal documenten gekopieerd. In de loop van de verificatie hebben de vertegenwoordigers van verzoeksters de ambtenaren van de Commissie erop gewezen dat bepaalde documenten waarschijnlijk onder het voor de briefwisseling met advocaten geldende beroepsgeheim vielen. Tijdens het onderzoek van de betrokken documenten is een geschil gerezen over vijf documenten die op tweeërlei wijs zijn behandeld. De ambtenaren van de Commissie kwamen namelijk niet meteen tot een definitieve beslissing over de aan twee documenten eventueel te verlenen bescherming. Zij hebben er dus kopieën van gemaakt en deze in een verzegelde enveloppe gedaan, die ze na afloop van de verificatie hebben meegenomen. De andere drie omstreden documenten waren volgens de ambtenaar van de Commissie die de verificatie leidde, niet beschermd door het beroepsgeheim; hij heeft er dus kopieën van gemaakt en deze bij de rest van het dossier gevoegd, zonder ze afzonderlijk in een verzegelde enveloppe te doen.

3 Bij op 11 april 2003 ter griffie van het Gerecht neergelegd verzoekschrift hebben verzoeksters beroep ingesteld, onder meer tot nietigverklaring van de beschikking van 10 februari 2003 en, voor zoveel nodig, van de beschikking van 30 januari 2003 waarbij deze vennootschappen en hun respectieve dochtermaatschappijen werden verplicht zich aan de betrokken verificatie te onderwerpen (zaak T-125/03, Akzo Nobel Chemicals en Akcros Chemicals/Commissie).

4 Op 8 mei 2003 heeft de Commissie beschikking C (2003) 1533 def. gegeven op basis van artikel 14, lid 3, van verordening nr. 17 (hierna: „beschikking van 8 mei 2003”), waarbij het verzoek van verzoeksters is afgewezen om de omstreden documenten vertrouwelijk te behandelen.

5 Bij op 4 juli 2003 ter griffie van het Gerecht neergelegd verzoekschrift hebben verzoeksters krachtens artikel 230, vierde alinea, EG beroep tot nietigverklaring van de beschikking van 8 mei 2003 ingesteld.

6 Bij op respectievelijk 30 juli, 7 en 18 augustus en 25 november 2003 neergelegde verzoekschriften hebben de Conseil des barreaux européens (hierna: „CCBE”), de Algemene Raad van de Nederlandse Orde van Advocaten (hierna: „Nederlandse Orde van Advocaten”), de European Company Lawyers Association (hierna: „ECLA”) en de American Corporate Counsel Association (ACCA) — European Chapter verzocht om toelating tot interventie ter ondersteuning van de conclusies van verzoeksters. Bij beschikkingen van de president van de Vijfde kamer van 4 november 2003 en 10 maart 2004 zijn de CCBE, de Nederlandse Orde van Advocaten, de ECLA en de ACCA toegelaten tot interventie.

7 Op 25 november 2003 heeft de Section on Business Law van de International Bar Association een verzoek om toelating tot interventie ter ondersteuning van de conclusies van verzoeksters ingediend. Bij beschikking van 28 mei 2004 heeft het Gerecht het verzoek tot interventie afgewezen.

8 Op 20 februari 2006 heeft de International Bar Association (hierna: „IBA”), vertegenwoordigd door J. Buhart, advocaat, een verzoek om toelating tot interventie ter ondersteuning van de conclusies van verzoeksters ingediend.

9 In haar interventieverzoek stelt IBA, een rechtstreeks en specifiek belang bij de onderhavige zaak te hebben en te voldoen aan de voorwaarden van de rechtspraak betreffende interventieverzoeken van verenigingen. In de eerste plaats merkt IBA op dat zij een internationale vereniging met rechtspersoonlijkheid is, die een aanzienlijk aantal in de betrokken sector werkzame marktdeelnemers vertegenwoordigt. Zij zou in feite de grootste juristenvereniging ter wereld zijn. In de tweede plaats stelt IBA dat haar doel mede de behartiging, de verdediging en de vertegenwoordiging van de belangen van haar leden omvat — waaronder het beginsel van het beroepsgeheim van de mededelingen van deze laatste —, zo nodig voor een rechter, om te garanderen dat haar leden vrij en onbelemmerd hun beroep kunnen uitoefenen. In de derde plaats stelt IBA dat in de onderhavige zaak fundamentele vragen betreffende het beginsel van het beroepsgeheim aan de orde komen, zodat de beslissing van het Gerecht ter zake haar leden op alle niveaus — individuele leden, balies en verenigingen van bedrijfsjuristen — zonder twijfel zal raken.

10 Het interventieverzoek is partijen betekend overeenkomstig artikel 116, lid 1, eerste alinea, van het Reglement voor de procesvoering van het Gerecht.

11 Bij akte van 11 april 2006 hebben verzoeksters gesteld dat IBA een belang bij de uitkomst van deze zaak had aangetoond, en het Gerecht uitgenodigd haar interventieverzoek toe te staan. Bij op dezelfde dag neergelegde afzonderlijke akte hebben verzoeksters verzocht om vertrouwelijke behandeling jegens IBA.

12 Bij akte van 27 maart 2006 heeft de Commissie het Gerecht verzocht het interventieverzoek van IBA af te wijzen. Zij stelt met name dat het doel van IBA zoals omschreven in artikel 1 van haar statuten, niet de behartiging van de belangen van haar leden of hun vertegenwoordiging omvat, maar alleen erin bestaat haar leden „bij te staan” en de rechtstaat en de rechtsbedeling te „bevorderen”. In de rechtspraak wordt evenwel groot belang eraan gehecht, dat het doel van de vereniging duidelijk in de statuten ervan is geformuleerd (beschikking Gerecht van 28 mei 2004, Akzo Nobel Chemicals en Akcros Chemicals/Commissie, T-253/03, Jurispr. blz. II-1603, punt 20, waarbij het interventieverzoek van de Section on

Business Law of the International Bar Association werd afgewezen). Voorts, aldus de Commissie, lijkt het Gerecht een duidelijk onderscheid te maken tussen „bevordering” en „vertegenwoordiging en behartiging” door een vereniging van de belangen van haar leden. Een vereniging die de bevordering van de algemene en collectieve belangen van een beroep beoogt, heeft onvoldoende belang om als interveniënte te worden toegelaten (beschikking president van de Derde kamer van het Gerecht van 25 juni 1999, Pfizer Animal Health/Raad, T-13/99, niet gepubliceerd in de Jurisprudentie, punt 28).

13 Bij op 5 respectievelijk 10 april 2006 neergelegde akten hebben de CCBE en de Nederlandse Orde van Advocaten zich uitgesproken ten gunste van het interventieverzoek van IBA. De andere interveniënten hebben geen bezwaren tegen dit interventieverzoek ingediend.

Beoordeling door het Gerecht

14 Krachtens artikel 40, tweede alinea, van het Statuut van het Hof van Justitie, dat overeenkomstig artikel 53, eerste alinea, van dat Statuut van toepassing is op de procedure voor het Gerecht, hebben niet alleen de lidstaten en de instellingen van de Gemeenschap het recht te interveniëren in de gedingen die aanhangig zijn voor het Gerecht, maar ook elke persoon die aannemelijk maakt belang te hebben bij de beslissing van het geding.

15 Volgens vaste rechtspraak worden representatieve verenigingen die de behartiging van de belangen van hun leden als doel hebben, toegelaten tot interventie in gedingen waarin principiële vragen die voor die leden van belang zijn, aan de orde komen [beschikkingen president Hof van 17 juni 1997, National Power en PowerGen, C-151/97 P(I) en C-157/97 P(I), Jurispr. blz. I-3491, punt 66, en 28 september 1998, Pharos/Commissie, C-151/98 P, Jurispr. blz. I-5441, punt 6]. Een vereniging kan meer bepaald worden toegelaten tot interventie, wanneer zij een aanzienlijk aantal in de betrokken sector werkzame actoren vertegenwoordigt, haar doel mede de behartiging van de belangen van haar leden omvat, in de zaak principiële punten aan de orde kunnen komen die de werking van de betrokken sector raken, en het te wijzen arrest de belangen van haar leden dus aanzienlijk kan schaden (zie in die zin beschikking Gerecht van 8 december 1993, Kruidvat/Commissie, T-87/92, Jurispr. blz. II-1375, punt 14, waarbij het interventieverzoek van Yves Saint Laurent Parfums SA is afgewezen, en beschikking Akzo Nobel Chemicals en Akcros Chemicals/Commissie, reeds aangehaald, punt 18).

16 Het Gerecht stelt in de eerste plaats vast dat IBA een vereniging is die een aanzienlijk aantal van de in de betrokken sector werkzame beroepsbeoefenaren vertegenwoordigt. Onder haar leden telt zij namelijk meer dan 20 000 individuele juristen — waarvan ongeveer 3 000 bedrijfsjuristen — alsook 195 balies en talrijke verenigingen van bedrijfsjuristen — waaronder het Institut des juristes d'entreprise.

17 In de tweede plaats omvat het doel van IBA blijkens haar statuten de behartiging van de belangen van haar leden. Volgens artikel 1, leden 2 en 3, van de statuten van IBA heeft zij als doel, de verenigingen van balies en Law societies en haar ledenjuristen bij te staan om de organisatie en het statuut van het beroep te ontwikkelen en te verbeteren, en haar ledenjuristen wereldwijd op het gebied van de juridische opleiding en daarbuiten bij te staan om de juridische dienstverlening aan het publiek te ontwikkelen en te verbeteren. Anders dan de Commissie stelt, moet deze verwijzing naar de omstandigheid dat het doel van IBA met name is haar leden „bij te staan”, aldus worden opgevat dat een van de doelen van deze vereniging de behartiging van de belangen van haar leden is. De betrokken statutaire bepalingen voorzien in veel meer dan de eenvoudige bevordering van algemene en collectieve belangen van een beroep in de zin van de beschikking Pfizer Animal Health/Raad, reeds aangehaald. De statuten van IBA betreffen namelijk onderwerpen die de concrete belangen van haar leden, zoals de organisatie en het statuut van het beroep van advocaat en de verlening van juridische diensten, rechtstreeks kunnen beïnvloeden.

18 In de derde plaats, ten slotte, gelet op het feit dat in de onderhavige zaak fundamentele vragen inzake de vertrouwelijkheid van de mededelingen tussen een advocaat en zijn cliënt aan de orde komen, zal het te wijzen arrest een belangrijke invloed op de werking van de betrokken sector en de belangen van de leden van IBA kunnen hebben.

19 Uit het voorgaande volgt dat IBA haar belang bij de beslissing van het geding heeft aangetoond en dus overeenkomstig artikel 40, tweede alinea, van het Statuut van het Hof moet worden toegelaten tot interventie. Daar haar interventieverzoek is gedaan na het verstrijken van de termijn van zes weken van artikel 115, lid 1, van het Reglement voor de procesvoering van het Gerecht, zal haar interventie krachtens artikel 116, lid 6, van dit Reglement beperkt moeten blijven tot de indiening van opmerkingen in de mondelinge behandeling. Derhalve zal IBA te gelegener tijd alleen het rapport ter terechtzitting worden meegedeeld dat in deze zaak zal worden opgesteld. Er hoeft dus niet te worden beslist op het verzoek om vertrouwelijke behandeling van verzoeksters jegens IBA.

DE PRESIDENT VAN DE EERSTE KAMER VAN HET GERECHT VAN EERSTE AANLEG

beschikt:

  1. De International Bar Association wordt toegelaten tot interventie in zaak T-253/03 ter ondersteuning van de conclusies van verzoeksters. De griffier zal haar te gelegener tijd overeenkomstig artikel 116, lid 6, van het Reglement voor de procesvoering van het Gerecht het rapport ter terechtzitting meedelen zodat zij eventuele opmerkingen tijdens de mondelinge behandeling kan maken.

  2. De beslissing omtrent de kosten wordt aangehouden.

Luxemburg, 26 februari 2007.

De griffier

E. Coulon

De president van de Eerste kamer

J. D. Cooke