Home

Conclusie van advocaat-generaal Kokott van 6 oktober 2005.

Conclusie van advocaat-generaal Kokott van 6 oktober 2005.

I - Inleiding

1. Het Gerechtshof Amsterdam (hierna: "verwijzende rechter") verzoekt het Hof om een prejudiciële beslissing over de geldigheid van aanvullende aantekening 1 op hoofdstuk 10 van de gecombineerde nomenclatuur en over de uitlegging van het begrip goede trouw in artikel 220, lid 2, sub b, vierde alinea, van het communautair douanewetboek.

2. Deze vragen zijn gerezen in een geding voor de verwijzende rechter tussen BV Algemene Scheeps Agentuur Dordrecht (hierna: "ASAD") en de Inspecteur van de Belastingdienst (hierna: "Inspecteur"). ASAD voerde in de Gemeenschap rijst in die als "halfwitte" rijst was aangegeven en waarvoor derhalve belastingvrijstelling gold. De Inspecteur deelde de rijst uiteindelijk echter als "gedopte" rijst in en zond een uitnodiging tot betaling, waartegen ASAD opkomt in het hoofdgeding.

3. De verwijzende rechter heeft twijfels over de geldigheid van aanvullende aantekening 1 op hoofdstuk 10 van het gemeenschappelijk douanetarief, omdat deze ten opzichte van de tekst van het Geharmoniseerde Systeem voor de indeling van rijst als gedopt of als halfwit mogelijkerwijs bijkomende, conflicterende voorwaarden stelt. Mocht de aanvullende aantekening toch geldig zijn, dan rijst volgens de verwijzende rechter de vraag of de schuldenaar vanwege deze gegronde twijfel aan de geldigheid als te goeder trouw in de zin van artikel 220, lid 2, sub b, vierde alinea, van het douanewetboek moet worden aangemerkt, aangezien daardoor de verplichting om een navordering aan douanerechten te voldoen zou komen te vervallen.

II - Toepasselijke bepalingen

4. Het rechtskader van de zaak wordt gevormd door het Geharmoniseerde Systeem, het gemeenschappelijk douanetarief en het communautair douanewetboek.

A - Volkenrecht: het Geharmoniseerde Systeem

5. Het Geharmoniseerde Systeem (hierna: "GS") werd als internationaal verdrag in het kader van de Werelddouaneorganisatie vastgelegd. Het is een multifunctionele nomenclatuur die alle in de internationale handel voorkomende goederen kan omvatten. De Gemeenschap is partij bij het verdrag.(2)

6. Artikel 3, lid 1, GS luidt voorzover hier van belang:

"3. Verplichtingen van de verdragsluitende partijen

(1) Behoudens de uitzonderingen, genoemd in artikel 4:

a) verbindt elke verdragsluitende partij zich om [...] haar tariefnomenclatuur [...] in overeenstemming te doen zijn met het geharmoniseerde systeem. Zij verbindt zich aldus om, met betrekking tot haar tariefnomenclatuur [...]

1. alle posten en onderverdelingen van het geharmoniseerde systeem zonder enige toevoeging of wijziging, alsmede de daarop betrekking hebbende numerieke codes te gebruiken;

2. de algemene regels voor de interpretatie van het geharmoniseerde systeem, alsmede alle aantekeningen op de afdelingen en de hoofdstukken en de aanvullende aantekeningen op de onderverdelingen toe te passen en de draagwijdte van de afdelingen, hoofdstukken, posten of onderverdelingen van het geharmoniseerde systeem niet te wijzigen;

3. de volgorde van nummering van het geharmoniseerde systeem in acht te nemen."

7. In deel II van afdeling II, hoofdstuk 10, maakt het GS onder post 1006 in de verbindende Engelse versie de volgende postonderverdeling:

"10.06 - RICE.

1006.10 - Rice in the husk (paddy or rough)

1006.20 - Husked (brown) rice

1006.30 - Semi-milled or wholly milled rice, whether or not polished or glazed

1006.40 - Broken Rice."

8. De eveneens verbindende Franse versie luidt:

"10.06 - RIZ.

1006.10 - Riz en paille (riz paddy)

1006.20 - Riz décortiqué (riz cargo ou riz brun)

1006.30 - Riz semi-blanchi ou blanchi, même poli ou glacé [...]

1006.40 - Riz en brisures."

9. De Werelddouaneorganisatie (voorheen: Internationale Douaneraad; hierna: "WDO") publiceert toelichtingen op het GS. In de toelichting op post 1006 is in de Engelse versie is onder meer bepaald:

"(1) Rice in the husk (paddy or rough rice), that is to say, rice grain still tightly enveloped by the husk.

(2) Husked (brown) rice (cargo rice) which, although the husk has been removed [...] is still enclosed in the pericarp. [...]

(3) Semi-milled rice, that is to say, whole rice grains from which the pericarp has been partly removed.

(4) Wholly milled rice (bleached rice), whole rice grains from which the pericarp has been removed [...]

(5) Broken rice, i.e., rice broken during processing."

10. De Franse versie van deze toelichtingen luidt:

"1) Le riz en paille (riz paddy ou riz vêtu), c'est-à-dire le riz dont les grains sont encore revêtus de leur balle florale qui les enveloppe très étroitement.

2) Le riz décortiqué (riz cargo ou riz brun) qui, dépouillé des balles florales [...] conserve encore sa pellicule propre (péricarpe). [...]

3) Le riz semi-blanchi, à savoir, le riz en grains entiers dont le péricarpe a été partiellement enlevé.

4) Le riz blanchi, riz en grains entiers dont on a enlevé le péricarpe [...]

5) Les brisures de riz, consistant en grains brisés au cours des opérations antérieures."

B - Bepalingen van gemeenschapsrecht

1. Het gemeenschappelijk douanetarief

11. Het gemeenschappelijk douanetarief is op het GS gebaseerd. Met de "gecombineerde nomenclatuur" (hierna: "GN") daarvan moet dit het mogelijk maken alle in de internationale handel voorkomende goederen te omvatten. Het gemeenschappelijk douanetarief heeft in de GN de structuur van het GS overgenomen, maar verfijnt de onderverdeling voor tarief- en statistische doeleinden. Op het GS gebaseerd zijn onder andere de posten (de eerste vier cijfers) en de eerste postonderverdeling, tot op zes cijfers, van het douanetarief. De laatste twee cijfers berusten enkel op het secundaire gemeenschapsrecht.

12. De GN kende op het relevante tijdstip in deel II (douanetarief), afdeling II (producten van het plantenrijk), hoofdstuk 10 (granen), onder post 1006 onder meer de volgende postonderverdelingen:

"1006 Rijst:

1006 10 - padie:

[...]

1006 20 - gedopte rijst:

- - voorgekookte (parboiled) rijst

- - andere:

[...]

- - - langkorrelige rijst in:

[...]

1006 20 98 - - - - waarvan de verhouding lengte/breedte gelijk is aan of groter dan 3

1006 30 - halfwitte of volwitte rijst, ook indien gepolijst of geglansd:

- - halfwitte rijst:

[...]

- - - andere:

[...]

- - - - langkorrelige rijst:

[...]

1006 30 48 - - - - - waarvan de verhouding lengte/breedte gelijk is aan of groter dan 3

- - volwitte rijst:

[...]

1006 40 00 - breukrijst".

13. Aanvullende aantekening 1 op hoofdstuk 10 GN (hierna: "aanvullende aantekening 1") bepaalde voorzover hier van belang:

"1. Wordt aangemerkt als:

[...]

d) ,padie', bedoeld bij de onderverdelingen 1006 10 [...]: rijst waarvan na het dorsen het kroonkafje niet is verwijderd;

e) ,gedopte rijst' bedoeld bij de onderverdelingen 1006 20 [...]: rijst waarvan alleen het kroonkafje is verwijderd. Hieronder valt met name rijst die in de handel wordt aangeduid als ,bruine rijst', ,cargorijst' [...]

f) ,halfwitte rijst' bedoeld bij de onderverdelingen 1006 30 [...]: rijst waarvan het kroonkafje, een gedeelte van de kiem en alle of een deel van de buitenlagen van het zilvervlies zijn verwijderd, maar niet de binnenlagen;

g) ,volwitte rijst' bedoeld bij de onderverdelingen 1006 30 [...]: rijst waarvan het kroonkafje, alle buiten- en binnenlagen van het zilvervlies, de gehele kiem in het geval van langkorrelige rijst [...] zijn verwijderd [...]

h) ,breukrijst' bedoeld bij onderverdeling 1006 40: brokstukken van korrels waarvan de lengte gelijk is aan of kleiner is dan 3/4 van de gemiddelde lengte van de gehele korrel."

2. Het communautair douanewetboek

14. Het communautair douanewetboek geeft een samenvatting van de algemene niet-tarifaire douanewetgeving en regelt de wijze waarop douanerechten worden geheven. Het bevat naast de algemene en procedurele voorschriften ook de regeling inzake de douaneschuld. Artikel 220, lid 2, sub b, van het communautair douanewetboek maakt deel uit van de regeling inzake de douaneschuld en bepaalt sinds 19 december 2000 voorzover hier van belang(3) :

"Behalve in de gevallen als bedoeld in artikel 217, lid 1, tweede en derde alinea, wordt niet tot boeking achteraf overgegaan wanneer: [...]

b) het wettelijk verschuldigde bedrag aan rechten niet was geboekt, ten gevolge van een vergissing van de douaneautoriteiten zelf die de belastingschuldige redelijkerwijze niet kon ontdekken en waarbij deze laatste zijnerzijds te goeder trouw heeft gehandeld en aan alle voorschriften van de geldende bepalingen inzake de douaneaangifte heeft voldaan.

Wanneer de preferentiële status van de goederen aan de hand van een systeem van administratieve samenwerking wordt vastgesteld waarbij instanties van een derde land betrokken zijn, wordt de afgifte door deze instanties van een onjuist certificaat aangemerkt als een vergissing, in de in de eerste alinea bedoelde zin, die redelijkerwijze niet kon worden ontdekt.

De afgifte van een onjuist certificaat wordt echter niet als een vergissing aangemerkt, wanneer het certificaat gebaseerd is op een onjuiste weergave van de feiten door de exporteur, behalve indien met name de instanties die het certificaat afgaven klaarblijkelijk wisten of hadden moeten weten dat de goederen niet voor preferentiële behandeling in aanmerking kwamen.

De goede trouw van de belastingschuldige kan worden ingeroepen wanneer deze kan aantonen dat hij er zich gedurende de periode van de betrokken handelstransacties zorgvuldig van heeft vergewist dat alle voorwaarden voor preferentiële behandeling geëerbiedigd werden.

De belastingschuldige kan evenwel geen goede trouw inroepen wanneer de Commissie een bericht in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen heeft bekendgemaakt volgens hetwelk er gegronde twijfel bestaat ten aanzien van de juiste toepassing van de preferentiële regeling door het begunstigde land."

III - De feiten, het hoofdgeding en de prejudiciële vragen

15. Douane-expediteur ASAD heeft op 10 augustus 2001 aangifte voor het vrije verkeer gedaan van 1 134 500 kg rijst. ASAD omschreef deze rijst als "langkorrelige halfwitte rijst waarvan de verhouding lengte/breedte gelijk is aan of groter dan 3", en deelde deze rijst in onder GN-tariefpost 1006 30 48 00. ASAD gaf Aruba als land van oorsprong aan en deed een beroep op een tariefpreferentie die voor rijst van tariefpost 1006 30 48 00 van oorsprong uit Aruba gold.

16. Als bewijs van de oorsprong legde ASAD drie certificaten inzake goederenverkeer EUR.1 over, waarvan er twee waren geviseerd door de bevoegde autoriteiten van Aruba. Als goederenomschrijving vermeldden de EUR.1-certificaten "cargo rice of ACP origin Guyana which had been processed in Aruba, in accordance with the provisions and annex II of the EEC Council's decision 1991 No. 91/482/EEC".

17. Na de aangifte namen de bevoegde douaneautoriteiten monsters, waarvan in het douanelaboratorium de aard en de samenstelling zijn onderzocht. Op 17 augustus 2001 deelde de Inspecteur ASAD mee dat de verificatie van de douaneaangifte werd aangehouden in afwachting van de uitslag van het onderzoek. Bij deze "mededeling aangehouden verificatie" was een uitnodiging tot betaling van een bedrag van nihil afgedrukt.

18. Het resultaat van een eerste monsteronderzoek was dat het monster voor ongeveer 2/3 uit gedopte rijst en voor ongeveer 1/3 uit halfwitte rijst bestond. Uit een tweede monsteronderzoek bleek dat dit voor meer dan de helft uit gedopte rijst bestond en voor het overige uit halfwitte rijst en sporen padie. De beide analysen vonden plaats onder toepassing van het analysevoorschrift dat op de omstreden aanvullende aantekening 1 berustte en dat onder het opschrift "onderscheiden van gedopte, halfwitte en volwitte rijst d.m.v. microscopie" onder andere de volgende definities gaf:

"Gedopte rijst: rijst waarvan alleen het kroonkafje is verwijderd;

Halfwitte rijst: rijst waarvan het kroonkafje een deel van het zilvervlies en ten minste een gedeelte van de kiem zijn verwijderd."

19. Op grond van deze resultaten adviseerde het douanelaboratorium de Inspecteur de rijst onder GN-tariefpost 1006 20 98 KN ("gedopte rijst) in te delen. Op 27 november 2001 volgde de Inspecteur dit advies op, deelde hij de rijst onder deze douanetariefpost in en zond hij ASAD een uitnodiging tot betaling van 541 394,80 NLG (245 674,25 EUR) aan douanerechten.

20. ASAD bleef op het standpunt staan dat de rijst in GN-tariefpost 1006 30 48 ("halfwitte rijst") moest worden ingedeeld, althans dat artikel 220, lid 2, sub b, van het communautair douanewetboek aan de uitnodiging tot betaling in de weg stond; zij maakte zonder resultaat bezwaar en ging vervolgens tegen de uitnodiging tot betaling in beroep.

21. De verwijzende rechter gaat ervan uit dat van alle rijst in ieder geval een gedeelte van het zilvervlies was verwijderd. Hij staat dus op het standpunt dat de rijst volgens het GS en de WDO-toelichtingen in tariefpost 1006.30 moet worden ingedeeld. De onderzoeken van de monsters kwamen niet tot hetzelfde resultaat omdat aanvullende aantekening 1, sub f, en het daarop gebaseerde analysevoorschrift als extra voorwaarde stellen dat een gedeelte van de kiem moet zijn verwijderd. Deze rechter meent dus dat door deze verschillende vereisten wel aan de voorwaarden van GS-tariefpost 1006.30 is voldaan, maar niet aan die van GN-tariefpost 1006 30 48. Dit extra criterium zorgt voor een "tariefpostverspringing".

22. De Gemeenschap heeft met het sluiten van het GS-verdrag echter de verplichting op zich genomen om de draagwijdte van de onderverdelingen van het GS niet te wijzigen. Aangezien de aanvullende aantekening blijkbaar in strijd is met het GS, kan vanwege de volkenrechtelijke verplichtingen van de Gemeenschap worden getwijfeld aan de geldigheid ervan.

23. Voor het geval aanvullende aantekening 1 wél geldig is, vraagt de verwijzende rechter of ASAD erop mocht vertrouwen dat zij aanspraak maakte op het preferentiële tarief voor halfwitte rijst van oorsprong uit Aruba. Zo zou ASAD volgens de verwijzende rechter vanwege de voorrang van het GS weliswaar aan de geldigheid van aanvullende aantekening 1 kunnen twijfelen, doch hangt het van de vereiste zorgvuldigheid af, te weten of ASAD zich ervan heeft vergewist dat alle voorwaarden voor preferentiële behandeling geëerbiedigd werden, wil de goede trouw in de zin van artikel 220, lid 2, sub b, van het communautair douanewetboek in de weg staan aan de uitnodiging tot betaling.

24. Mitsdien heeft het Gerechtshof Amsterdam bij beschikking van 28 juni 2004, ingekomen bij het Hof op 22 juli 2004, de behandeling van de zaak geschorst en het Hof verzocht om een prejudiciële beslissing over de volgende vragen:

"1) Is aanvullende aantekening (EG) 1 op hoofdstuk 10 van het Gemeenschappelijk Douanetarief, zoals deze voortvloeit uit verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief, geldig voorzover zij andere eisen stelt aan het begrip halfwitte rijst dan de Toelichting van de Internationale Douaneraad bij post 1006 van het Geharmoniseerde Systeem?

2) Indien de eerste vraag bevestigend wordt beantwoord: Kan in de situatie dat belanghebbende aanvullende aantekening (EG) 1, aanhef en onderdeel f, op hoofdstuk 10 van de GN kende c.q. had moeten kennen, doch niet wist, of althans eraan mocht twijfelen of deze aanvullende aantekening, gelet op de daarvan afwijkende omschrijving in de Toelichting van de Internationale Douaneraad op post 1006 van het GS, geldig was, de goede trouw van belanghebbende worden ingeroepen op de voet van artikel 220, tweede lid, aanhef en onderdeel b, vierde alinea, van het communautair douanewetboek?"

25. In de procedure voor het Hof hebben ASAD, de Inspecteur, de Commissie en de Nederlandse regering schriftelijke opmerkingen ingediend.

IV - Juridische beoordeling

A - De eerste vraag: geldigheid van aanvullende aantekening 1

26. Met zijn eerste vraag wenst de verwijzende rechter in wezen te vernemen of aanvullende aantekening 1 wegens onverenigbaarheid met het GS ongeldig is.

27. De Gemeenschap is partij bij het Internationale Verdrag betreffende het Geharmoniseerde Systeem. De bepalingen ervan zijn derhalve verbindend voor haar. Ingevolge artikel 300, lid 7, EG hebben volkenrechtelijke verplichtingen van de Gemeenschap een "tussenpositie", dat wil zeggen dat zij onder het primaire recht staan, maar boven het secundaire gemeenschapsrecht. Het secundaire gemeenschapsrecht moet derhalve in overeenstemming met de tekst van het Geharmoniseerde Systeem worden uitgelegd. De gecombineerde nomenclatuur berust op een verordening en behoort dus tot het secundaire gemeenschapsrecht.

28. Tot de uit het GS-verdrag voortvloeiende verplichtingen behoort die van artikel 3, lid 1, sub a, volgens welke de Gemeenschap de posten en onderverdelingen van het GS toepast zonder de draagwijdte ervan te veranderen.(4) De Gemeenschap heeft zich er dus volkenrechtelijk toe verbonden geen aanwijzingen voor de indeling van goederen op te stellen die meebrengen dat in de GN een andere indeling in een onderverdeling wordt gemaakt dan in de overeenkomstige onderverdeling van het GS.

29. De vraag is nu of aanvullende aantekening 1 meebrengt dat rijst waarvan meer dan alleen het kroonkafje is verwijderd, in GN-postonderverdeling 1006 20 moet worden ingedeeld, hoewel deze rijst in het GS in GS-postonderverdeling 1006.30 zou moeten worden ingedeeld. Indien aanvullende aantekening 1 namelijk tot deze "tariefpostverspringing" leidt, dan is de twijfel van de verwijzende rechter aan de geldigheid ervan gegrond.

1. Indeling van rijst volgens het GS

30. Het GS geeft zelf geen definitie van de postonderverdelingen 1006.10 tot en met 1006.40. Uit de benaming en de systematiek van de postonderverdelingen valt echter af te leiden dat GS-postonderverdeling 1006.10 onbewerkte padie moet omvatten, GS-postonderverdeling 1006.20 gedopte rijst, waarvan alleen het kroonkafje is verwijderd, GS-postonderverdeling 1006.30 alle verder bewerkte rijst, en GS-postonderverdeling 1006.40 gebroken rijst, die bij de bewerking van rijst ontstaat.(5)

31. In het bijzonder valt uit de bewoordingen van GS-postonderverdeling 1006.20, die in de Engelse versie de benaming "brown rice" (bruine rijst) en in de Franse versie eveneens "riz brun" (bruine rijst) en "riz cargo" (cargorijst) vermeldt, af te leiden dat in deze post enkel rijst mag worden ingedeeld waarvan alleen het kroonkafje is verwijderd en waarvan het vlies nog volledig aanwezig is. Enerzijds zou de rijst anders immers niet meer bruin zijn. Anderzijds stemt dit overeen met de algemene opvatting en met gevestigde handelsgebruiken, zoals onder meer de Commissie aanvoert.

32. Dat GS-postonderverdeling 1006.30 alle verder bewerkte rijst moet omvatten die geen breukrijst volgens GS-postonderverdeling 1006.40 is, volgt uit de vermelding van zowel halfwitte als volwitte rijst en uit de irrelevantie van verdere bewerkingsfasen - zoals polijsten of glanzen - voor de indeling.

33. De tekst en de systematiek van de postonderverdelingen van het GS pleiten er dus voor dat rijst in GS-postonderverdeling 1006.30 moet worden ingedeeld zodra meer dan alleen het buitenste kroonkafje is verwijderd. Dus ook indien het zilvervlies gedeeltelijk is verwijderd, leidt dit reeds tot indeling in GS-postonderverdeling 1006.30.

34. Deze uitlegging vindt steun in de WDO-toelichtingen.(6) Volgens deze omvat GS-post 1006.20 immers rijst waarvan het kroonkafje is verwijderd doch die nog in zijn zilvervlies zit (Engelse versie: "still enclosed in the pericarp") respectievelijk waarvan het zilvervlies nog aanwezig is (Franse versie: "conserve encore sa pellicule propre"). Voorts is halfwitte rijst daarin omschreven als hele rijstkorrels waarvan het zilvervlies gedeeltelijk is verwijderd. Dit is volledig in overeenstemming met de bovenvermelde uitkomst van de uitlegging.

35. De WDO-toelichtingen vormen volgens vaste rechtspraak van het Hof een belangrijk, doch niet rechtens bindend middel bij de uitlegging van de draagwijdte van de verschillende tariefposten.(7)

2. De indeling van rijst volgens de GN

36. GN-postonderverdelingen 1006 10, 1006 20, 1006 30 en 1006 40 hebben dezelfde bewoordingen en dezelfde systematiek als de GS-postonderverdelingen. Derhalve moet om te beginnen worden vastgesteld dat de indeling van rijst volgens de bewoordingen en de systematiek van de GN-tariefposten gelijk is aan de indeling volgens het GS.

37. Daarnaast geeft echter aanvullende aantekening 1 van de GN toelichtende definities voor rijst in de verschillende bewerkingsfasen.

38. De definities voor padie en voor gedopte rijst sub d en e van aanvullende aantekening 1 zijn gelijk aan die van de WDO en aan de uitlegging van de GS-postonderverdelingen. In het bijzonder wordt voor postonderverdeling 1006 20 "gedopte rijst" gedefinieerd als rijst waarvan alleen het kroonkafje is verwijderd. Verder bewerkte rijst, waarvan bijvoorbeeld ook reeds een gedeelte van het zilvervlies is verwijderd, moet dus ook volgens aanvullende aantekening 1, sub e, niet meer in postonderverdeling 1006 20 worden ingedeeld.

39. Daarentegen lijken de definities sub f en g van aanvullende aantekening 1 verschillen te vertonen ten opzichte van de tekst van het GS en de WDO-toelichtingen. Voor halfwitte rijst lijkt deze aantekening sub f naast de verwijdering van het kroonkafje en een gedeelte van het zilvervlies ook gedeeltelijke verwijdering van de kiem te vereisen, en dus een extra criterium te geven.

40. Een dergelijke uitlegging zou echter in strijd zijn met de systematiek van de tariefposten en met die aantekening sub e. Rijst waarvan weliswaar het zilvervlies gedeeltelijk is verwijderd, maar de kiem onaangeroerd is gebleven, zou aldus niet meer kunnen worden ingedeeld. Er zou immers meer dan alleen het kroonkafje zijn verwijderd, zodat de rijst niet meer als gedopte, bruine rijst zou kunnen worden aangemerkt. Er zou echter niet genoeg zijn verwijderd voor indeling als halfwitte rijst.

41. Rechtsnormen dienen zo mogelijk echter aldus te worden uitgelegd dat zij tegenstrijdigheden vermijden en niet in conflict komen met recht van hogere orde. Een andere uitlegging, waarmee deze tegenstrijdigheden en conflicten worden vermeden, verdient derhalve de voorkeur.

42. Zo kan de vermelding van de kiem in aanvullende aantekening 1, sub f, ook dienen ter afbakening van "volwitte rijst". Deze aantekening maakt dan duidelijk dat de gedeeltelijke verwijdering van de kiem niet in de weg staat aan indeling van de rijst als halfwitte rijst. Uit aanvullende aantekening 1, sub g, valt namelijk parallel daaraan af te leiden dat bij volwitte rijst de kiem volledig moet zijn verwijderd.

43. Indien inaanmerkingneming van de kiem wordt opgevat als criterium voor de afbakening tussen halfwitte en volwitte rijst, dan dreigt niet het gevaar van een tariefverspringing, omdat beide soorten rijst in dezelfde postonderverdeling 1006 30 zijn ingedeeld. Tegelijkertijd worden eventuele leemten in de indeling voorkomen en wordt de systematiek van de postonderverdelingen en de aantekeningen gewaarborgd.

44. Aanvullende aantekening 1, sub f, moet derhalve aldus worden uitgelegd dat de vermelding van de verwijdering van een gedeelte van de kiem geen extra vereiste stelt voor de indeling van rijst als "halfwitte rijst" als onderscheiden van "gedopte rijst", doch enkel duidelijk maakt dat de gedeeltelijke verwijdering van de kiem niet reeds tot indeling als "volwitte rijst" leidt.

3. Conclusie

45. Zowel volgens de GN als volgens het GS moet rijst waarvan meer dan alleen het kroonkafje is verwijderd, in postonderverdeling 1006 30 worden ingedeeld. Aanvullende aantekening 1 stelt geen andere vereisten voor de indeling dan het GS en leidt niet tot een "tariefverspringing". Er bestaat dus geen twijfel over de geldigheid van aanvullende aantekening 1.

B - De tweede vraag: de voorwaarden voor goede trouw in artikel 220, lid 2, sub b, vierde alinea, van het douanewetboek

46. De verwijzende rechter stelt zijn tweede vraag voor het geval dat de aanvullende aantekening 1 geldig is. Aan deze voorwaarde is voldaan. De verwijzende rechter ging er bij het stellen van deze voorwaarde echter van uit dat aanvullende aantekening 1 bij rijst zoals die in het hoofdgeding aan de orde is, tot indeling in postonderverdeling 1006 20 98 zou leiden en dus niet alleen in strijd zou zijn met het GS, maar ook grond zou opleveren voor de uitnodiging tot betaling aan ASAD. Alleen in dat geval rijst immers nog de vraag of ASAD zich ingevolge artikel 220, lid 2, sub b, vierde alinea, van het douanewetboek op haar goede trouw kan beroepen, om aan betaling te ontsnappen. Volgens de vaststellingen hierboven is dit niet het geval. De tweede vraag behoeft derhalve niet te worden beantwoord.

V - Conclusie

47. Gelet op een en ander geef ik het Hof in overweging de vragen van het Gerechtshof Amsterdam te beantwoorden als volgt:

"Bij onderzoek van de prejudiciële vraag is niet gebleken van feiten of omstandigheden die zouden afdoen aan de geldigheid van aanvullende aantekening 1 op hoofdstuk 10 van de gecombineerde nomenclatuur, zoals deze voortvloeit uit verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief. Deze aantekening stelt in verband met het begrip "halfwitte rijst" geen andere vereisten dan het Geharmoniseerde Systeem en de toelichtingen van de Werelddouaneorganisatie."

(1) .

(2)  - Zie Internationaal Verdrag betreffende het geharmoniseerde systeem inzake de omschrijving en de codering van goederen (PB 1987, L 198, blz. 3).

(3)  - Zie verordening (EG) nr. 2700/2000 van het Europees Parlement en de Raad van 16 november 2000 tot wijziging van verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad tot vaststelling van het communautair douanewetboek (PB L 311, blz. 17).

(4)  - Zie punt 6 van deze conclusie.

(5)  - Zie punten 7 en 8 van deze conclusie.

(6)  - Zie hierover punten 9 en 10 van deze conclusie.

(7)  - Zie bijvoorbeeld arresten van 10 december 1998, Glob-Sped AG (C-328/97, Jurispr. blz. I-8357, punt 26), en 6 november 1997, LTM (C-201/96, Jurispr. blz. I-6147, punt 17).