Home

Arrest van het Hof (Zesde kamer) van 16 februari 2006.

Arrest van het Hof (Zesde kamer) van 16 februari 2006.

1. Prejudiciële vragen - Bevoegdheid van Hof - Grenzen

(Art. 234 EG)

2. Gemeenschappelijk douanetarief - Tariefposten - Schroefbits

1. Wanneer het Hof een prejudiciële vraag krijgt voorgelegd op het gebied van de tariefindeling, heeft het veeleer tot taak de nationale rechter de criteria aan te reiken aan de hand waarvan deze de betrokken producten correct in de gecombineerde nomenclatuur kan indelen, dan zelf deze indeling te verrichten, temeer daar het Hof niet altijd over de daarvoor noodzakelijke gegevens beschikt. De nationale rechter lijkt hiertoe in ieder geval beter toegerust

(cf. punt 23)

2. Post 8204 van de gecombineerde nomenclatuur van het gemeenschappelijk douanetarief die is opgenomen in bijlage I bij verordening nr. 2658/87 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief, zoals gewijzigd bij verordening nr. 2388/2000, moet aldus worden uitgelegd dat hieronder niet vallen afzonderlijk ingevoerde schroefbits met vierkantaandrijving voor sleufkopschroeven, kruiskopschroeven, TX-schroeven (binnentorx) en binnenzeskantschroeven. Deze post moet daarentegen aldus worden uitgelegd dat hieronder vallen afzonderlijk ingevoerde delen van het vierkantaandrijvingssysteem, die bij gebruik niet rechtstreeks met het bevestigingselement in aanraking komen, alsook afzonderlijk ingevoerde dynamometrische moersleutels van het vierkantaandrijvingssysteem.

(cf. punten 28, 33, 37, dictum 1-3)

In zaak C-500/04,

betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 234 EG, ingediend door het Finanzgericht Düsseldorf (Duitsland) bij beslissing van 29 november 2004, ingekomen bij het Hof op 2 december 2004, in de procedure

Proxxon GmbH

tegen

Oberfinanzdirektion Köln ,

wijst

HET HOF VAN JUSTITIE (Zesde kamer),

samengesteld als volgt: A. La Pergola (rapporteur), waarnemend voor de president van de Zesde kamer, S. von Bahr en A. Borg Barthet, rechters,

advocaat-generaal: C. Stix-Hackl,

griffier: H. von Holstein, adjunct-griffier,

gezien de stukken en na de terechtzitting op 29 september 2005,

gelet op de opmerkingen van:

- Proxxon GmbH, vertegenwoordigd door D. Ehle, Rechtsanwalt,

- de Luxemburgse regering, vertegenwoordigd door S. Schreiner en J.-C. Nilles als gemachtigden,

- de Commissie van de Europese Gemeenschappen, vertegenwoordigd door J. Hottiaux en B. Schima als gemachtigden,

gelet op de beslissing, de advocaat-generaal gehoord, om de zaak zonder conclusie te berechten,

het navolgende

Arrest

1. Het verzoek om een prejudiciële beslissing betreft de uitlegging van post 8204 van de gecombineerde nomenclatuur (hierna: "GN") die is opgenomen in bijlage I bij verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief (PB L 256, blz. 1), zoals gewijzigd bij verordening (EG) nr. 2388/2000 van de Commissie van 13 oktober 2000 (PB L 264, blz. 1, en rectificatie PB L 276, blz. 92).

2. Dit verzoek is ingediend in het kader van een geding tussen de in Duitsland gevestigde vennootschap Proxxon GmbH (hierna: "Proxxon") en de Oberfinanzdirektion Köln over de indeling in de GN van verschillende met de hand te bedienen schroefgereedschappen, te weten moersleutels, doppen van dopsleutels en schroefbits, en stiften en bladen voor schroevendraaiers.

Rechtskader

3. De bij verordening nr. 2658/87 ingestelde GN is gebaseerd op het geharmoniseerde systeem inzake de omschrijving en de codering van goederen (hierna: "GS"), dat is opgesteld door de Internationale Douaneraad, thans de Werelddouaneorganisatie, en is ingevoerd bij het Internationaal Verdrag van Brussel van 14 juni 1983, dat namens de Gemeenschap is goedgekeurd bij besluit 87/369/EEG van de Raad van 7 april 1987 (PB L 198, blz. 1). De GN stemt overeen met het GS wat de posten en de uit zes cijfers bestaande subposten betreft, en alleen de onderverdelingen met een zevende en achtste cijfer zijn specifiek voor de GN.

4. Hoofdstuk 82 van afdeling XV van het tweede deel van de GN heeft als opschrift: "Gereedschap; messenmakerswerk, lepels en vorken, van onedel metaal; delen van deze artikelen van onedel metaal".

5. Volgens de aantekeningen bij dit hoofdstuk:

"1. [...] omvat dit hoofdstuk uitsluitend artikelen waarvan het snijdend of werkzaam deel bestaat uit:

a) onedel metaal;

[...]

2. Delen van onedel metaal van de artikelen bedoeld bij dit hoofdstuk, worden ingedeeld onder de post waartoe die artikelen behoren, met uitzondering van de delen die elders zijn genoemd en met uitzondering van de gereedschaphouders voor handgereedschap bedoeld bij post 8466 [...]".

6. Post 8204, die is opgenomen in hoofdstuk 82, luidt als volgt: "Moersleutels (handgereedschap), dynamometrische moersleutels en inbussleutels daaronder begrepen; uitwisselbare doppen van dopsleutels, ook indien met handvat".

7. Post 8205, die deel uitmaakt van hetzelfde hoofdstuk, is als volgt geformuleerd: "Handgereedschap (glassnijders daaronder begrepen), elders genoemd noch elders onder begrepen; soldeer-, blaas- en brandlampen; bankschroeven, lijmknechten, pijpklemmen en dergelijke, andere dan toebehoren of delen van gereedschapswerktuigen; aambeelden; veldsmidsen; slijpstenen met hand- of voetaandrijving".

8. Post 8206, die ook in hoofdstuk 82 is opgenomen, luidt als volgt: "Stellen, bestaande uit gereedschap van twee of meer van de posten 8202 tot en met 8205, opgemaakt voor de verkoop in het klein".

9. Post 8207, die eveneens deel uitmaakt van dit hoofdstuk, is als volgt geformuleerd: "Verwisselbaar gereedschap voor al dan niet mechanisch handgereedschap of voor gereedschapswerktuigen (bijvoorbeeld voor het stampen, stansen, draadtappen, draadsnijden, boren, ruimen, kotteren, frezen, draaien, vastschroeven), daaronder begrepen trekstenen of trekmatrijzen en pers- of extrusiematrijzen voor het bewerken van metalen, alsmede grond- en gesteenteboren".

10. Deze laatstbedoelde post heeft een onderverdeling 8207 90 30, die luidt als volgt: "Stiften en bladen voor schroevendraaiers".

11. De algemene regels voor de interpretatie van de GN, die zijn opgenomen in het eerste deel, titel I, A, ervan (hierna: "algemene regels"), bepalen het volgende:

"Voor de indeling van goederen in de [GN] gelden de volgende bepalingen:

1. De tekst van de opschriften van de afdelingen, van de hoofdstukken en van de onderdelen van hoofdstukken wordt geacht slechts als aanwijzing te gelden; voor de indeling zijn wettelijk bepalend de bewoordingen van de posten en de aantekeningen op de afdelingen of op de hoofdstukken en - voorzover dit niet in strijd is met de bewoordingen van bedoelde posten en aantekeningen - de navolgende regels.

[...]

3. Indien goederen met toepassing van het bepaalde onder 2, sub b, of om enige andere reden vatbaar zijn voor indeling onder twee of meer posten, geschiedt de indeling als volgt:

a) de post met de meest specifieke omschrijving heeft voorrang boven posten met een meer algemene strekking. Indien echter twee of meer posten elk afzonderlijk slechts betrekking hebben op een gedeelte van de stoffen of bestanddelen waaruit een mengsel of een goed is samengesteld of op een gedeelte van de artikelen, in het geval van goederen in stellen of assortimenten opgemaakt voor de verkoop in het klein, worden die posten, met betrekking tot bedoelde mengsels en goederen, aangemerkt als even specifiek, zelfs indien een van de posten daarvan een volledigere of nauwkeurigere omschrijving geeft;

b) mengsels, werken die zijn samengesteld uit of met verschillende stoffen dan wel zijn vervaardigd door samenvoeging van verschillende goederen, zomede goederen in stellen of assortimenten opgemaakt voor de verkoop in het klein, waarvan de indeling niet mogelijk is aan de hand van het bepaalde onder 3, sub a, worden ingedeeld naar de stof of naar het goed waaraan de mengsels, de werken, de stellen of de assortimenten hun wezenlijk karakter ontlenen, indien dit kan worden bepaald;

c) in de gevallen waarin de indeling aan de hand van het bepaalde onder 3, sub a, en 3, sub b, niet mogelijk is, wordt van de verschillende in aanmerking komende posten, de post toegepast die in volgorde van nummering het laatst is geplaatst."

Hoofdgeding en prejudiciële vragen

12. Proxxon importeert in Duitsland en andere lidstaten met de hand te bedienen schroefgereedschappen die uit derde landen afkomstig zijn. Deze gereedschappen worden ingevoerd hetzij in koffers met een assortiment van verschillende hulpstukken, hetzij afzonderlijk.

13. Na een douanecontrole in Duitsland heeft Proxxon de Oberfinanzdirektion Köln verzocht om bindende tariefinlichtingen met betrekking tot een reeks moersleutels, doppen van dopsleutels en schroefbits, en stiften en bladen voor schroevendraaiers. Hierbij stelde zij voor deze goederen in te delen onder post 8204 van de GN. De Oberfinanzdirektion heeft dertien bindende tariefinlichtingen verstrekt, waarbij de door Proxxon ingevoerde gereedschappen naargelang hun soort en samenstelling onder verschillende tariefposten werden ingedeeld, te weten de posten 8205, 8206 en 8207 van de GN.

14. Proxxon heeft tegen deze bindende tariefinlichtingen bezwaren ingediend. Bij beschikking van 9 oktober 2002 heeft de Oberfinanzdirektion deze bezwaren ongegrond verklaard. Proxxon heeft deze beschikking bij het Finanzgericht Düsseldorf aangevochten op grond dat alle gereedschappen die in het hoofdgeding aan de orde zijn, moesten worden ingedeeld onder post 8204 van de GN.

15. Het Finanzgericht Düsseldorf heeft besloten de behandeling van de zaak te schorsen en het Hof de volgende prejudiciële vragen voor te leggen:

"1) Vallen afzonderlijk ingevoerde schroefbits met vierkantaandrijving voor sleufkopschroeven, kruiskopschroeven, TX-schroeven (binnentorx) en binnenzeskantschroeven van de in de beslissing nader omschreven soort, onder post 8204?

2) Vallen afzonderlijk ingevoerde delen van het in de beslissing nader omschreven vierkantaandrijvingssysteem, die bij gebruik niet rechtstreeks met het bevestigingselement (moer, schroef) in aanraking komen, onder post 8204?

3) Vallen afzonderlijk ingevoerde dynamometrische moersleutels van het vierkantaandrijvingssysteem van de in de beslissing nader omschreven soort, onder post 8204?"

Beantwoording van de prejudiciële vragen

Voorafgaande opmerking

16. In haar schriftelijke opmerkingen vraagt de Luxemburgse regering het Hof in wezen om "bepaalde assortimenten", die door de verwijzende rechter in zijn drie prejudiciële vragen worden genoemd, met toepassing van algemene regel 3, sub b, in te delen onder post 8466 10, of anders onder post 8204 van de GN.

17. Dienaangaande moet eraan worden herinnerd dat volgens vaste rechtspraak de procedure van artikel 234 EG een instrument van samenwerking tussen het Hof en de nationale rechterlijke instanties is, waarmee het Hof de nationale rechterlijke instanties de uitleggingsgegevens met betrekking tot het gemeenschapsrecht verschaft die zij voor de beslissing van de hun voorgelegde geschillen nodig hebben. Derhalve is het uitsluitend aan de nationale rechterlijke instanties waaraan het geschil is voorgelegd en die verantwoordelijk zijn voor de te geven beslissing, om met inachtneming van de bijzondere omstandigheden van het concrete geval zowel de noodzaak van een prejudiciële beslissing voor hun uitspraak als de relevantie van hun vragen aan het Hof te beoordelen (zie onder meer arresten van 18 oktober 1990, Dzodzi, C-297/88 en C-197/89, Jurispr. blz. I-3763, punten 33 en 34; 8 november 1990, Gmurzynska-Bscher, C-231/89, Jurispr. blz. I-4003, punten 18 en 19, en 11 januari 2001, Monte Arcosu, C-403/98, Jurispr. blz. I-103, punt 21).

18. In casu heeft de verwijzende rechter het feitelijk kader van de prejudiciële vragen beperkt tot "afzonderlijk ingevoerde" goederen. Er is dan ook geen aanleiding om buiten het door deze rechter vastgestelde kader te treden en om, zoals de Luxemburgse regering voorstelt, de tariefindeling van bepaalde assortimenten van deze goederen vast te stellen.

De eerste vraag

Bij het Hof ingediende opmerkingen

19. Proxxon betoogt dat de in de eerste vraag bedoelde goederen onder post 8204 van de GN moeten worden ingedeeld. Zij betwist de kwalificatie als "stiften en bladen voor schroevendraaiers" die de verwijzende rechter aan deze goederen geeft. Volgens haar moeten de doppen van dopsleutels en schroefbits die in het hoofdgeding aan de orde zijn, worden ingedeeld op basis van het zogenoemde "vrouwelijke" (namelijk door omvatting van het bevestigingelement) of "mannelijke" (namelijk door plaatsing in het bevestigingselement) karakter ervan. Post 8204 van de GN onderscheidt de betrokken gereedschappen evenwel niet naargelang de opzetstukken het bevestigingsmateriaal omvatten of erin worden geplaatst. Ook schuilt de bijzonderheid van de goederen die in het hoofdgeding aan de orde zijn, in het uitwisselbare karakter ervan, daar het mogelijk is de moersleutels en de mannelijke en vrouwelijke doppen van dopsleutels en schroefbits onderling op elkaar aan te sluiten. Bovendien hebben alle in het hoofdgeding aan de orde zijnde gereedschappen dezelfde bestemming - wat een objectief criterium voor tariefindeling vormt - te weten van schroefdraad voorziene schroeven, met verschillende schroefkop, vast- of losschroeven met behulp van een coherente set met de hand te bedienen schroefgereedschappen. Ten slotte heeft onderverdeling 8207 90 30 van de GN enkel betrekking op uitwisselbare stiften en bladen voor schroevendraaiers, die met name worden gebruikt in eenvoudig handgereedschap als beschreven in post 8205, terwijl post 8204 betrekking heeft op "gereedschappen die sleutels behoeven".

20. De Commissie van de Europese Gemeenschappen meent dat de in de eerste vraag bedoelde goederen moeten worden ingedeeld onder post 8207 van de GN. Deze goederen zijn door de verwijzende rechter immers als "stiften en bladen voor schroevendraaiers" gekwalificeerd. Onderverdeling 8207 90 30 van de GN heeft specifiek betrekking op "stiften en bladen voor schroevendraaiers". Bovendien zou het in het licht van deze specifieke onderverdeling uiteindelijk indruisen tegen de met de instelling van deze postonderverdeling nagestreefde doelstelling, wanneer de indeling van de goederen die in het hoofdgeding aan de orde zijn afhing van de indeling van het gereedschap waarin zij worden gebruikt.

Antwoord van het Hof

21. Het is vaste rechtspraak dat in het belang van de rechtszekerheid en van een gemakkelijke controle het beslissende criterium voor de tariefindeling van goederen in de regel moet worden gezocht in de objectieve kenmerken en eigenschappen ervan, zoals deze in de tekst van de posten van de GN en in de aantekeningen bij de afdelingen of hoofdstukken zijn omschreven (zie onder meer arresten van 26 september 2000, Eru Portuguesa, C-42/99, Jurispr. blz. I-7691, punt 13; 15 september 2005, Intermodal Transports, C-495/03, nog niet gepubliceerd in de Jurisprudentie, punt 47, en 8 december 2005, Possehl Erzkontor, C-445/04, nog niet gepubliceerd in de Jurisprudentie, punt 19).

22. De toelichtingen op de GN en het GS zijn, hoewel rechtens niet bindend, belangrijke hulpmiddelen bij de uitlegging van de draagwijdte van de verschillende tariefposten. De inhoud van die toelichtingen moet derhalve in overeenstemming zijn met de bepalingen van de GN en mag de strekking daarvan niet wijzigen (reeds aangehaalde arresten Intermodal Transports, punt 48, en Possehl Erzkontor, punt 20).

23. Wanneer het Hof een prejudiciële vraag krijgt voorgelegd op het gebied van de tariefindeling, heeft het veeleer tot taak de nationale rechter de criteria aan te reiken aan de hand waarvan deze de betrokken producten correct in de GN kan indelen, dan zelf deze indeling te verrichten, temeer daar het Hof niet altijd over de daarvoor noodzakelijke gegevens beschikt. De nationale rechter lijkt hiertoe in ieder geval beter toegerust (arrest van 7 november 2002, Lohmann en Medi Bayreuth, C-260/00-C-263/00, Jurispr. blz. I-10045, punt 26).

24. De prejudiciële verwijzingsprocedure van artikel 234 EG bepaalt immers het kader voor een nauwe samenwerking tussen de nationale rechterlijke instanties en het Hof van Justitie, gebaseerd op een onderlinge taakverdeling (arrest van 30 maart 2000, JämO, C-236/98, Jurispr. blz. I-2189, punt 30), en is een instrument van samenwerking tussen het Hof en de nationale rechterlijke instanties, waarmee het Hof de nationale rechterlijke instanties de uitleggingsgegevens met betrekking tot het gemeenschapsrecht verschaft die zij voor de beslissing van de hun voorgelegde geschillen nodig hebben (reeds aangehaalde arresten Monte Arcosu, punt 21, en Lohmann en Medi Bayreuth, punt 27).

25. In het hoofdgeding heeft de verwijzende rechter de betrokken goederen als "stiften en bladen voor schroevendraaiers" gekwalificeerd. Deze kwalificatie vloeit voort uit een louter feitelijke vaststelling die door het Hof in het kader van een prejudiciële verwijzing niet ter discussie kan worden gesteld. Bovendien volstaat het op te merken dat de verwijzende rechter het Hof niet vraagt uitspraak te doen over de kwalificatie van deze opzetstukken, maar het slechts vraagt naar de tariefindeling daarvan.

26. Volgens de algemene regels heeft de post met de meest specifieke omschrijving voorrang boven posten met een meer algemene strekking (reeds aangehaald arrest Possehl Erzkontor, punt 21). Dienaangaande bepaalt aantekening 2 bij hoofdstuk 82 van de GN dat delen van onedel metaal van de artikelen bedoeld bij dit hoofdstuk worden ingedeeld onder de post waartoe die artikelen behoren, met uitzondering onder meer van de delen die elders zijn genoemd

27. Zoals de Commissie opmerkt, is het duidelijk dat onderverdeling 8207 90 30 van de GN specifiek betrekking heeft op "stiften en bladen voor schroevendraaiers". Aangezien dergelijke opzetstukken bovendien steeds in andere gereedschappen worden gebruikt, zou het indruisen tegen de met de instelling van een specifieke postonderverdeling nagestreefde doelstelling, wanneer de indeling ervan afhing van de indeling van deze gereedschappen. Een dergelijke oplossing zou immers erop neerkomen dat onderverdeling 8207 90 30 van de GN volledig van haar inhoud werd beroofd.

28. Gelet op het voorgaande, moet op de eerste vraag worden geantwoord dat post 8204 van de GN aldus moet worden uitgelegd dat hieronder niet vallen afzonderlijk ingevoerde schroefbits met vierkantaandrijving voor sleufkopschroeven, kruiskopschroeven, TX-schroeven (binnentorx) en binnenzeskantschroeven zoals in de verwijzingsbeslissing omschreven.

De tweede vraag

Bij het Hof ingediende opmerkingen

29. Naar mening van Proxxon vallen de delen van het vierkantaandrijvingssysteem zoals in de verwijzingsbeslissing omschreven, onder post 8204 van de GN. Of de verbindingselementen rechtstreeks in aanraking komen met de schroeven of moeren, kan immers geen objectief onderscheidingscriterium en bijgevolg ook geen criterium voor de tariefindeling vormen. Bovendien zijn deze verbindingselementen, ook al worden zij afzonderlijk ingevoerd, delen van een systeem en kunnen zij enkel in het kader hiervan worden gebruikt. Ten slotte worden zij in geen enkele andere post van hoofdstuk 82 van de GN genoemd.

30. Net als Proxxon meent de Commissie dat de in de tweede vraag bedoelde goederen onder post 8204 van de GN vallen. Gezien de functie van deze verbindingselementen (als onderdelen van het aandrijfsysteem en doordat hierop verschillende opzetstukken kunnen worden geplaatst) moet een indeling van deze goederen als stiften en bladen voor schroevendraaiers in de zin van post 8207 van de GN worden uitgesloten. Bovendien kunnen op deze goederen doppen van dopsleutels worden geplaatst waarop post 8204 van de GN uitdrukkelijk betrekking heeft. Onder verwijzing naar aantekening 2 bij hoofdstuk 82 van de GN wijst de Commissie er ten slotte op dat delen van artikelen die onder dit hoofdstuk vallen, worden ingedeeld onder de post waartoe die artikelen behoren.

Antwoord van het Hof

31. Er zij aan herinnerd dat volgens de rechtspraak van het Hof de bestemming van een product een objectief criterium voor de tariefindeling kan zijn, wanneer die bestemming inherent is aan het product. Deze inherentie moet kunnen worden beoordeeld aan de hand van de objectieve kenmerken en eigenschappen van het product (zie onder meer arresten van 5 april 2001, Deutsche Nichimen, C-201/99, Jurispr. blz. I-2701, punt 20; 4 maart 2004, Krings, C-130/02, Jurispr. blz. I-2121, punt 30, en 17 maart 2005, Ikegami, C-467/03, Jurispr. blz. I-2389, punt 23).

32. Zoals Proxxon en de Commissie hebben opgemerkt, vallen de in de verwijzingsbeslissing omschreven delen van het vierkantaandrijvingssysteem onder post 8204 van de GN. Op deze delen kunnen immers doppen van dopsleutels worden geplaatst, en die doppen, ook indien met handvat, worden uitdrukkelijk in deze post genoemd. Bovendien worden overeenkomstig aantekening 2 bij hoofdstuk 82 van de GN "delen van onedel metaal van de artikelen bedoeld bij dit hoofdstuk [...] ingedeeld onder de post waartoe die artikelen behoren", wat betekent dat een verbindingselement dat zich tussen het handvat of het aandrijfelement en een dop van een dopsleutel bevindt, op dezelfde wijze als de dop zelf moet worden ingedeeld.

33. Gelet op het voorgaande, moet op de tweede vraag worden geantwoord dat post 8204 van de GN aldus moet worden uitgelegd dat hieronder ook vallen afzonderlijk ingevoerde delen van het vierkantaandrijvingssysteem zoals in de verwijzingsbeslissing omschreven, die bij gebruik niet rechtstreeks met het bevestigingselement in aanraking komen.

De derde vraag

Bij het Hof ingediende opmerkingen

34. Proxxon, de Commissie en de Luxemburgse regering zijn van mening dat dynamometrische moersleutels onder post 8204 van de GN vallen, aangezien die post uitdrukkelijk deze soort gereedschappen betreft.

Antwoord van het Hof

35. Vaststaat dat post 8204 van de GN uitdrukkelijk dynamometrische moersleutels vermeldt.

36. Zoals de Commissie betoogt - door te wijzen op de door de verwijzende rechter gedane vaststelling - worden dynamometrische moersleutels gekenmerkt door het feit dat hierop verschillende soorten opzetstukken kunnen worden geplaatst, waaronder stiften en bladen voor schroevendraaiers. Bovendien staat niets eraan in de weg dat onder het begrip dynamometrische moersleutel in post 8204 van de GN ook goederen worden begrepen die gewoonlijk in de handel als zodanig worden aangeduid, voorzover deze goederen als objectief kenmerk hebben dat hierop uitwisselbare gereedschappen kunnen worden geplaatst en zij ertoe dienen om het schroefproces te vergemakkelijken.

37. Gelet op het voorgaande, moet op de derde vraag worden geantwoord dat post 8204 van de GN aldus moet worden uitgelegd dat hieronder ook vallen afzonderlijk ingevoerde dynamometrische moersleutels van het vierkantaandrijvingssysteem van de in de verwijzingsbeslissing omschreven soort.

Kosten

38. Ten aanzien van de partijen in het hoofdgeding is de procedure als een aldaar gerezen incident te beschouwen, zodat de nationale rechterlijke instantie over de kosten heeft te beslissen. De door anderen wegens indiening van hun opmerkingen bij het Hof gemaakte kosten komen niet voor vergoeding in aanmerking.

Het Hof van Justitie (Zesde kamer) verklaart voor recht:

1) Post 8204 van de gecombineerde nomenclatuur die is opgenomen in bijlage I bij verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief, zoals gewijzigd bij verordening (EG) nr. 2388/2000 van de Commissie van 13 oktober 2000, moet aldus worden uitgelegd dat hieronder niet vallen afzonderlijk ingevoerde schroefbits met vierkantaandrijving voor sleufkopschroeven, kruiskopschroeven, TX-schroeven (binnentorx) en binnenzeskantschroeven zoals in de verwijzingsbeslissing omschreven.

2) Post 8204 van de gecombineerde nomenclatuur moet aldus worden uitgelegd dat hieronder ook vallen afzonderlijk ingevoerde delen van het vierkantaandrijvingssysteem zoals in de verwijzingsbeslissing omschreven, die bij gebruik niet rechtstreeks met het bevestigingselement in aanraking komen.

3) Post 8204 van de gecombineerde nomenclatuur moet aldus worden uitgelegd dat hieronder ook vallen afzonderlijk ingevoerde dynamometrische moersleutels van het vierkantaandrijvingssysteem van de in de verwijzingsbeslissing omschreven soort.