Home

Arrest van het Hof (Zesde kamer) van 13 juli 2006.

Arrest van het Hof (Zesde kamer) van 13 juli 2006.

Gemeenschappelijk douanetarief - Tariefposten - Postonderverdeling 9503 90 32 (ander speelgoed van kunststof zonder mechanisme)

(Verordening nr. 442/2000 van de Commissie)

Postonderverdeling 9503 90 32 (ander speelgoed van kunststof zonder mechanisme) van de gecombineerde nomenclatuur van het gemeenschappelijk douanetarief, zoals vastgesteld door verordening nr. 1832/2002, waarbij bijlage I bij verordening nr. 2658/87 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief wordt gewijzigd, dient aldus te worden uitgelegd dat zij met gas gevulde ballons van folie van kunstmatige plastische stof met een opgedampte laag aluminium, waarbij de folie van kunstmatige plastische stof de buitenzijde van de ballon vormt, omvat, zoals die welke worden omschreven in punt 3 van de tabel die werd opgenomen in de bijlage bij verordening nr. 442/2000 tot indeling van bepaalde goederen in de gecombineerde nomenclatuur.

De door de Commissie in genoemde verordening gegeven indeling is naar analogie van toepassing op ballons van dezelfde samenstelling, maar waarbij de folie van kunstmatige plastische stof de binnenzijde vormt.

(cf. punten 16, 28, 33, 35, dictum 1-2)

In zaak C-14/05,

betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 234 EG, ingediend door het Gerechtshof te Amsterdam bij beslissing van 28 december 2004, ingekomen bij het Hof op 19 januari 2005, in de procedure

Anagram International Inc.

tegen

Inspecteur van de Belastingdienst - Douanedistrict Rotterdam,

wijst

HET HOF VAN JUSTITIE (Zesde kamer),

samengesteld als volgt: J. Malenovský, kamerpresident, S. von Bahr en U. Lõhmus (rapporteur), rechters,

advocaat-generaal: A. Tizzano,

griffier: R. Grass,

gezien de stukken,

gelet op de opmerkingen van:

- Anagram International Inc., vertegenwoordigd door K. Winters, advocaat, en J. A. H. Hollebeek, adviseur,

- de Nederlandse regering, vertegenwoordigd door H. G. Sevenster en D. J. M. de Grave als gemachtigden,

- de Commissie van de Europese Gemeenschappen, vertegenwoordigd door J. Hottiaux als gemachtigde, bijgestaan door F. Tuytschaever, advocaat,

gelet op de beslissing, de advocaat-generaal gehoord, om de zaak zonder conclusie te berechten,

het navolgende

Arrest

1. Het verzoek om een prejudiciële beslissing betreft de uitlegging van de gecombineerde nomenclatuur van het gemeenschappelijk douanetarief (hierna: "GN"), die is opgenomen in bijlage I bij verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief (PB L 256, blz. 1), zoals gewijzigd bij verordening (EG) nr. 1832/2002 van de Commissie van 1 augustus 2002 (PB L 290, blz. 1), alsmede de uitlegging en in voorkomend geval de geldigheid van punt 3 van de tabel in de bijlage bij verordening (EG) nr. 442/2000 van de Commissie van 25 februari 2000 tot indeling van bepaalde goederen in de gecombineerde nomenclatuur (PB L 54, blz. 33).

2. Dit verzoek is ingediend in het kader van een geding tussen Anagram International Inc. (hierna: "Anagram"), een vennootschap naar Amerikaans recht, en de Inspecteur van de Belastingdienst - Douanedistrict Rotterdam (hierna: "inspecteur") over de tariefindeling van een met helium gevulde ballon.

Toepasselijke bepalingen

Gemeenschapsbepalingen

3. De GN is gebaseerd op het wereldwijd geldende geharmoniseerde systeem inzake de omschrijving en de codering van goederen (hierna: "GS"), dat is opgesteld door de Internationale Douaneraad, thans de Werelddouaneorganisatie. Het internationaal verdrag waarbij het GS is ingevoerd, dat werd gesloten te Brussel op 14 juni 1983, alsmede het daarbij behorende protocol van wijziging van 24 juni 1986 zijn namens de Gemeenschap goedgekeurd bij besluit 87/369/EEG van de Raad van 7 april 1987 (PB L 198, blz. 1). De GN stemt overeen met het GS wat de posten en de uit zes cijfers bestaande subposten betreft. Alleen de onderverdelingen met een zevende en achtste cijfer zijn specifiek voor de GN.

4. De ten tijde van de feiten geldende versie van de GN is die van verordening nr. 1832/2002. De relevante posten van hoofdstuk 95 ("Speelgoed, spellen, artikelen voor ontspanning en sportartikelen; delen en toebehoren daarvan") van afdeling XX ("Diverse goederen en producten") van de GN luiden als volgt:

"9503 Ander speelgoed; modellen op schaal en dergelijke modellen voor ontspanning, ook indien bewegend; puzzels van alle soorten:

[...]

9503 90 - ander:

9503 90 10 [...]

- - ander:

- - - van kunststof:

9503 90 32 - - - - zonder mechanisme

[...]

9505 Feestartikelen, carnavalsartikelen en andere ontspanningsartikelen, benodigdheden voor het goochelen en fop- en schertsartikelen daaronder begrepen:

[...]

9505 90 00 - andere"

5. Artikel 9, lid 1, sub a, van verordening nr. 2658/87 bepaalt dat de Commissie van de Europese Gemeenschappen belast is met de toepassing van de GN, met name met betrekking tot de toelichtingen en de indeling van goederen in de GN.

6. Verordening nr. 442/2000 is door de Commissie vastgesteld krachtens artikel 9 van verordening nr. 2658/87. In punt 3 van de bijlage daarbij zijn de in de onderhavige procedure aan de orde zijnde producten als volgt ingedeeld:

9503 90 32 Ballons, van folie van kunstmatige plastische stof met een opgedampte laag aluminium. De folie van kunstmatige plastische stof vormt de buitenzijde. De ballons hebben een vulopening, die een ventiel in de vorm van een strip van kunststof bevat. Deze strip van kunststof sluit automatisch het in de ballon aanwezige gas luchtdicht af en voorkomt dat het gas ontsnapt. De ballons worden met gas (lucht of helium) gevuld.

7. Volgens de bijbehorende motivering is de indeling van deze producten vastgesteld op basis van de algemene regels 1 en 6 voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur, aantekening 2, sub v, op hoofdstuk 39, alsmede de tekst van post 9503 en van de postonderverdelingen 9503 90 en 9503 90 32 van de GN. Uit deze motivering blijkt eveneens dat deze producten kunnen zijn bedrukt met verschillende motieven, die echter niet van invloed zijn op de indeling als speelgoedballon.

8. Als aanwijzing preciseren de GS-toelichtingen op post 9503:

"Deze post omvat speelgoed dat hoofdzakelijk is bestemd voor het vermaak van personen (kinderen of volwassenen) [...] Hieronder vallen onder meer:

A) alle speelgoed dat niet is bedoeld bij de posten 9501 en 9502. Het kan voorzien zijn van een motor (mechanische, elektrische of andere).

Hiervan kunnen worden genoemd:

[...]

6) ballons en vliegers, andere dan bedoeld bij post 8801.

[...]

18) hoepels, diabolo's, tollen (bromtollen daaronder begrepen), springtouwen (voorzien van handvatten), ballen (andere dan bedoeld bij de posten 9504 en 9506)."

9. De GS-toelichtingen op post 9505 luiden:

"Deze post omvat:

A) feestartikelen, carnavalsartikelen en andere ontspanningsartikelen die, in verband met hun gebruik, veelal van eenvoudige en weinig sterke makelij zijn. Van deze artikelen kunnen worden genoemd:

1) versieringsartikelen zoals guirlandes, lampions, Venetiaanse lantaarns,

[...]

4) vermaakartikelen en andere: ballen, confetti, serpentines, parasols, paraplu's, mirlitons, papieren trompetjes, enz."

Hoofdgeding en prejudiciële vragen

10. Op 5 februari 2003 heeft Anagram de inspecteur verzocht om afgifte van een bindende tariefinlichting voor een product waarvoor zij indeling onder postonderverdeling 9505 90 00 van de GN voorstelde. Het product was als volgt omschreven:

"Een feestballon van kunststof, met een aluminiumcoating, in diverse vormen, met verschillende opdruk, afhankelijk van de gebeurtenis waar het voor dient, zoals verjaardag, geboorte, Valentijnsdag enz. De ballon wordt eenmalig gevuld met helium en is voorzien van een afsluiter en is daardoor beveiligd tegen gasverlies."

11. In de op 27 februari 2003 verstrekte bindende tariefinlichting heeft de inspecteur het product, in afwijking van het voorstel van Anagram, ingedeeld onder postonderverdeling 9503 90 32 van de GN door voor de omschrijving van het product de bewoordingen te gebruiken van punt 3 van de tabel in de bijlage bij verordening nr. 442/2000.

12. Nadat de inspecteur haar bezwaar tegen de genoemde bindende tariefinlichting had afgewezen, heeft Anagram het Gerechtshof te Amsterdam geadieerd.

13. Na onderzoek van een monster van het product geeft deze rechterlijke instantie te kennen dat zij twijfelt aan de juistheid van de kwalificatie van de ballon in kwestie als speelgoed; zij wijst erop dat het product niet de noodzakelijke kenmerkende eigenschappen heeft van speelgoed dat wordt gebruikt voor vermaak of spel, maar veeleer overeenkomt met het begrip "feestartikelen" in de zin van de tekst van post 9505 van de GN.

14. Wat verordening nr. 442/2000 betreft, merkt de verwijzende rechter op dat het in het geding zijnde product niet dezelfde eigenschappen heeft als worden omschreven in punt 3 van de tabel in de bijlage bij deze verordening. Hij is evenwel van oordeel dat, gelet op het arrest van 4 maart 2004, Krings (C-130/02, Jurispr. blz. I-2121, punt 35), verordening nr. 442/2000 naar analogie op het in het geding zijnde product moet worden toegepast, zoals de inspecteur voorstelt. Hij vraagt zich bijgevolg af of deze verordening in overeenstemming is met de bewoordingen van de GN.

15. In deze omstandigheden heeft het Gerechtshof te Amsterdam beslist de behandeling van de zaak te schorsen en het Hof de volgende prejudiciële vragen voor te leggen:

"1) Moet punt 3 van de bijlage van verordening [...] nr. 442/2000 zo worden uitgelegd, dat dat punt ook ziet op de onder de feiten [...] omschreven goederen?

2) Zo ja, is de verordening dan op dat punt geldig?

3) Indien de verordening ongeldig is of indien deze de onderhavige goederen niet bestrijkt, kan het [gemeenschappelijk douanetarief] dan zo worden uitgelegd dat deze goederen moeten worden ingedeeld als ,feestartikelen' van post[onderverdeling] 9505 90 00 [van de GN]?"

Beantwoording van de prejudiciële vragen

16. Vooraf dient erop te worden gewezen dat het hoofdgeding de tariefindeling betreft van met gas gevulde ballons, die zijn gemaakt van folie van kunstmatige plastische stof met een opgedampte laag aluminium, waarbij de folie van kunstmatige plastische stof de binnenzijde vormt. Ballons van dezelfde samenstelling, maar waarbij de folie van kunstmatige plastische stof de buitenzijde vormt, worden ingedeeld onder postonderverdeling 9503 90 32 van de GN (betreffende speelgoed van kunststof, zonder mechanisme) op grond van punt 3 van de tabel in de bijlage bij verordening nr. 442/2000.

17. Met zijn tweede vraag, die eerst dient te worden onderzocht, aangezien in geval van een ontkennend antwoord daarop de eerste vraag zonder voorwerp zou raken, vraagt de verwijzende rechter zich af of punt 3 van de tabel in de bijlage bij verordening nr. 442/2000 geldig is voorzover ballons van folie van kunstmatige plastische stof met een opgedampte laag aluminium, waarbij de folie van kunstmatige plastische stof de buitenzijde vormt, daarbij worden ingedeeld onder postonderverdeling 9503 90 32 van de GN.

18. Volgens vaste rechtspraak heeft de Raad van de Europese Unie de Commissie, die met de douanedeskundigen van de lidstaten samenwerkt, een ruime beoordelingsbevoegdheid gelaten om de inhoud te preciseren van de tariefposten die voor de indeling van een bepaald goed in aanmerking komen. De bevoegdheid van de Commissie om de in artikel 9 van verordening nr. 2658/87 bedoelde maatregelen vast te stellen, machtigt haar evenwel niet om de inhoud en de draagwijdte van de tariefposten te wijzigen (zie in die zin arrest Krings, reeds aangehaald, punt 26 en aangehaalde rechtspraak).

19. Onderzocht dient dus te worden of postonderverdeling 9503 90 32 van de GN aldus moet worden uitgelegd dat zij betrekking heeft op producten als de ballons die worden omschreven in punt 3 van de tabel in de bijlage bij verordening nr. 442/2000.

20. Het is eveneens vaste rechtspraak dat in het belang van de rechtszekerheid en van een gemakkelijke controle, het beslissende criterium voor de tariefindeling van goederen in de regel moet worden gezocht in hun objectieve kenmerken en eigenschappen, zoals deze in de tekst van de GN-post zijn omschreven. De door de Commissie voor de GN en door de Werelddouaneorganisatie voor het GS uitgewerkte toelichtingen zijn, hoewel rechtens niet bindend, belangrijke hulpmiddelen bij de uitlegging van de draagwijdte van de verschillende tariefposten (zie arrest van 17 maart 2005, Ikegami, C-467/03, Jurispr. blz. I-2389, punt 17).

21. De bestemming van het product kan een objectief indelingscriterium zijn, wanneer die bestemming inherent is aan het product. De inherentie moet kunnen worden beoordeeld aan de hand van de objectieve kenmerken en eigenschappen van het product (zie arrest Ikegami, reeds aangehaald, punt 23 en aangehaalde rechtspraak).

22. Anagram is van mening dat de ballon die wordt omschreven in punt 3 van de tabel in de bijlage bij verordening nr. 442/2000, niet als "speelgoed" kan worden gekwalificeerd in de zin van postonderverdeling 9503 90 32 van de GN. Aangezien een dergelijke ballon enkel kan stilhangen in de lucht, kan hij namelijk niet dienen tot vermaak of spel. Bovendien is hij wegens het materiaal waarmee hij wordt gefabriceerd niet dusdanig stevig en duurzaam dat hij als speelgoed kan dienen. Hij voldoet noch aan de omschrijving van post 9503 van de GN, noch aan die van de GS-toelichtingen op deze post.

23. Dienaangaande blijkt uit de GS-toelichtingen op post 9503 dat het bij speelgoed in de zin van deze post gaat om een voorwerp dat hoofdzakelijk is bestemd voor het vermaak van personen (kinderen of volwassenen).

24. Er moet worden vastgesteld dat de ballonnen in kwestie dit kenmerk bezitten ondanks het niet erg stevige en duurzame materiaal waarvan ze zijn gemaakt, daar hun korte levensduur en het feit dat zij stilhangen in de lucht in het bijzonder kinderen er niet van weerhouden zich te vermaken en te spelen met deze voorwerpen.

25. Bovendien wordt de indeling van de ballons door de Commissie in verordening nr. 442/2000 geschraagd door de GS-toelichtingen op post 9503, die preciseren dat deze post ballons en vliegers omvat, alsmede ballen (andere dan die voor gezelschapsspellen of voor sport).

26. Voorts is het niet relevant dat die ballons eveneens als feestartikelen kunnen worden gebruikt. Wanneer het objectieve kenmerk van een product op het tijdstip van inklaring kan worden vastgesteld, sluit namelijk de omstandigheid dat ook een ander gebruik van dit product denkbaar is, de juridische kwalificatie ervan niet uit. Voor de tariefindeling is het niet noodzakelijk dat dit product enkel en alleen bestemd is voor het gebruik dat overeenkomt met het genoemde objectieve kenmerk. Het is voldoende dat het hoofdzakelijk voor dat gebruik is bestemd (zie in die zin arrest van 9 augustus 1994, Neckermann Versand, C-395/93, Jurispr. blz. I-4027, punten 8 en 9).

27. Ten slotte verschaffen de bewoordingen van de postonderverdelingen 9503 90 en 9503 90 32 van de GN geen afzonderlijk criterium dat met gas gevulde ballons kenmerkt. Zij bevatten slechts twee algemene voorwaarden om een product onder postonderverdeling 9503 90 32 van de GN te kunnen brengen, namelijk dat zij van kunststof zijn gemaakt en geen mechanisme bevatten, en deze twee voorwaarden worden vervuld door de goederen bedoeld in punt 3 van de tabel in de bijlage bij verordening nr. 442/2000.

28. Bijgevolg dient aan de verwijzende rechter te worden geantwoord dat bij het onderzoek van de tweede vraag niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de geldigheid van verordening nr. 442/2000 kunnen aantasten voorzover de producten bedoeld in punt 3 van de tabel in de bijlage daarbij worden ingedeeld onder postonderverdeling 9503 90 32 van de GN.

29. Wat betreft de eerste vraag, die erop is gericht te vernemen of ook het in het hoofdgeding aan de orde zijnde product moet worden ingedeeld onder postonderverdeling 9503 90 32 van de GN, dient eraan te worden herinnerd dat een indelingsverordening algemene strekking heeft, daar zij niet voor één bepaalde marktdeelnemer geldt, doch van toepassing is op alle producten die identiek zijn aan het product dat is onderzocht door het Comité douanewetboek, dat zijn advies heeft gegeven in de zin van die verordening. Om in het kader van de uitlegging van een indelingsverordening de werkingssfeer daarvan vast te stellen, moet onder meer rekening worden gehouden met de motivering ervan (zie arrest Krings, reeds aangehaald, punt 33 en aangehaalde rechtspraak).

30. Anagram betoogt dat, gelet op de omschrijving in punt 3 van de tabel in de bijlage bij verordening nr. 422/2000, het in het geding zijnde product niet binnen de werkingssfeer van dit punt valt. Zij vestigt de aandacht op de expliciete wijze waarop de ballon wordt omschreven, namelijk dat hij is gemaakt van folie van kunstmatige plastische stof met aan de binnenzijde een opgedampte laag aluminium. Volgens Anagram wordt alleen dit type ballon in dit voorschrift bedoeld. Bij het in het geding zijnde product vormt de folie van kunstmatige plastische stof echter de binnenzijde van de ballon.

31. Dienaangaande dient te worden vastgesteld dat het in het hoofdgeding aan de orde zijnde product stellig niet identiek is aan het product dat wordt omschreven in punt 3 van de tabel in de bijlage bij verordening nr. 442/2000, omdat het niet wat alle kenmerken ervan betreft voldoet aan de daarin opgenomen omschrijving van het goed. Zoals de Nederlandse regering in haar schriftelijke opmerkingen terecht aanvoert, is die verordening bijgevolg niet rechtstreeks van toepassing op dit product.

32. Evenwel is, zoals het Hof reeds heeft geoordeeld, de toepassing naar analogie van een indelingsverordening, zoals verordening nr. 442/2000, op producten die vergelijkbaar zijn met die waarop deze verordening betrekking heeft, bevorderend voor een coherente uitlegging van de GN en voor de gelijke behandeling van de deelnemers aan het economisch verkeer (zie arrest Krings, reeds aangehaald, punt 35).

33. Het enige verschil tussen het aan de orde zijnde product en dat waarop de omschrijving in punt 3 van de tabel in de bijlage bij verordening nr. 442/2000 betrekking heeft, bestaat erin dat de materialen waarvan het product is gemaakt, eenvoudigweg zijn omgekeerd, en er wordt, zoals de Commissie eveneens opmerkt, niet afgedaan aan de essentiële kenmerken ervan. Bijgevolg is die verordening naar analogie van toepassing op het product van Anagram.

34. Bovendien wordt deze vaststelling bevestigd door de motivering bij punt 3 van de tabel, volgens welke de producten kunnen zijn bedrukt met verschillende motieven, die in casu hoofdzakelijk verband houden met verschillende feestelijke gelegenheden, zonder dat zij echter van invloed zijn op de indeling ervan als speelgoedballonnen.

35. Derhalve dient op de eerste vraag te worden geantwoord dat de door de Commissie in verordening nr. 442/2000 gegeven indeling, wat het product betreft dat wordt omschreven in punt 3 van de tabel in de bijlage daarbij, naar analogie van toepassing is op met gas gevulde ballons die zijn gemaakt van folie van kunstmatige plastische stof met een opgedampte laag aluminium, waarbij de folie van kunstmatige plastische stof de binnenzijde van de ballon vormt.

36. Gelet op een en ander, behoeft de derde vraag niet te worden beantwoord.

Kosten

37. Ten aanzien van de partijen in het hoofdgeding is de procedure als een aldaar gerezen incident te beschouwen, zodat de nationale rechterlijke instantie over de kosten heeft te beslissen. De door anderen wegens indiening van hun opmerkingen bij het Hof gemaakte kosten komen niet voor vergoeding in aanmerking.

Het Hof van Justitie (Zesde kamer) verklaart voor recht:

1) Bij het onderzoek van de tweede vraag is niet gebleken van feiten of omstandigheden die de geldigheid kunnen aantasten van verordening (EG) nr. 442/2000 van de Commissie van 25 februari 2000 tot indeling van bepaalde goederen in de gecombineerde nomenclatuur, voorzover de producten bedoeld in punt 3 van de tabel in de bijlage daarbij worden ingedeeld onder postonderverdeling 9503 90 32 van de gecombineerde nomenclatuur van het gemeenschappelijk douanetarief, die is opgenomen in bijlage I bij verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief, zoals gewijzigd bij verordening (EG) nr. 1832/2002 van de Commissie van 1 augustus 2002.

2) De door de Commissie in verordening nr. 442/2000 gegeven indeling is, wat het product betreft dat wordt omschreven in punt 3 van de tabel in de bijlage daarbij, naar analogie van toepassing op met gas gevulde ballons die zijn gemaakt van folie van kunstmatige plastische stof met een opgedampte laag aluminium, waarbij de folie van kunstmatige plastische stof de binnenzijde van de ballon vormt.