Home

Arrest van het Hof (Zesde kamer) van 13 juli 2006.

Arrest van het Hof (Zesde kamer) van 13 juli 2006.

Harmonisatie van wetgevingen - Motorvoertuigen - Communautaire typegoedkeuringsprocedure - Richtlijn 70/156

(Richtlijn 70/156 van de Raad)

Richtlijn 70/156 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten betreffende de goedkeuring van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan, zoals gewijzigd bij richtlijn 92/53, moet aldus worden uitgelegd dat zij niet in de weg staat aan een nationale regeling op grond waarvan voor een voertuig niet de nationale snelheidsbepalingen voor personenauto's gelden, maar die voor vrachtwagens, ook al is dat voertuig als personenauto geregistreerd op grond van een krachtens die richtlijn verleende communautaire typegoedkeuring.

Richtlijn 70/156 ziet immers op de technische kenmerken van een type voertuig. Uit de bewoordingen, het voorwerp en de doelstelling ervan blijkt niet dat de gemeenschapswetgever aan de communautaire typegoedkeuring van voertuigen, die bij bedoelde richtlijn is ingevoerd om belemmeringen voor de totstandbrenging van de interne markt op te heffen, gevolgen heeft willen verbinden op het gebied van de toepassing van de nationale wegverkeersregels inzake de snelheid van de verschillende categorieën motorvoertuigen.

(cf. punten 18, 20-21 en dictum)

In zaak C-83/05,

betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 234 EG, ingediend door het Amtsgericht Freiburg (Duitsland) bij beslissing van 14 januari 2005, ingekomen bij het Hof op 18 februari 2005, in de procedure ingeleid door

Bernd Voigt,

wijst

HET HOF VAN JUSTITIE (Zesde kamer),

samengesteld als volgt: J. Malenovský, kamerpresident, J.-P. Puissochet en A. Borg Barthet (rapporteur), rechters,

advocaat-generaal: A. Tizzano,

griffier: R. Grass,

gezien de stukken,

gelet op de opmerkingen van:

- de Duitse regering, vertegenwoordigd door U. Forsthoff als gemachtigde,

- de Commissie van de Europese Gemeenschappen, vertegenwoordigd door X. Lewis en M. Heller als gemachtigden,

gelet op de beslissing, de advocaat-generaal gehoord, om de zaak zonder conclusie te berechten,

het navolgende

Arrest

1. Het verzoek om een prejudiciële beslissing betreft de uitlegging van richtlijn 70/156/EEG van de Raad van 6 februari 1970 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten betreffende de goedkeuring van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan (PB L 42, blz. 1), zoals gewijzigd bij richtlijn 92/53/EEG van de Raad van 18 juni 1992 (PB L 225, blz. 1; hierna: "richtlijn 70/156").

2. Dit verzoek is ingediend in het kader van een procedure ingeleid door B. Voigt betreffende een administratieve geldboete die hem is opgelegd door het Regierungspräsidium Karlsruhe-Bretten.

Toepasselijke bepalingen

De gemeenschapsregeling

3. De redenen die de gemeenschapswetgever ertoe hebben gebracht om richtlijn 70/156 vast te stellen zijn in de overwegingen van de considerans ervan als volgt uiteengezet:

[...] motorvoertuigen die bestemd zijn voor het vervoer van goederen of personen [moeten] in iedere lidstaat aan bepaalde dwingend vastgestelde technische voorschriften voldoen; [...] deze voorschriften [verschillen] van land tot land; [...] daardoor [belemmeren zij] het handelsverkeer binnen de Europese Economische Gemeenschap;

[...] deze belemmeringen voor de totstandbrenging en de werking van de gemeenschappelijke markt kunnen worden beperkt en zelfs opgeheven, wanneer alle lidstaten dezelfde voorschriften aanvaarden ter aanvulling of in de plaats van hun huidige wetgeving;

[...] de controle op de naleving van de technische voorschriften door de lidstaten [wordt] gewoonlijk verricht voordat de voertuigen waarop deze voorschriften van toepassing zijn, in de handel worden gebracht; [...] deze controle [heeft] betrekking op typen voertuigen;

[...]

[...] op communautair vlak [moet] voor de controle op de naleving van deze voorschriften, alsmede voor de erkenning door elke lidstaat van de door de andere lidstaten verrichte controle voor ieder type voertuig een communautaire goedkeuringsprocedure worden ingevoerd;

[...] deze procedure [moet] het voor iedere lidstaat mogelijk maken, vast te stellen dat ieder type voertuig de controles, bedoeld in de bijzondere richtlijnen en vermeld in een goedkeuringsformulier heeft ondergaan; [...] deze procedure [moet] voorts de fabrikanten in staat stellen een certificaat van overeenstemming op te stellen voor alle voertuigen die in overeenstemming zijn met een goedgekeurd type; [...] een voertuig dat van dit certificaat is voorzien, [moet] door alle lidstaten als in overeenstemming met hun eigen wetgeving worden beschouwd; [...] iedere lidstaat [dient] de overige lidstaten in kennis te stellen van deze vaststelling door hun een afschrift toe te zenden van het goedkeuringsformulier dat voor elk goedgekeurd type voertuig is opgesteld;

[...]"

4. Artikel 1, eerste alinea, van richtlijn 70/156 bepaalt:

"Deze richtlijn is van toepassing op de typegoedkeuring van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan, die in een of meer fasen zijn opgebouwd, alsmede van systemen, onderdelen en technische eenheden die zijn bedoeld voor gebruik op deze voertuigen en aanhangwagens."

5. In artikel 2 van de richtlijn:

- wordt "typegoedkeuring" gedefinieerd als "de handeling waarbij door een lidstaat wordt verklaard dat een type voertuig, systeem, onderdeel of technische eenheid voldoet aan de desbetreffende technische voorschriften van deze richtlijn of van een van de in de uitputtende lijst van bijlage IV of van bijlage XI opgesomde bijzondere richtlijnen";

- wordt "voertuig" gedefinieerd als "ieder voor deelname aan het wegverkeer bestemd compleet of niet-compleet motorvoertuig op ten minste vier wielen met een door de constructie bepaalde maximumsnelheid van meer dan 25 km/h, alsmede aanhangwagens daarvan, met uitzondering van voertuigen die zich over rails voortbewegen, landbouw- en bosbouwtrekkers en alle mobiele machines", en

- wordt "type voertuig" gedefinieerd als "alle tot een categorie behorende voertuigen die ten minste op de in bijlage II onder B vermelde essentiële punten niet van elkaar verschillen. Een typevoertuig kan varianten en uitvoeringen omvatten (zie bijlage II onder B)".

6. Volgens bijlage II van richtlijn 70/156 omvat categorie "M 1" de voertuigen bestemd voor het vervoer van personen, met ten hoogste acht zitplaatsen, die van de bestuurder niet meegerekend.

De nationale regeling

7. De Duitse verkeerswetgeving is opgenomen in verschillende wettelijke en bestuursrechtelijke teksten. Voor het hoofdgeding zijn relevant: het Straßenverkehrsgesetz (Duitse wegverkeerswet; hierna: "StVG"), de Straßenverkehrsordnung (Duits wegenverkeersreglement; hierna: "StVO") en het Personenbeforderungsgesetz (Duitse wet op het personenvervoer; hierna: "PBefG"). Richtlijn 70/156 is in Duits recht omgezet bij de Verordnung über die EG-Typgenehmigung für Fahrzeuge und Fahrzeugteile (Duits reglement betreffende de communautaire typegoedkeuring van voertuigen en voertuigonderdelen) van 9 december 1994, laatstelijk gewijzigd op 7 februari 2004. De registratieprocedure en de verplichte verzekering worden thans uitsluitend beheerst door de Straßenverkehrszulassungsordnung (Duits reglement inzake de toelating van motorvoertuigen tot het wegverkeer; hierna: "StVZO"), die ook voorschriften bevat inzake de bouw en het gebruik van voertuigen.

8. De StVO bepaalt de vereisten die in acht moeten worden genomen bij het besturen van motorvoertuigen. Inzake snelheid zijn daarin voor personenauto's andere regels vastgesteld dan die welke gelden voor andere motorvoertuigen. Dit onderscheid vloeit voort uit § 18, lid 5, tweede zin, punt 1, StVO, welke bepaling relevant is in het hoofdgeding en bepaalt dat de maximumsnelheid op de autoweg voor andere voertuigen dan personenauto's 80 km/h bedraagt. Voor personenauto's geldt geen enkele algemene snelheidsbeperking.

9. De StVO geeft geen definitie van het begrip "personenauto". § 4, lid 4, PBefG, definieert personenauto's als motorvoertuigen, die "wegens hun bouw en inrichting voor het vervoer van maximaal negen personen (bestuurder inbegrepen) geschikt zijn en bestemd worden".

Het hoofdgeding en de prejudiciële vragen

10. Voigt is op 21 oktober 2003 gecontroleerd, terwijl hij buiten de bebouwde kom op een Duitse autoweg een door DaimlerChrysler AG gebouwd motorvoertuig van het type "Sprinter" bestuurde, waarvan het maximaal toelaatbaar totaalgewicht 4,6 ton bedroeg. Aangezien de snelheid van het voertuig, na aftrek van de toegelaten tolerantie, 134 km/h bedroeg, heeft het Regierungspräsidium Karlsruhe-Bretten Voigt bij beschikking van 18 november 2003 een administratieve geldboete van 275 EUR opgelegd, wegens de overschrijding met 54 km/h van de voor vrachtwagens geldende maximumsnelheid van 80 km/h. Voorts kreeg Voigt een rijverbod van twee maanden opgelegd en werden vier punten in het centrale verkeersregister genoteerd. Het door Voigt bestuurde voertuig, waarvoor een communautaire typegoedkeuring voor de categorie "M 1" is verleend, is - volgens het kentekenbewijs - als personenauto geregistreerd.

11. Tegen deze maatregelen heeft Voigt op 27 november 2003 beroep ingesteld. Onder verwijzing naar het kentekenbewijs van het betrokken voertuig, waaruit blijkt dat het als personenauto is ingedeeld, voerde hij aan dat de snelheidsbeperking van 80 km/h, geldend voor vrachtwagens op de autoweg, buiten de bebouwde kom, niet van toepassing was op bedoeld voertuig, waarvoor de beperkingen voor personenauto's gelden.

12. Bij beschikking van 10 maart 2004 heeft het openbaar ministerie te Freiburg het dossier van Voigt aan het Amtsgericht Freiburg overgemaakt voor een beslissing inzake de op te leggen geldboete. Op 29 april 2004 heeft die rechterlijke instantie hem ontslag van rechtsvervolging verleend. Het openbaar ministerie te Freiburg heeft tegen deze beslissing hoger beroep ingesteld bij het Oberlandesgericht Karlsruhe. Op 26 augustus 2004 heeft het Oberlandesgericht Karlsruhe de beschikking houdende ontslag van rechtsvervolging vernietigd. Het was immers van oordeel dat in het kader van het hoofdgeding nadere feitelijke vaststellingen moesten worden gedaan betreffende de specifieke versie van het door Voigt bestuurde voertuig van het type "Sprinter", nu uit een beslissing van de dag daarvoor in een soortgelijke zaak bleek dat tussen de verschillende versies van dit voertuig een onderscheid moest worden gemaakt en dat de vermelding "personenauto" in het kentekenbewijs niet relevant was.

13. In die omstandigheden heeft het Amtsgericht Freiburg besloten de behandeling van de zaak te schorsen en het Hof de volgende prejudiciële vragen te stellen:

"1) Moet [...] richtlijn 70/156 [...], die in Duits recht is omgezet bij EG-TypV (Verordnung über die EG-Typgenehmigung für Fahrzeuge und Fahrzeugteile van 9 december 1994, laatstelijk gewijzigd op 7 februari 2004 - Duits reglement betreffende de communautaire typegoedkeuring van voertuigen en voertuigonderdelen), aldus worden uitgelegd, dat de bestuurder van een motorvoertuig dat ingevolge een goedkeuring op grond van de communautaire typegoedkeuring als personenauto is geregistreerd, ook gerechtigd is dit voertuig als goedgekeurd type voertuig in het verkeer te brengen, en dat, meer in het bijzonder, voor de bestuurder van dit motorvoertuig enkel de snelheidsbepalingen voor personenauto's gelden?

2) Mogen de voor de vervolging van verkeersovertredingen bevoegde instanties, bij de vaststelling van de door de bestuurder van een dergelijk type voertuig na te leven snelheidsbepalingen, een door het Kraftfahrt-Bundesamt (Duits Federaal bureau voor het motorvoertuigenverkeer) krachtens de communautaire typegoedkeuring verleende goedkeuring en een door de Duitse Dienst voertuigenregistratie afgegeven kentekenbewijs dat op deze communautaire typegoedkeuring berust, als niet-beslissend voor de kwalificatie van het type voertuig aanmerken?"

De prejudiciële vragen

14. Met zijn twee vragen, die tezamen moeten worden onderzocht, wenst de verwijzende rechter in wezen te vernemen of richtlijn 70/156 aldus moet worden uitgelegd dat zij in de weg staat aan een nationale wettelijke regeling op grond waarvan voor een voertuig als dat in het hoofdgeding, niet de nationale snelheidsbepalingen voor personenauto's gelden, maar die voor vrachtwagens, ook al is bedoeld voertuig als personenauto geregistreerd op grond van een krachtens die richtlijn verleende communautaire typegoedkeuring.

15. Vooraf zij opgemerkt dat richtlijn 70/156 enkel uitdrukkelijk verwijst naar de internationale indeling van motorvoertuigen in de categorieën M, N of O, die in bijlage II bij die richtlijn zijn omschreven, maar geen enkele bepaling bevat inzake de indeling van motorvoertuigen in de categorie "personenauto's". Voorts blijkt uit de vaststellingen van de verwijzende rechter dat de fabrikant voor het voertuig waarover het in het hoofdgeding gaat weliswaar over een communautaire typegoedkeuring "M 1" beschikt, maar dat bedoeld voertuig pas bij de registratie door de Duitse autoriteiten als een personenauto is aangemerkt.

16. Richtlijn 70/156 bevat bepalingen die volgens de overwegingen van de considerans ervan tot doel hebben voor ieder type voertuig een communautaire goedkeuringsprocedure vast te stellen en in te voeren, die in de plaats komt van de daarvoor in de lidstaten geldende goedkeuringsprocedures. De draagwijdte van een dergelijke communautaire goedkeuring kan slechts worden bepaald aan de hand van het precieze toepassingsgebied van richtlijn 70/156.

17. In richtlijn 70/156 komen achtereenvolgens aan bod: de typegoedkeuringsprocedure, de daaropvolgende procedure voor de afgifte van een goedkeuringsformulier, het opstellen van het certificaat van overeenstemming door de fabrikant en de verplichting van de lidstaten om, met het oog op de registratie, te controleren of de productie overeenstemt met het goedgekeurde type. De bepalingen van bedoelde richtlijn hebben tot doel de beperkingen van het vrij verkeer van goederen op te heffen. De harmonisatie van de technische voorschriften en kenmerken vormt het middel daartoe. Richtlijn 70/156 bevat evenwel niets dat verder gaat dan deze harmonisatie. In het bijzonder bevat zij geen tot de lidstaten gericht voorschrift betreffende de snelheidsbepalingen die gelden voor de verschillende categorieën motorvoertuigen waarvoor een communautaire typegoedkeuring is verricht.

18. Richtlijn 70/156 ziet dus op de technische kenmerken van een type voertuig en bevat niets anders betreffende de door de bestuurders van motorvoertuigen in acht te nemen wegverkeersregels.

19. Voorts zij opgemerkt dat richtlijn 70/156 is gebaseerd op artikel 100 EEG-Verdrag (nadien artikel 100 EG-Verdrag, thans artikel 94 EG) of op artikel 100 A EEG-Verdrag (nadien artikel 100 A EG-Verdrag, thans, na wijziging, artikel 95 EG), waarin het gaat over harmonisatiebevoegdheden met het oog op de instelling van de gemeenschappelijke markt en de totstandbrenging van de interne markt.

20. In deze omstandigheden blijkt uit de bewoordingen, het voorwerp en de doelstelling van richtlijn 70/156 niet, dat de gemeenschapswetgever aan de communautaire typegoedkeuring van voertuigen, die bij bedoelde richtlijn is ingevoerd om belemmeringen voor de totstandbrenging van de interne markt op te heffen, gevolgen heeft willen verbinden op het gebied van de toepassing van de nationale wegverkeersregels inzake de snelheid van de verschillende categorieën motorvoertuigen.

21. Gelet op een en ander, moet op de vragen van het Amtsgericht Freiburg worden geantwoord dat richtlijn 70/156 aldus moet worden uitgelegd dat zij niet in de weg staat aan een nationale wettelijke regeling op grond waarvan voor een voertuig als dat in het hoofdgeding, niet de nationale snelheidsbepalingen voor personenauto's gelden, maar die voor vrachtwagens, ook al is bedoeld voertuig als personenauto geregistreerd op grond van een krachtens die richtlijn verleende communautaire typegoedkeuring.

Kosten

22. Ten aanzien van de partijen in het hoofdgeding is de procedure als een aldaar gerezen incident te beschouwen, zodat de nationale rechterlijke instantie over de kosten heeft te beslissen. De door anderen wegens indiening van hun opmerkingen bij het Hof gemaakte kosten komen niet voor vergoeding in aanmerking.

Het Hof van Justitie (Zesde kamer) verklaart voor recht:

Richtlijn 70/156/EEG van de Raad van 6 februari 1970 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten betreffende de goedkeuring van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan, zoals gewijzigd bij richtlijn 92/53/EEG van de Raad van 18 juni 1992, moet aldus worden uitgelegd dat zij niet in de weg staat aan een nationale wettelijke regeling op grond waarvan voor een voertuig als dat in het hoofdgeding, niet de nationale snelheidsbepalingen voor personenauto's gelden, maar die voor vrachtwagens, ook al is bedoeld voertuig als personenauto geregistreerd op grond van een krachtens die richtlijn verleende communautaire typegoedkeuring.