Home

Arrest van het Hof (Zevende kamer) van 19 april 2007.

Arrest van het Hof (Zevende kamer) van 19 april 2007.

Gemeenschappelijk douanetarief - Tariefposten - Pompoenzaden zonder omhulsel die hun kiemkracht hebben verloren en voor bakkersindustrie bestemd zijn

Pompoenzaden zonder omhulsel die hun kiemkracht hebben verloren en voor de bakkersindustrie bestemd zijn, en die dus niet voor gebruik als zaaigoed maar voor menselijke consumptie bestemd zijn, vallen onder postonderverdeling 1212 99 80 van de gecombineerde nomenclatuur die is opgenomen in bijlage I bij verordening nr. 2658/87 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief, zoals gewijzigd bij verordening nr. 1789/2003.

(cf. punten 30, 32 en dictum)

In zaak C-229/06,

betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 234 EG, ingediend door het Finanzgericht Hamburg (Duitsland) bij beslissing van 26 april 2006, ingekomen bij het Hof op 22 mei 2006, in de procedure

Sunshine Deutschland Handelsgesellschaft mbH

tegen

Hauptzollamt Kiel,

wijst

HET HOF VAN JUSTITIE (Zevende kamer),

samengesteld als volgt: J. Klucka, kamerpresident, A. Ó Caoimh en P. Lindh (rapporteur), rechters,

advocaat-generaal: J. Mazák,

griffier: R. Grass,

gezien de stukken,

gelet op de opmerkingen van:

- Sunshine Deutschland Handelsgesellschaft mbH, vertegenwoordigd door P. Klose, Rechtsanwalt,

- de Nederlandse regering, vertegenwoordigd door H. G. Sevenster en P. van Ginneken als gemachtigden,

- de Commissie van de Europese Gemeenschappen, vertegenwoordigd door J. Hottiaux als gemachtigde, bijgestaan door B. Wägenbaur, Rechtsanwalt,

gelet op de beslissing, de advocaat-generaal gehoord, om de zaak zonder conclusie te berechten,

het navolgende

Arrest

1. Het verzoek om een prejudiciële beslissing betreft de uitlegging van de postonderverdelingen 1209 91 90 en 1212 99 80 van de gecombineerde nomenclatuur, die is opgenomen in bijlage I bij verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief (PB L 256, blz. 1), zoals gewijzigd bij verordening (EG) nr. 1789/2003 van de Commissie van 11 september 2003 (PB L 281, blz. 1; hierna: "GN").

2. Dit verzoek is ingediend in het kader van een geding tussen Sunshine Deutschland Handelsgesellschaft mbH (hierna: "Sunshine") en het Hauptzollamt Kiel inzake de indeling in de GN van pompoenzaden zonder omhulsel die hun kiemkracht hebben verloren en voor de bakkersindustrie bestemd zijn.

Rechtskader

3. De GN, die bij verordening nr. 2658/87 is ingesteld, is gebaseerd op het wereldwijd geharmoniseerde systeem inzake de omschrijving en de codering van goederen (hierna: "GS"), dat is opgesteld door de Internationale Douaneraad, thans de Werelddouaneorganisatie, en is ingevoerd bij het Internationaal Verdrag van Brussel van 14 juni 1983, dat namens de Gemeenschap is goedgekeurd bij besluit 87/369/EEG van de Raad van 7 april 1987 (PB L 198, blz. 1). De GN stemt overeen met het GS wat de posten en de uit zes cijfers bestaande subposten betreft. Alleen de postonderverdelingen met een zevende en achtste cijfer zijn specifiek voor de GN.

4. Het tweede deel van de GN bevat een afdeling II, met als opschrift "Producten van het plantenrijk", dat verschillende hoofdstukken bevat, waaronder hoofdstuk 12, met als opschrift "Oliehoudende zaden en vruchten; allerlei zaden, zaaigoed en vruchten; planten voor industrieel en voor geneeskundig gebruik; stro en voeder".

5. Post 1209, met als opschrift "Zaaigoed, sporen daaronder inbegrepen", bevat een subpost 1209 91, met als opschrift "Groentezaad", die op zijn beurt postonderverdeling 1209 91 90 bevat, genaamd "ander".

6. Post 1212, met als opschrift "[...] vruchtenpitten, ook indien in de steen en andere plantaardige producten [...] hoofdzakelijk gebruikt voor menselijke consumptie, elders genoemd noch elders onder begrepen", bevat een subpost 1212 99, met als opschrift "andere", die op zijn beurt postonderverdeling 1212 99 80 bevat, genaamd "andere".

7. De algemene regels voor de interpretatie van de GN, die zijn neergelegd in het eerste deel, titel I, A, bepalen onder meer:

"Voor de indeling van goederen in de gecombineerde nomenclatuur gelden de volgende bepalingen.

1. De tekst van de opschriften van de afdelingen, van de hoofdstukken en van de onderdelen van hoofdstukken wordt geacht slechts als aanwijzing te gelden; voor de indeling zijn wettelijk bepalend de bewoordingen van de posten en de aantekeningen op de afdelingen of op de hoofdstukken en, voor zover dit niet in strijd is met de bewoordingen van bedoelde posten en aantekeningen, de navolgende regels.

[...]"

8. De door de Commissie overeenkomstig artikel 9, lid 1, van verordening nr. 2658/87 gepubliceerde toelichtingen op de GN, in de op het tijdstip van de feiten geldende versie (PB 2002, C 256, blz. 1), bevatten de volgende preciseringen:

"[...] 1209 Zaaigoed, sporen daaronder inbegrepen

[...]

1209 91 90 ander

Tot deze onderverdeling behoren bijvoorbeeld de zaden van de pompoenen die als groenten worden gegeten. Deze zaden worden gebruikt voor zaaidoeleinden, voor consumptie (bijvoorbeeld in salades), voor de voedingsmiddelenindustrie (bijvoorbeeld in bakkerswaren) of voor medicinaal gebruik.

[...]

1212 [...] vruchtenpitten, ook indien in de steen en andere plantaardige producten [...] hoofdzakelijk gebruikt voor menselijke consumptie, elders genoemd noch elders onder begrepen

[...]

1212 99 80 andere

Behalve de producten bedoeld [...], behoren tot deze onderverdeling onder meer:

[...]

Van deze onderverdeling is uitgezonderd pompoenzaad (post 1207 of 1209) [...]"

Hoofdgeding en prejudiciële vraag

9. Sunshine verhandelt voedingswaren. Zij importeert onder meer uit China pompoenzaden zonder omhulsel die hun kiemkracht hebben verloren en bestemd zijn om door de bakkersindustrie in brood te worden verwerkt.

10. Op 4 maart 2004 heeft zij bij het douanekantoor te Mölln (Duitsland) een douaneaangifte ingediend en verzocht om inklaring van een partij pompoenzaden zonder omhulsel met opgave van postonderverdeling 1209 91 90 van de GN, waarvoor het conventionele douanerecht 3 % bedraagt. Het betrokken douanekantoor was het daarmee eens en heeft bij beschikking van 10 maart 2004 de douanerechten op 825,95 EUR vastgesteld, welk bedrag later tot 782,09 EUR is verminderd.

11. Nadat Sunshine had vernomen dat het Gerechtshof te Amsterdam (Nederland) bij arrest van 23 mei 2004 had geoordeeld dat pompoenpitten die voor menselijke consumptie zijn bestemd, onder tariefnummer 1212 99 80 van de GN moeten worden ingedeeld en zodoende van douanerechten zijn vrijgesteld, heeft zij verzocht om terugbetaling van de rechten die zij op grond van de beschikking van het douanekantoor te Mölln had betaald.

12. Bij beschikking van 16 februari 2005 heeft het Hauptzollamt Kiel het verzoek om terugbetaling afgewezen en bevestigd dat de goederen onder postonderverdeling 1209 91 90 moesten worden ingedeeld. Omdat haar bezwaar tegen deze laatste beschikking is afgewezen, heeft Sunshine beroep ingesteld bij het Finanzgericht Hamburg.

13. Voor deze rechterlijke instantie heeft Sunshine om terugbetaling van de douanerechten verzocht met het argument dat de goederen onder postonderverdeling 1212 99 80 van de GN dienden te worden ingedeeld, waarbij zij ter ondersteuning van haar betoog het arrest van 23 mei 2004 van het Gerechtshof te Amsterdam heeft ingeroepen, alsook een bindende douanetariefinlichting van de Nederlandse douaneadministratie van 24 februari 2005 volgens welke pompoenzaden zonder omhulsel onder voormelde postonderverdeling moeten worden ingedeeld.

14. In zijn verwijzingsbeslissing preciseert het Finanzgericht Hamburg dat het in een vonnis van 21 juli 2005 op basis van de toelichtingen op de GN heeft geoordeeld dat pompoenzaden zonder omhulsel die niet als zaaigoed maar voor verwerking in bakkerswaren bestemd zijn, onder postonderverdeling 1209 91 90 van de GN moeten worden ingedeeld. De verwijzende rechterlijke instantie is evenwel van oordeel dat het door de Nederlandse rechterlijke instantie en douaneadministratie ingenomen standpunt verdedigbaar is, aangezien post 1209 van de GN - volgens de formulering ervan - als zaaigoed gebruikte zaden, vruchten en sporen omvat, en de formulering van de postonderverdelingen hiermee niet in tegenspraak is. De verwijzende rechterlijke instantie vraagt zich dan ook af of de toelichtingen op de GN betreffende post 1209 niet in tegenspraak zijn met de bewoordingen van deze post en of deze toelichtingen niet buiten toepassing moeten worden gelaten. Zij brengt in herinnering dat de door de Commissie opgestelde toelichtingen op de GN volgens de rechtspraak van het Hof weliswaar een belangrijk hulpmiddel zijn bij de uitlegging van de draagwijdte van de diverse posten, maar rechtens niet bindend zijn (arrest van 9 december 1997, Knubben Speditions, C-143/96, Jurispr. blz. I-7039, punt 14).

15. In die omstandigheden heeft het Finanzgericht Hamburg de behandeling van de zaak geschorst en het Hof de volgende prejudiciële vraag voorgelegd:

"Dienen pompoenzaden zonder omhulsel van tuin- en groentepompoenen die hun kiemkracht hebben verloren en voor de bakkersindustrie bestemd zijn, onder postonderverdeling 1209 91 90 van de GN of onder postonderverdeling 1212 99 80 van de GN te worden ingedeeld?"

Beantwoording van de prejudiciële vraag

Bij het Hof ingediende opmerkingen

16. Sunshine betoogt dat het beslissende criterium voor de indeling van goederen volgens de rechtspraak van het Hof moet worden gezocht in hun objectieve kenmerken en eigenschappen, zoals deze in de tekst van de GN-posten zijn omschreven. Zij beroept zich op punt 14 van het arrest van 28 maart 2000, Holz Geenen (C-309/98, Jurispr. blz. I-1975), waarin het Hof heeft verklaard dat de toelichtingen op de GN hulpmiddelen bij de uitlegging van de GN zijn, zonder rechtens bindend te zijn.

17. Sunshine herinnert tevens eraan dat het Hof heeft geoordeeld dat de bestemming van het product een objectief indelingscriterium kan zijn wanneer die bestemming inherent is aan het product (arrest van 1 juni 1995, Thyssen Haniel Logistic, C-459/93, Jurispr. blz. I-1381, punt 13), waarbij dit inherente karakter aan de hand van de objectieve kenmerken en eigenschappen van het product wordt beoordeeld (arrest Holz Geenen, reeds aangehaald, punt 15).

18. Post 1209 betreft zaaigoed en de onderverdelingen ervan bevatten enkel goederen die voor gebruik als zaaigoed bestemd zijn. De zaden in het hoofdgeding hebben evenwel hun kiemkracht verloren. Enkel de toelichtingen op de GN bepalen dat zaden die voor voeding of voor medicinale doeleinden worden gebruikt, onder postonderverdeling 1209 91 90 vallen. Er bestaat dus een contradictie tussen de tekst van de GN en de toelichtingen erop.

19. Bovendien blijkt uit onderzoek van de toelichtingen op de GN dat het criterium voor de indeling van de verschillende pompoenzaden in de diverse postonderverdelingen de bestemming van deze zaden is, indien deze bestemming inherent aan die zaden is.

20. Derhalve is enkel een indeling onder postonderverdeling 1212 99 80 mogelijk. De goederen in het hoofdgeding vormen immers "andere plantaardige producten [...], elders genoemd noch elders onder begrepen" in de zin van post 1212, dit in weerwil van de tekst van de toelichtingen op de GN.

21. De Nederlandse regering is eveneens van mening dat de in het hoofdgeding aan de orde zijnde goederen onder postonderverdeling 1212 99 80 van de GN moeten worden ingedeeld. Deze zaden hebben immers hun kiemkracht verloren en kunnen enkel voor voeding worden gebruikt. Het betreft dus voor menselijke consumptie gebruikte pitten in de zin van post 1212.

22. Volgens deze regering volgt uit de toelichtingen op de GN dat zaden die onder postonderverdeling 1209 91 90 vallen, zelfs wanneer zij voor voeding kunnen worden gebruikt, eveneens moeten kunnen worden gezaaid. Deze eigenschap ontbreekt evenwel bij de goederen in het hoofdgeding. Om diezelfde reden worden pompoenzaden die kunnen worden gezaaid, volgens de toelichtingen op de GN van postonderverdeling 1212 99 80 uitgesloten.

23. De Commissie huldigt net als Sunshine en de Nederlandse regering het standpunt dat de goederen die in het hoofdgeding aan de orde zijn, onder postonderverdeling 1212 99 80 van de GN moeten worden ingedeeld. Gelet op de laconieke formulering van de twee relevante postonderverdelingen, dient te worden teruggegrepen naar de posten zelf.

24. Post 1209 heeft enkel betrekking op zaden, dat wil zeggen op kiemen waaruit zich een nieuwe plant kan vormen. Bovendien moet dit zaad kunnen worden gezaaid. In casu hebben de pompoenzaden in het hoofdgeding hun kiemvermogen evenwel verloren. Post 1212 is een residuele post. Aangezien de pompoenzaden in het hoofdgeding niet onder andere posten kunnen worden ingedeeld, vallen zij onder deze laatste post.

25. De Commissie merkt op dat de toelichtingen op de GN betreffende post 1209 zijn opgesteld op basis van de Engelse taalversie van de GN, die de indruk wekt dat de zaden niet uitsluitend als zaaigoed bestemd hoeven te zijn, maar louter dezelfde samenstelling als die van te zaaien zaden moeten hebben. De andere taalversies preciseren daarentegen dat de zaden moeten kunnen worden gezaaid. Gelet op deze aanzienlijke verschillen tussen de taalversies stelt de Commissie voor om geen rekening te houden met de toelichtingen op de GN.

Antwoord van het Hof

26. Om te beginnen zij eraan herinnerd dat het volgens vaste rechtspraak in het belang van de rechtszekerheid en van een gemakkelijke controle het beslissende criterium voor de tariefindeling van goederen in de regel moet worden gezocht in de objectieve kenmerken en eigenschappen ervan, zoals deze in de tekst van de posten van de GN en in de aantekeningen bij de afdelingen of hoofdstukken zijn omschreven (zie onder meer arresten van 26 september 2000, Eru Portuguesa, C-42/99, Jurispr. blz. I-7691, punt 13; 15 september 2005, Intermodal Transports, C-495/03, Jurispr. blz. I-8151, punt 47; 8 december 2005, Possehl Erzkontor, C-445/04, Jurispr. blz. I-10721, punt 19, en 16 februari 2006, Proxxon, C-500/04, Jurispr. blz. I-1545, punt 21).

27. Voorts heeft het Hof reeds geoordeeld dat de toelichtingen op de GN en het GS belangrijke hulpmiddelen zijn bij de uitlegging van de draagwijdte van de verschillende tariefposten, maar rechtens niet bindend zijn. De inhoud van die toelichtingen moet derhalve in overeenstemming zijn met de bepalingen van de GN en mag de strekking daarvan niet wijzigen (reeds aangehaalde arresten Intermodal Transports, punt 48; Possehl Erzkontor, punt 20, en Proxxon, punt 22).

28. Ten slotte kan volgens de rechtspraak van het Hof de bestemming van een product een objectief criterium voor de tariefindeling zijn, wanneer die bestemming inherent is aan het product. Dit inherente karakter moet kunnen worden beoordeeld aan de hand van de objectieve kenmerken en eigenschappen van het product (zie onder meer arresten van 5 april 2001, Deutsche Nichimen, C-201/99, Jurispr. blz. I-2701, punt 20; 4 maart 2004, Krings, C-130/02, Jurispr. blz. I-2121, punt 30, en 17 maart 2005, Ikegami, C-467/03, Jurispr. blz. I-2389, punt 23, en arrest Proxxon, reeds aangehaald, punt 31).

29. In casu zij opgemerkt dat de tekst van de postonderverdelingen 1209 91 90 en 1212 99 80 enkel de term "ander[e]" bevat en dat dus naar de posten zelf, te weten de posten 1209 en 1212, moet worden teruggegrepen.

30. Zoals de Commissie heeft opgemerkt, volgt uit de bewoordingen van post 1209, "Zaaigoed, sporen daaronder inbegrepen", dat deze post enkel betrekking heeft op plantaardige bestanddelen die kunnen kiemen en een nieuwe plant kunnen doen ontstaan. Post 1212 daarentegen, waartoe onder meer "vruchtenpitten, ook indien in de steen en andere plantaardige producten [...] hoofdzakelijk gebruikt voor menselijke consumptie, elders genoemd noch elders onder begrepen" behoren, is een residuele categorie die plantenzaden omvat die niet voor gebruik als zaaigoed maar voor menselijke consumptie bestemd zijn.

31. Bijgevolg kunnen de toelichtingen op de GN die pompoenzaden van postonderverdeling 1212 99 80 uitsluiten en deze zaden met name onder post 1209 indelen, enkel aldus worden begrepen dat zij als zaaigoed te gebruiken pompoenzaden van die postonderverdeling uitsluiten, en niet zaden zoals die welke in het hoofdgeding aan de orde zijn, die van hun omhulsel zijn ontdaan en hun kiemkracht hebben verloren. Bovendien moet geen rekening worden gehouden met bovengenoemde toelichtingen volgens welke voor menselijke consumptie of voor de bakkersindustrie bestemde pompoenzaden onder postonderverdeling 1209 91 90 moeten worden ingedeeld.

32. Gelet op een en ander moet op de voorgelegde vraag worden geantwoord dat postonderverdeling 1212 99 80 van de GN aldus moet worden uitgelegd dat pompoenzaden zonder omhulsel die hun kiemkracht hebben verloren en die voor de bakkersindustrie bestemd zijn, onder deze postonderverdeling vallen.

Kosten

33. Ten aanzien van de partijen in het hoofdgeding is de procedure als een aldaar gerezen incident te beschouwen, zodat de nationale rechterlijke instantie over de kosten heeft te beslissen. De door anderen wegens indiening van hun opmerkingen bij het Hof gemaakte kosten komen niet voor vergoeding in aanmerking.

Het Hof van Justitie (Zevende kamer) verklaart voor recht:

Postonderverdeling 1212 99 80 van de gecombineerde nomenclatuur, die is opgenomen in bijlage I bij verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief, zoals gewijzigd bij verordening (EG) nr. 1789/2003 van de Commissie van 11 september 2003, moet aldus worden uitgelegd dat pompoenzaden zonder omhulsel die hun kiemkracht hebben verloren en die voor de bakkersindustrie bestemd zijn, onder deze postonderverdeling vallen.