Zaak T-4/06: Beroep ingesteld op 12 januari 2006 - Republiek Polen tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen
Zaak T-4/06: Beroep ingesteld op 12 januari 2006 - Republiek Polen tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen
Beroep ingesteld op 12 januari 2006 - Republiek Polen tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen
Partijen
Verzoekster: Republiek Polen (vertegenwoordiger: Jaroslaw Pietras, gemachtigde)
Verweerster: Commissie van de Europese Gemeenschappen
Conclusies van verzoekster
- nietigverklaring van artikel 2 van verordening (EG) nr. 1686/2005 van de Commissie van 14 oktober 2005 tot vaststelling van de bedragen van de productieheffingen en de coëfficiënt voor de aanvullende heffing in de sector suiker voor het verkoopseizoen 2004/2005 (PB L 271, van 15.10.2005, blz. 12);
- verwijzing van Commissie van de Europese Gemeenschappen in de kosten van de procedure.
Middelen en voornaamste argumenten
Verzoekster vordert nietigverklaring van artikel 2 van verordening nr. 1686/2005, waarbij overeenkomstig artikel 16 van verordening (EG) nr. 1260/2001 van de Raad de bedragen van de productieheffingen en de coëfficiënt voor de aanvullende heffing in de sector suiker voor het verkoopseizoen 2004/2005 zijn vastgesteld om het ongedekte gedeelte van het totale verlies te dekken [1]. Het bestreden artikel van de verordening stelt voor de staten die reeds vóór 1 mei 2004 lid van de Gemeenschap waren, en de "nieuwe" lidstaten een verschillende coëfficiënt van de aanvullende heffing vast.
Tot staving van haar beroep voert verzoekster de volgende middelen aan:
- onbevoegdheid van de Commissie en schending van artikel 16 van verordening (EG) nr. 1260/2001 van de Raad, dat volgens verzoekster de Commissie enkel machtigt tot vaststelling van een enkele coëfficiënt van eenzelfde niveau voor de gehele Gemeenschap, wat de verschillende taalversies van de bepalingen van de verordening bevestigen, die in dat opzicht ondubbelzinnig en overeenstemmend zijn. Bovendien stelt verzoekster dat de beginselen van de gemeenschappelijke marktordening in de sector suiker niet alleen een afwijking van de formulering van de bepalingen van verordening nr. 1260/2001 niet kunnen rechtvaardigen, maar deze ook uitsluiten;
- schending van het beginsel van de onmiddellijke en volledige overname van het acquis communautaire door de nieuwe lidstaten; volgens verzoekster vormt de verschillende coëfficiënt van de aanvullende heffing in werkelijkheid een overgangsmaatregel die geen basis vindt in de Toetredingsakte en de op grond daarvan vastgestelde handelingen. Verzoekster beroept zich in dit verband op artikel 2 van de Toetredingsakte die de basis vormt voor de overname door de Republiek Polen van alle uit het lidmaatschap voortvloeiende rechten en verplichtingen, wat volgens verzoekster betekent dat ook het recht op het gebruik van het teveel betaalde en de verplichting tot dekking van de verliezen op de suikermarkt die in de voorgaande verkoopseizoenen zijn ontstaan, zijn overgenomen;
- schending van het discriminatieverbod; verzoekster verwijt de Commissie dat de datum van toetreding van de lidstaten tot de Europese Unie het enige criterium voor de verschillende coëfficiënt in de bestreden verordening is. Volgens verzoekster werd de consequentie van de toetreding uitputtend geregeld in de Toetredingsakte en de op grond daarvan vastgestelde handelingen en kan de datum van de uitbreiding van de Europese Unie geen objectief criterium vormen dat het verschil zou kunnen rechtvaardigen;
- schending van het solidariteitsbeginsel; volgens verzoekster betekent de verschillende coëfficiënt voor de afzonderlijke lidstaten een arbitraire, onevenredige en niet-solidaire verdeling van de financiële kosten van de suikermarkt;
- ontoereikende motivering van de bestreden maatregel omdat de Commissie niet heeft gewezen op de omstandigheden die de verschillende coëfficiënt zouden motiveren en ook niet op de doelstellingen die dat verschil zou moeten dienen;
- schending van een wezenlijk procedurevereiste, omdat verordening nr. 1686/2005 in strijd met artikel 3 van het reglement van orde van het beheerscomité voor suiker en artikel 3 van verordening nr. 1 tot regeling van het taalgebruik in de Europese Economische Gemeenschap [2] is vastgesteld; de Europese Commissie heeft namelijk, aldus verzoekster, tijdens de "comitologie"procedure niet de Poolse taalversie van het ontwerp van de bestreden maatregel voorgelegd. Verzoekster stelt dat de inbreuk bijzonder ernstig is, aangezien deze betrekking heeft op een ontwerp van een rechtshandeling en een uiting is van een vaste praktijk van de Europese Commissie in het kader van het beheerscomité voor suiker.
[1] Verordening (EG) nr. 1260/2001 van de Raad van 19 juni 2001 houdende een gemeenschappel?ke ordening der markten in de sector suiker (PB L 178, van 30.6.2001, blz. 1)
[2] PB 17, van 6.10.1958, blz. 385, zoals gewijzigd.
--------------------------------------------------