Home

Zaak T-231/06: Beroep ingesteld op 30 augustus 2006 - Koninkrijk der Nederlanden/Commissie

Zaak T-231/06: Beroep ingesteld op 30 augustus 2006 - Koninkrijk der Nederlanden/Commissie

Beroep ingesteld op 30 augustus 2006 - Koninkrijk der Nederlanden/Commissie

Partijen

Verzoekende partij: Koninkrijk der Nederlanden (vertegenwoordigd door: H.G. Sevenster en D.J.M. de Grave, gemachtigden)

Verwerende partij: Commissie van de Europese Gemeenschappen

Conclusies van verzoekende partij

- Beschikking C(2006) 2084 def. van de Commissie van 22 juni 2006 betreffende de door Nederland ten uitvoer gelegde ad hoc financiering van de Nederlandse publieke omroep in dossier staatssteun Nr. C 2/2004 (ex NN 170/2003) te vernietigen met uitzondering van artikel 1, lid 3, van deze beschikking;

- de Commissie te veroordelen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Verzoekster roept ten eerste een schending in van artikel 88, lid 2, EG en de rechten van verdediging, doordat de Commissie in de beschikking substantieel is afgeweken van de beschikking van 3 februari 2004 [1] waarmee zij het formeel onderzoek heeft ingeleid. Verzoekster voert aan dat het voorwerp van het onderzoek en de berekeningmethode voor het bepalen van de overcompensatie zijn gewijzigd.

Verzoekster voert ten tweede een schending aan van artikelen 88, leden 1, 2 en 3, EG, artikel 1, b), van Verordening 659/1999 [2] en van artikel 253 EG, doordat de Commissie een onjuiste uitleg en toepassing geeft van de begrippen nieuwe steun en bestaande steun.

Volgens verzoekster kwalificeert de Commissie ten onrechte betalingen uit bepaalde fondsen en reserves als nieuwe steun. De Commissie zou hiermee miskennen dat deze betalingen, net als de reguliere financiering van de publieke omroep, onderdeel uitmaken van de mediabegroting en geen extra publieke middelen vormen. Volgens verzoekster is het enige verschil, namelijk dat zij voor specifieke doeleinden ter beschikking worden gesteld, geen reden om deze betalingen te onderscheiden van de rest van de publieke financiering.

Verzoekster voert eveneens aan dat de Commissie een onjuiste toepassing geeft van het begrip bestaande steun door de terugstorting van een deel van de reserves van de afzonderlijke landelijke publieke omroepen aan een coördinerende instantie, de NOS, aan te merken als nieuwe steun aan de NOS. Volgens verzoekster zijn de betrokken reserves ontstaan uit de jaarlijkse financiering, die bestaande steun vormt en die door de enkele overheveling naar de NOS dit karakter van bestaande steun niet hebben verloren.

Subsidiair voert verzoekster een schending aan van artikel 86, lid 2, EG, een kennelijk onjuiste beoordeling van de feiten, evenals een schending van artikel 253 EG door de wijze waarop de Commissie de overcompensatie van de publieke omroep heeft berekend.

Volgens verzoekster heeft de Commissie ten onrechte besloten dat de financiering niet aan het evenredigheidsbeginsel voldoet. Verzoekster voert aan dat de Commissie eerst heeft vastgesteld dat de financiering niet heeft geleid tot mededingingsverstorende gedragingen op commerciële markten. Daardoor kan er volgens verzoekster geen sprake zijn van overcompensatie en is er bijgevolg geen terugvordering nodig.

Voorts heeft de Commissie het bedrag bepaald dat uit het Fonds Omroepreserve van de NOS moet worden teruggevorderd. Verzoekster voert echter aan dat de Commissie hierbij uitging van het feit dat dit bedrag zich nog als reserve bij de NOS bevond, terwijl dit in werkelijkheid reeds grotendeels besteed was, overeenkomstig de daarvoor geldende voorwaarden.

De Commissie heeft eveneens vastgesteld dat het bedrag aan reserves die de afzonderlijke omroepen aan de NOS hebben overgeheveld, integraal moet worden teruggevorderd. Volgens verzoekster is de Commissie daarmee zonder motivering afgeweken van haar vaste gedragslijn om overcompensatie tot 10 % toe te staan.

[1] PB 2004 C 61, blz. 8

[2] Verordening (EG) nr. 659/1999 van de Raad van 22 maart 1999 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van artikel 93 van het EG-Verdrag (PB L 83, blz. 1)

--------------------------------------------------