Home

Arrest van het Hof (Tweede kamer) van 4 oktober 2007.

Arrest van het Hof (Tweede kamer) van 4 oktober 2007.

Landbouw - Gemeenschappelijk landbouwbeleid - Steun aan producenten van bepaalde akkerbouwgewassen

(Verordening nr. 1765/92 van de Raad, art. 7, lid 6, eerste alinea, en 9; verordening nr. 3887/92 van de Commissie, art. 9)

Artikel 9 van verordening nr. 3887/92 houdende uitvoeringsbepalingen inzake het geïntegreerde beheers- en controlesysteem voor bepaalde communautaire steunregelingen, zoals gewijzigd bij verordening nr. 1648/95, moet aldus worden uitgelegd dat de maximale oppervlakte die krachtens artikel 7, lid 6, eerste alinea, tweede en vierde zin, van verordening nr. 1765/92 tot instelling van een steunregeling voor producenten van bepaalde akkerbouwgewassen, zoals gewijzigd bij verordening nr. 2989/95, in aanmerking komt voor compensatiebedragen voor braaklegging van oppervlakten, op basis van de aangevraagde bebouwde oppervlakte wordt berekend, mits die oppervlakte feitelijk met akkerbouwgewassen is bebouwd en geen oppervlakten omvat die op grond van artikel 9 van verordening nr. 1765/92 van compensatiebedragen zijn uitgesloten.

(cf. punt 38 en dictum)

In zaak C-192/06,

betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 234 EG, ingediend door het Bundesverwaltungsgericht (Duitsland) bij beslissing van 19 januari 2006, ingekomen bij het Hof op 21 april 2006, in de procedure

Matthias Kruck

tegen

Landkreis Potsdam-Mittelmark,

wijst

HET HOF VAN JUSTITIE (Tweede kamer),

samengesteld als volgt: C. W. A. Timmermans, kamerpresident, P. Kuris, K. Schiemann, J. Makarczyk (rapporteur) en L. Bay Larsen, rechters,

advocaat-generaal: M. Poiares Maduro,

griffier: R. Grass,

gezien de stukken,

gelet op de opmerkingen van:

- M. Kruck, vertegenwoordigd door F. Schulze, Rechtsanwalt,

- de Commissie van de Europese Gemeenschappen, vertegenwoordigd door F. Erlbacher als gemachtigde,

gelet op de beslissing, de advocaat-generaal gehoord, om de zaak zonder conclusie te berechten,

het navolgende

Arrest

1. Het verzoek om een prejudiciële beslissing betreft de uitlegging van artikel 9, leden 2 tot en met 4, van verordening (EEG) nr. 3887/92 van de Commissie van 23 december 1992 houdende uitvoeringsbepalingen inzake het geïntegreerde beheers- en controlesysteem voor bepaalde communautaire steunregelingen (PB L 391, blz. 36), zoals gewijzigd bij verordening (EG) nr. 1648/95 van de Commissie van 6 juli 1995 (PB L 156, blz. 27; hierna: "verordening nr. 3887/92"), juncto artikel 7, lid 6, eerste alinea, van verordening (EEG) nr. 1765/92 van de Raad van 30 juni 1992 tot instelling van een steunregeling voor producenten van bepaalde akkerbouwgewassen (PB L 181, blz. 12), zoals gewijzigd bij verordening (EG) nr. 2989/95 van de Raad van 19 december 1995 (PB L 312, blz. 5; hierna: "verordening nr. 1765/92").

2. Dit verzoek is ingediend in het kader van een geding tussen M. Kruck, landbouwer, en de Landkreis Potsdam-Mittelmark, betreffende de compensatiebedragen waarop Kruck aanspraak maakt voor het verkoopseizoen 1996/1997.

Toepasselijke bepalingen

Gemeenschapsregeling

Verordening nr. 1765/92

3. In de tweede overweging van de considerans van verordening nr. 1765/92 heet het "dat, om tot een beter marktevenwicht te komen, een nieuwe steunregeling dient te worden ingesteld; dat dit doel het beste kan worden bereikt als de prijzen in de Gemeenschap van bepaalde akkerbouwgewassen worden gelijkgetrokken met die op de wereldmarkt en het inkomensverlies dat het gevolg is van de verlaging van de regelingsprijzen wordt gecompenseerd door middel van een compensatiebedrag voor de producenten die de betrokken gewassen inzaaien; dat het voor compensatie in aanmerking komende gebied derhalve dient te worden beperkt tot het gebied dat in het verleden met akkerbouwgewassen was ingezaaid of dat in het kader van een door de overheid gesubsidieerde regeling was braak gelegd".

4. Artikel 2 van verordening nr. 1765/92 bepaalt:

"1. In de Gemeenschap gevestigde producenten van akkerbouwgewassen kunnen onder de in deze titel aangegeven voorwaarden een compensatiebedrag aanvragen.

2. Het compensatiebedrag wordt vastgesteld per hectare en wordt naar regio gedifferentieerd.

Het compensatiebedrag wordt toegekend voor een met akkerbouwgewassen ingezaaide oppervlakte of een overeenkomstig artikel 7 van de onderhavige verordening uit productie genomen oppervlakte die niet groter is dan een regionaal basisareaal. Dit areaal wordt vastgesteld op het gemiddeld aantal hectares in die regio dat gedurende 1989, 1990 en 1991 met akkerbouwgewassen is ingezaaid of, eventueel, braak gelegd overeenkomstig een door de overheid gesubsidieerde regeling. Onder regio in deze zin dient te worden verstaan een lidstaat of een gebied in een lidstaat, naar keuze van de betrokken lidstaat.

[...]"

5. Ingevolge artikel 7, lid 1, van die verordening moet elke producent die compensatiebedragen aanvraagt een deel van zijn grond volgens bepaalde specifieke regels uit productie nemen.

6. Artikel 7, lid 5, van de verordening regelt het compensatiebedrag dat in ruil voor de braaklegging van de gronden wordt betaald.

7. Artikel 7, lid 6, eerste alinea, van de verordening bepaalt:

"Om beter tot de productiebeheersing bij te dragen, kan de in lid 5 bedoelde compensatie aan de producenten worden toegekend voor een braaklegging die hun verplichting overschrijdt. In dit geval mag het braakgelegde areaal niet meer bedragen dan het areaal voor akkerbouwgewassen waarvoor een compensatiebedrag wordt aangevraagd. [...] De lidstaten kunnen deze mogelijkheid beperken om rekening te houden met de specifieke eisen van hun landbouw ten aanzien van aangelegenheden als de milieubescherming of het gevaar van een te sterke inkrimping van de landbouwactiviteit in sommige regio's."

8. Artikel 9, eerste alinea, van verordening nr. 1765/92, dat bepaalde gronden van compensatiebedragen uitsluit, luidt als volgt:

"Aanvragen voor het compensatiebedrag en braakleggingsaangiften kunnen niet worden ingediend voor gronden die op 31 december 1991 als blijvend grasland, voor meerjarige teelten, als bosgrond of voor niet-agrarische doeleinden in gebruik waren."

Verordening (EG) nr. 762/94

9. In de zesde overweging van de considerans van verordening (EG) nr. 762/94 van de Commissie van 6 april 1994 houdende toepassingsbepalingen inzake het uit productie nemen van grond als bedoeld in verordening nr. 1765/92 (PB L 90, blz. 8) heet het "dat met het oog op een betere beheersing van de productie voor gronden die de producenten nog buiten hun verplichte braak uit productie nemen, bij verordening [...] nr. 1765/92 in een braakleggingscompensatie is voorzien; [...] dat dit doel alleen kan worden bereikt indien het akkerbouwareaal wordt verminderd met de oppervlakte die wordt braak gelegd; dat bij de daartoe vast te stellen bepalingen rekening dient te worden gehouden met de verschillen in de landbouwstructuur in de Gemeenschap".

10. Volgens artikel 2, eerste alinea, van verordening nr. 762/94 "wordt onder ,uit productie nemen van de grond' verstaan, het aan de productie onttrekken van een oppervlakte die het jaar voordien met het oog op het oogsten van een gewas bebouwd is geweest".

Verordening nr. 3887/92

11. Verordening nr. 3887/92 preciseert de uitvoeringsbepalingen inzake het geïntegreerde beheers- en controlesysteem voor bepaalde communautaire steunregelingen. Zij voert met name controles in ter verificatie van de naleving van de voorwaarden voor de toekenning van steunbedragen in de sector "oppervlaktesteun".

12. Artikel 9 van verordening nr. 3887/92 bepaalt:

"1. Wanneer wordt vastgesteld dat de feitelijk geconstateerde oppervlakte groter is dan de in de steunaanvraag ,oppervlakten' aangegeven oppervlakte, wordt de aangegeven oppervlakte in aanmerking genomen voor de berekening van het steunbedrag.

2. Wanneer wordt vastgesteld dat de in de steunaanvraag ,oppervlakten' aangegeven oppervlakte groter is dan de geconstateerde oppervlakte, wordt het steunbedrag berekend op basis van de bij de controle feitelijk geconstateerde oppervlakte. Behoudens overmacht wordt de feitelijk geconstateerde oppervlakte echter verlaagd met tweemaal het vastgestelde verschil wanneer dit groter dan 3 % van de geconstateerde oppervlakte of dan 2 ha en niet groter dan 20 % van de geconstateerde oppervlakte is.

Er wordt geen aan de oppervlakte gekoppelde steun toegekend wanneer het vastgestelde verschil groter is dan 20 % van de geconstateerde oppervlakte.

[...]

De bovenbedoelde verlagingen worden niet toegepast indien het bedrijfshoofd het bewijs levert dat hij voor de bepaling van de oppervlakte op correcte wijze is uitgegaan van informatie die door de bevoegde instantie wordt erkend.

[...]

In dit artikel wordt onder geconstateerde oppervlakte verstaan de oppervlakte waarvoor aan alle in de voorschriften gestelde voorwaarden is voldaan.

3. Voor de toepassing van de leden 1 en 2 worden het voederareaal, de braakgelegde oppervlakte en de oppervlakten met verschillende akkerbouwgewassen waarvoor een verschillend steunbedrag geldt, elk alleen en afzonderlijk in aanmerking genomen.

4 a) De oppervlakten die overeenkomstig de leden 1 tot en met 3 zijn bepaald ten behoeve van de berekening van de steun, worden gebruikt voor de berekening van de grens die geldt voor de in de artikelen 4g en 4h van verordening (EEG) nr. 805/68 bedoelde premies, alsmede voor de berekening van de compenserende vergoeding.

De oppervlakte die maximaal in aanmerking komt voor de compensatiebedragen die worden betaald aan de producenten van akkerbouwgewassen, wordt berekend op basis van de feitelijk geconstateerde braakgelegde oppervlakte en naar rata van de verschillende teelten.

b) In geval van overdracht van de braakleggingsverplichting worden de sub a bedoelde berekeningen van de oppervlakte die maximaal in aanmerking komt voor de compensatiebedragen die worden betaald aan de producenten van akkerbouwgewassen, als volgt uitgevoerd:

- op basis van de geconstateerde braakgelegde oppervlakte, verminderd met de overgedragen braak te leggen oppervlakte, voor het bedrijf waar de overgedragen braakleggingsverplichting wordt nagekomen;

- op basis van de geconstateerde braakgelegde oppervlakte inclusief de overgedragen braak te leggen oppervlakte, voor het bedrijf dat de braakleggingsverplichting heeft overgedragen.

[...]"

Nationale regeling

13. § 1 van de Verordnung über eine Stützungsregelung für Erzeuger bestimmter landwirtschaftlicher Kulturpflanzen (besluit inzake een steunregeling voor producenten van bepaalde akkerbouwgewassen, BGBl. 1995 I, blz. 1561; hierna: "KVO") bepaalt:

"Dit besluit geldt voor de toepassing van de rechtsinstrumenten van de Raad en de Commissie van de Europese Gemeenschappen betreffende de instelling van een steunregeling voor producenten van bepaalde akkerbouwgewassen en een geïntegreerd beheers- en controlesysteem voor bepaalde communautaire steunregelingen inzake:

1. de vereenvoudigde toekenning van compensatiebedragen voor kleine producenten,

2. de algemene toekenning van compensatiebedragen voor producenten die oppervlakten braak leggen,

3. de braaklegging van oppervlakten in het kader van de algemene compensatieregeling,

4. de teelt van hernieuwbare grondstoffen op braakgelegde oppervlakten in het kader van de algemene compensatieregeling."

14. § 12a, lid 1, eerste zin, KVO luidt:

"Compensatiebedragen voor braakgelegde oppervlakten kunnen maximaal worden toegekend voor 33 % van de oppervlakte van een bedrijf waarvoor een compensatieaanvraag is ingediend overeenkomstig de in § 1 genoemde rechtsinstrumenten."

Het hoofdgeding en de prejudiciële vraag

15. Uit de verwijzingsbeschikking blijkt dat Kruck, een landbouwer met woonplaats in het Land Brandenburg, voor het verkoopseizoen 1996/1997 heeft verzocht om aan de bebouwde oppervlakte gekoppelde compensatiebedragen voor 13,3830 ha eiwithoudende gewassen en 45,9521 ha olievlas, alsmede om compensatiebedragen voor de vrijwillige braaklegging van 29,2247 ha.

16. Bij beschikking van 6 januari 1997 heeft de Landkreis Potsdam-Mittelmark geweigerd steun toe te kennen voor de bebouwde oppervlakten, op grond dat een deel van de aangegeven oppervlakten niet voor steun in aanmerking kwam, te weten 2,5 ha van de met eiwithoudende gewassen ingezaaide oppervlakten, en 29,5998 ha van de met olievlas ingezaaide oppervlakten, en dat het aldus vastgestelde verschil telkens groter was dan 20 % van de feitelijk geconstateerde oppervlakte.

17. Voor de braakgelegde oppervlakten konden volgens de Landkreis Potsdam-Mittelmark slechts compensatiebedragen worden toegekend voor maximaal 33 % van de voor steun in aanmerking komende oppervlakten. In het geval van Kruck werden, gelet op de voor steun in aanmerking komende bebouwde oppervlakte en na de globale verlaging voor het Land Brandenburg, slechts voor een oppervlakte van 12,76 ha compensatiebedragen voor braaklegging toegekend.

18. Het bezwaar van verzoeker tegen dit besluit werd op 6 mei 1997 afgewezen door de Landkreis Potsdam-Mittelmark.

19. In de loop van de daaropvolgende gerechtelijke procedure heeft het Verwaltungsgericht Potsdam bedoeld besluit gewijzigd, waar het van oordeel was dat een met eiwithoudende gewassen ingezaaide oppervlakte van 11,1530 ha voor steun in aanmerking kwam. Het beroep werd evenwel verworpen voor zover het betrekking had op de met olievlas ingezaaide oppervlakten. Het Oberverwaltungsgericht für das Land Brandenburg heeft dit vonnis bevestigd.

20. Het Bundesverwaltungsgericht heeft het door Kruck tegen het arrest van het Oberverwaltungsgericht für das Land Brandenburg ingestelde beroep "in Revision" afgewezen voor zover het betrekking had op het compensatiebedrag voor olievlas.

21. Voor de verwijzende rechter is nog in geschil de kwestie van het recht op een compensatiebedrag voor de vrijwillige braaklegging.

22. Dienaangaande merkt de verwijzende rechter op dat niet was vastgesteld dat verzoeker in het hoofdgeding een te grote braakgelegde oppervlakte heeft opgegeven of deze op ongeoorloofde wijze heeft gebruikt. Hij preciseert voorts dat de aangevraagde oppervlakte niet groter was dan 33 % van de oppervlakte van het bedrijf waarvoor een aanvraag voor compensatiebedragen was ingediend. Bijgevolg kwam de aangevraagde oppervlakte in beginsel voor steun in aanmerking.

23. Voor zover echter de compensatiebedragen voor met akkerbouwgewassen bebouwde oppervlakten waren verlaagd ingevolge de vaststelling van onregelmatigheden betreffende die oppervlakten, vraagt de verwijzende rechter zich af of dit ook gevolgen heeft voor de compensatiebedragen voor de braaklegging van oppervlakten.

24. Het Bundesverwaltungsgericht merkt op dat de onregelmatigheid die bestaat in de niet-naleving van de voorwaarden voor eiwithoudende gewassen en olievlas slechts gevolgen heeft voor de steun voor die gewassen.

25. Artikel 9 van verordening nr. 3887/92 voorziet immers niet in een doorwerking op de compensatiebedragen voor de braaklegging van gronden. Volgens de verwijzende rechter vormen de braakgelegde oppervlakten op grond van artikel 9, lid 3, van verordening nr. 3887/92 integendeel uitdrukkelijk een afzonderlijk "blok".

26. In deze omstandigheden heeft het Bundesverwaltungsgericht besloten de behandeling van de zaak te schorsen en het Hof te verzoeken om een prejudiciële beslissing over de volgende vraag:

"Moet artikel 9, leden 2 tot en met 4, van verordening [nr. 3887/92] aldus worden uitgelegd dat de maximale oppervlakte die krachtens artikel 7, lid 6, tweede en vierde zin, van verordening [nr. 1765/92] in aanmerking komt voor compensatiebedragen voor braaklegging van oppervlakten, op basis van de aangevraagde dan wel op basis van de feitelijk geconstateerde bebouwde oppervlakte wordt berekend?"

Beantwoording van de prejudiciële vraag

27. In de eerste plaats zij eraan herinnerd dat het compensatiebedrag volgens artikel 2, lid 2, van verordening nr. 1765/92 tot instelling van een steunregeling voor producenten van bepaalde akkerbouwgewassen wordt toegekend voor een met akkerbouwgewassen ingezaaide oppervlakte of een overeenkomstig artikel 7 van deze verordening uit productie genomen oppervlakte.

28. In het licht van de zesde overweging van de considerans van verordening nr. 762/94 kan het doel van de vrijwillige braaklegging, namelijk een betere beheersing van de productie, alleen worden bereikt indien het akkerbouwareaal wordt verminderd met de oppervlakte die de producenten nog buiten hun verplichte braak uit productie nemen.

29. Volgens artikel 7, lid 6, van verordening nr. 1765/92 "mag het [vrijwillig] braakgelegde areaal niet meer bedragen dan het areaal voor akkerbouwgewassen waarvoor een compensatiebedrag wordt aangevraagd".

30. Bovendien kunnen de lidstaten bepalen dat nog minder mag worden braak gelegd, teneinde rekening te houden met de specifieke eisen van hun landbouw. In Duitsland stelt § 12a, lid 1, eerste zin, KVO die lagere grens op 33 % vast.

31. Het staat vast dat het verband tussen het vrijwillig braak te leggen areaal en het met akkerbouwgewassen ingezaaide areaal waarvoor compensatiebedragen worden aangevraagd, er slechts toe strekt te bepalen welk percentage oppervlakten vrijwillig kan worden braak gelegd.

32. Uit het in artikel 7, lid 6, van verordening nr. 1765/92 vermelde begrip areaal voor akkerbouwgewassen waarvoor een compensatiebedrag wordt aangevraagd, volgt dat dit areaal feitelijk met die gewassen moet worden bebouwd.

33. Bovendien zijn bepaalde oppervlakten op grond van artikel 9 van verordening nr. 1765/92 van compensatiebedragen uitgesloten, zodat zij geen areaal voor akkerbouwgewassen in de zin van artikel 7, lid 6, van die verordening kunnen vormen met het oog op de berekening van de voor steun in aanmerking komende braakliggende oppervlakte.

34. In de tweede plaats zij eraan herinnerd dat verordening nr. 3887/92 volgens de zevende en de negende overweging van de considerans ervan tot doel heeft, op doeltreffende wijze te controleren of de bepalingen inzake communautaire steunverlening worden nageleefd en bepalingen voor een doeltreffende preventie en bestraffing van onregelmatigheden en fraude vast te stellen (zie in die zin arresten van 1 juli 2004, Gerken, C-295/02, Jurispr. blz. I-6369, punt 41, en 24 mei 2007, Maatschap Schonewille-Prins, C-45/05, nog niet gepubliceerd in de Jurisprudentie, punt 63).

35. Om die doelstellingen te bereiken voorziet artikel 9, lid 2, van die verordening, voor het geval dat de in de steunaanvraag "oppervlakten" aangegeven oppervlakte groter is dan de bij een controle geconstateerde oppervlakte, in sancties die bestaan in kortingen en uitsluitingen van de gemeenschapssteun, waarvan de zwaarte verschilt naar gelang van de ernst van de begane onregelmatigheid.

36. In dat verband moet worden vastgesteld dat voor de toepassing van de leden 1 en 2 van artikel 9 van richtlijn nr. 3887/92 het voederareaal, de braakgelegde oppervlakte en de oppervlakten met verschillende akkerbouwgewassen elk alleen en afzonderlijk in aanmerking worden genomen.

37. Hieruit volgt dat elk van die categorieën oppervlakten waarvoor de producent om steunverlening verzoekt, afzonderlijk moet worden beschouwd bij de controle van de naleving van de voorwaarden voor de toekenning van compensatiebedragen en op het punt van de uit een dergelijke controle voortvloeiende rechtsgevolgen.

38. Bijgevolg moet op de gestelde vraag worden geantwoord dat artikel 9 van verordening nr. 3887/92 aldus moet worden uitgelegd dat de maximale oppervlakte die krachtens artikel 7, lid 6, eerste alinea, tweede en vierde zin, van verordening nr. 1765/92 in aanmerking komt voor compensatiebedragen voor braaklegging van oppervlakten, op basis van de aangevraagde bebouwde oppervlakte wordt berekend, mits die oppervlakte feitelijk met akkerbouwgewassen is bebouwd en geen oppervlakten omvat die op grond van artikel 9 van verordening nr. 1765/92 van compensatiebedragen zijn uitgesloten.

Kosten

39. Ten aanzien van de partijen in het hoofdgeding is de procedure als een aldaar gerezen incident te beschouwen, zodat de nationale rechterlijke instantie over de kosten heeft te beslissen. De door anderen wegens indiening van hun opmerkingen bij het Hof gemaakte kosten komen niet voor vergoeding in aanmerking.

Het Hof van Justitie (Tweede kamer) verklaart voor recht:

Artikel 9 van verordening (EEG) nr. 3887/92 van de Commissie van 23 december 1992 houdende uitvoeringsbepalingen inzake het geïntegreerde beheers- en controlesysteem voor bepaalde communautaire steunregelingen, zoals gewijzigd bij verordening (EG) nr. 1648/95 van de Commissie van 6 juli 1995, moet aldus worden uitgelegd dat de maximale oppervlakte die krachtens artikel 7, lid 6, eerste alinea, tweede en vierde zin, van verordening (EEG) nr. 1765/92 van de Raad van 30 juni 1992 tot instelling van een steunregeling voor producenten van bepaalde akkerbouwgewassen, zoals gewijzigd bij verordening (EG) nr. 2989/95 van de Raad van 19 december 1995, in aanmerking komt voor compensatiebedragen voor braaklegging van oppervlakten, op basis van de aangevraagde bebouwde oppervlakte wordt berekend, mits die oppervlakte feitelijk met akkerbouwgewassen is bebouwd en geen oppervlakten omvat die op grond van artikel 9 van verordening nr. 1765/92, zoals gewijzigd bij verordening nr. 2989/95, van compensatiebedragen zijn uitgesloten.