Home

Zaak C-284/06: Arrest van het Hof (Vierde kamer) van 26 juni 2008 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Bundesfinanzhof - Duitsland) - Finanzamt Hamburg-Am Tierpark/Burda GmbH, voorheen Burda Verlagsbeteiligungen GmbH (Belastingwetgeving - Vrijheid van vestiging - Richtlijn 90/435/EEG - Vennootschapsbelasting - Gemeenschappelijke fiscale regeling voor moedermaatschappijen en dochterondernemingen uit verschillende lidstaten - Kapitaalvennootschappen - Uitkering van inkomsten en vermogensaanwas - Bronbelasting - Belastingkrediet - Behandeling van ingezeten en niet-ingezeten aandeelhouders)

Zaak C-284/06: Arrest van het Hof (Vierde kamer) van 26 juni 2008 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Bundesfinanzhof - Duitsland) - Finanzamt Hamburg-Am Tierpark/Burda GmbH, voorheen Burda Verlagsbeteiligungen GmbH (Belastingwetgeving - Vrijheid van vestiging - Richtlijn 90/435/EEG - Vennootschapsbelasting - Gemeenschappelijke fiscale regeling voor moedermaatschappijen en dochterondernemingen uit verschillende lidstaten - Kapitaalvennootschappen - Uitkering van inkomsten en vermogensaanwas - Bronbelasting - Belastingkrediet - Behandeling van ingezeten en niet-ingezeten aandeelhouders)

Arrest van het Hof (Vierde kamer) van 26 juni 2008 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Bundesfinanzhof - Duitsland) - Finanzamt Hamburg-Am Tierpark/Burda GmbH, voorheen Burda Verlagsbeteiligungen GmbH

(Zaak C-284/06) [1]

Verwijzende rechter

Bundesfinanzhof

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Finanzamt Hamburg-Am Tierpark

Verwerende partij: Burda GmbH, voorheen Burda Verlagsbeteiligungen GmbH

Voorwerp

Verzoek om prejudiciële beslissing - Bundesfinanzhof - Uitlegging van artikel 5, lid 1, van richtlijn 90/435/EEG van de Raad van 23 juli 1990 betreffende de gemeenschappelijke fiscale regeling voor moedermaatschappijen en dochterondernemingen uit verschillende lidstaten (PB L 225, blz. 6), thans artikel 5 en de versie van richtlijn 2003/123/EG van de Raad van 22 december 2003 tot wijziging van richtlijn 90/435/EEG betreffende de gemeenschappelijke fiscale regeling voor moedermaatschappijen en dochterondernemingen uit verschillende lidstaten (PB 2004, L 7, blz. 41) - Begrip bronbelasting - Nationale wettelijke regeling die voorziet in belasting van inkomsten en vermogensaanwas bij winstuitkering van dochteronderneming aan moedermaatschappij, ofschoon deze niet belastbaar zouden zijn wanneer zij bij dochteronderneming bleven - Uitlegging van artikelen 43 EG, 56 EG en 58 EG - Nationale wettelijke regeling die voorziet in verrekening van winstuitkering van kapitaalvennootschap met eigen vermogen die aanleiding geeft tot belasting, zelfs in gevallen waarin dividenden zijn uitgekeerd aan niet-ingezeten aandeelhouders die vennootschapsbelasting niet van hun eigen belasting kunnen aftrekken

Dictum

1) Er is geen sprake van bronbelasting in de zin van artikel 5, lid 1, van richtlijn 90/435/EEG van de Raad van 23 juli 1990 betreffende de gemeenschappelijke fiscale regeling voor moedermaatschappijen en dochterondernemingen uit verschillende lidstaten, wanneer een nationaal voorschrift bepaalt dat bij winstuitkeringen van een dochteronderneming aan haar moedermaatschappij de inkomsten en vermogensaanwas van de dochtermaatschappij worden belast, terwijl deze niet belastbaar zijn wanneer zij door laatstgenoemde worden aangehouden in plaats van deze uit te keren aan de moedermaatschappij.

2) Artikel 52 EG-Verdrag (thans, na wijziging, artikel 43 EG) moet aldus worden uitgelegd dat het zich niet verzet tegen de toepassing van een nationale maatregel als § 28, lid 4, van de wet op de vennootschapsbelasting 1996 (Körperschaftsteuergesetz 1996), in de op het hoofdgeding toepasselijke versie, op grond waarvan de belasting van winst die een in een lidstaat gevestigde dochtermaatschappij uitkeert aan haar moedermaatschappij aan eenzelfde correctiemechanisme wordt onderworpen ongeacht of de moedermaatschappij in dezelfde lidstaat of in een andere lidstaat is gevestigd, terwijl een niet-ingezeten moedermaatschappij, anders dan een ingezeten moedermaatschappij, van de lidstaat van vestiging van haar dochtermaatschappij geen belastingkrediet krijgt.

[1] PB C 237 van 30.9.2006.

--------------------------------------------------