— Argumenten van partijen
81 Verzoeksters herinneren er om te beginnen aan dat de Commissie in punt 108 van de beschikking heeft vastgesteld dat de artikelen 87 EG en 88 EG normaal geen betrekking hebben op steun die vóór de toetreding is verleend en na de toetreding niet meer van toepassing is. Ter rechtvaardiging van haar bevoegdheid geeft de Commissie dus een uitlegging van punt 6, derde alinea, van protocol nr. 8 die niet in overeenstemming is met het doel ervan.
82 In de eerste plaats stellen verzoeksters dat protocol nr. 8, met uitzondering van punt 4, sub b, niet alleen niet ziet op ondernemingen die niet zijn genoemd in bijlage I bij dit protocol, maar dat dit punt a contrario derden de mogelijkheid verleent de activa over te nemen van een niet in bijlage I genoemde vennootschap die herstructureringssteun heeft ontvangen. Doel van protocol nr. 8 is namelijk te voorkomen dat steun die aan een van de begunstigde ondernemingen is verleend, wordt gecumuleerd met andere staatssteun of aan een derde wordt overgedragen. Protocol nr. 8 kan dus geen rechtsgrondslag vormen voor de vaststelling van de beschikking door de Commissie.
83 In de tweede plaats merken verzoeksters op dat het in het internationale recht bevestigde vermoeden van niet-retroactiviteit en het „beginsel van voorzienbaarheid” meebrengen dat een tekst slechts met terugwerkende kracht kan worden toegepast wanneer een regel zulks uitdrukkelijk toestaat en de periode van retroactieve werking van de betrokken tekst nauwkeurig aangeeft. De tekst van punt 6, derde alinea, van protocol nr. 8 voorziet evenwel niet uitdrukkelijk in terugwerkende kracht. Bijgevolg is hij niet van toepassing op staatssteun die vóór de vaststelling ervan aan niet in bijlage I genoemde ondernemingen is verleend.
84 Het enige element in protocol nr. 8 dat zou kunnen wijzen op terugwerkende kracht, is de stelselmatige verwijzing naar de periode van 1997 tot 2003, die verband houdt met het totaalbedrag van de steun die kan worden verleend (punt 6) of met de netto-capaciteitsvermindering die de Republiek Polen moet bereiken (punt 7). Dat betekent dat voor de berekening van toekomstige steun die na de inwerkingtreding van protocol nr. 8 aan de begunstigde ondernemingen zal worden verleend, met terugwerkende kracht rekening zal moeten worden gehouden met de reeds verleende steunbedragen, maar niet dat eerdere steun met terugwerkende kracht als onrechtmatig mag worden beschouwd.
85 In de derde plaats heeft de Commissie „afbreuk gedaan aan de bevoegdheid ratione temporis van andere instellingen”. Alleen de Associatieraad en de Raad zijn namelijk bevoegd om te beslissen over de conformiteit van het Poolse herstructureringsprogramma met de vereisten van artikel 8, lid 4, van protocol nr. 2. Bij een geschil over de toepassing van de Europa-Overeenkomst hadden de gemeenschapsinstellingen zich tot de Associatieraad kunnen wenden. De Commissie heeft dat nagelaten toen zij erachter kwam dat HCz staatssteun had gekregen. Met de inleiding van een onderzoek naar de betrokken steun heeft zij zich ten onrechte een controlebevoegdheid toegeëigend, zodat haar beschikking nietig dient te worden verklaard wegens onbevoegdheid.
86 In de vierde plaats verwijten verzoeksters de Commissie dat zij bij de toepassing van protocol nr. 8 het beginsel van gelijke behandeling heeft geschonden. Hoewel HCz niet formeel failliet is verklaard, is de procedure tot herstructurering ervan economisch gezien vergelijkbaar met een faillissement. HCz en ISD (alsook IUD) hebben evenwel — zowel juridisch, wat HCz betreft, als feitelijk, wat ISD (en IUD) betreft — een ander behandeling gekregen dan die waarin punt 4, sub b, van protocol nr. 8 voor de failliete vennootschap respectievelijk de derde overnemer voorziet.
87 In zaak T-297/06 komt verzoekster ook op tegen artikel 4 van de beschikking. Zij stelt dat de Commissie onbevoegd was om de wijziging van het Poolse „nationale herstructureringsprogramma” te laten afhangen van de voorwaarde dat deze wijziging geen enkele staatssteun en geen enkele verhoging van de productiecapaciteit inhield. Bovendien heeft de Commissie punt 10 van protocol nr. 8 kennelijk onjuist uitgelegd, aangezien dit laatste de Commissie geen discretionaire bevoegdheid verleent om een lidstaat te verbieden, in het kader van zijn „nationaal herstructureringsprogramma” te voorzien in steun die verenigbaar is met de gemeenschappelijke markt.
88 De Commissie betwist deze argumenten.
— Beoordeling door het Gerecht
89 Met hun middel inzake schending van protocol nr. 8, dat in de eerste plaats moet worden onderzocht, daar het de rechtsgrondslag van de beschikking betreft, betwisten verzoeksters in wezen de toepasselijkheid ratione temporis en ratione personae van de gemeenschapsregels inzake staatssteun en de bevoegdheid van de Commissie om de naleving ervan in de periode vóór de toetreding van de Republiek Polen tot de Europese Unie te controleren.
90 Inzake de toepasselijkheid ratione temporis van de gemeenschapsregels inzake staatssteun staat tussen partijen vast dat de artikelen 87 EG en 88 EG in beginsel niet van toepassing zijn op vóór de toetreding verleende steun die na de toetreding niet langer van toepassing is.
91 De Commissie baseert zich evenwel op protocol nr. 8 als lex specialis om haar bevoegdheid te staven. Het Gerecht merkt op dat deze regeling in verschillende opzichten verschilt van de algemene regeling van het EG-Verdrag en bijlage IV bij de Akte betreffende de toetredingsvoorwaarden voor de Tsjechische Republiek, de Republiek Estland, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, de Republiek Hongarije, de Republiek Malta, de Republiek Polen, de Republiek Slovenië en de Slowaakse Republiek en de aanpassing van de Verdragen waarop de Europese Unie is gegrond (PB 2003, L 236, blz. 797; hierna: „bijlage IV bij de Toetredingsakte”). Zo zijn overeenkomstig punt 1 van protocol nr. 8 een aantal steunmaatregelen van de Republiek Polen voor de herstructurering van specifieke sectoren van de Poolse ijzer- en staalindustrie, die normaal gesproken krachtens de artikelen 87 EG en 88 EG niet toelaatbaar zijn, verenigbaar met de gemeenschappelijke markt verklaard. Bovendien staat vast dat de overgangsregeling in bijlage IV bij de Toetredingsakte slechts de vóór de toetreding verleende staatssteun betreft die na de toetreding van toepassing blijft.
92 Nagegaan moet dus worden of de bepalingen van protocol nr. 8 de Commissie machtigden om haar controlebevoegdheid inzake staatssteun uit te breiden tot de litigieuze steun, en een afdoende rechtsgrondslag voor het verbod van deze steun vormden.
93 Dienaangaande dient eraan te worden herinnerd dat protocol nr. 8 verwijst naar de steun in de periode van 1997 tot 2003. Volgens dit protocol kan voor deze periode (namelijk vóór de toetreding van de Republiek Polen tot de Europese Unie) een beperkt bedrag aan herstructureringssteun worden verleend aan een aantal in bijlage 1 ervan genoemde ondernemingen en is elke andere staatssteun voor de herstructurering van de ijzer- en staalindustrie daarentegen verboden.
94 Punt 6, eerste alinea, van protocol nr. 8 bepaalt in het bijzonder dat de in de periode van 1997 tot 2003 uitgekeerde steun hoe dan ook in totaal niet hoger mag zijn dan 3 387 070 000 PLN. Voorts mag de Republiek Polen volgens punt 6, derde alinea, van protocol nr. 8 daarna geen verdere steun voor de herstructurering van de Poolse ijzer en staalindustrie verlenen. Anders dan verzoekster stelt, kan protocol nr. 8 dus krachtens punt 6 ervan, dat de periode van 1997 tot 2003 betreft, met terugwerkende kracht worden toegepast.
95 Aangezien ten slotte ten tijde van de bekendmaking van protocol nr. 8 in september 2003 deze periode bijna was afgelopen, kan het argument van verzoeksters niet overtuigen dat deze verwijzing naar de periode van 1997 tot 2003 alleen betekent dat voor de berekening van toekomstige steun met terugwerkende kracht rekening zal moeten worden gehouden met de reeds verleende steunbedragen, maar dat eerdere steun niet met terugwerkende kracht als onrechtmatig mag worden beschouwd.
96 Protocol nr. 8 strekte er daarentegen toe een omvattende regeling op te zetten op grond waarvan steun kon worden verleend voor de herstructurering van de Poolse ijzer- en staalindustrie, en beoogde niet alleen te voorkomen dat de begunstigde ondernemingen steun cumuleerden.
97 Protocol nr. 8 vormt dus een lex specialis ten aanzien van bijlage IV bij de Toetredingsakte en de artikelen 87 EG en 88 EG, die de controle op staatssteun die de Commissie krachtens het EG-verdrag verricht, uitbreidt tot steun die in de periode van 1997 tot 2003 is verleend ten gunste van de reorganisatie van de Poolse ijzer- en staalindustrie.
98 De andere argumenten van verzoeksters doen evenmin afbreuk aan de toepasselijkheid van protocol nr. 8.
99 Wat het argument inzake de toepasselijkheid ratione personae van protocol nr. 8 betreft, namelijk dat dit protocol niet van toepassing is op de niet in bijlage 1 ervan genoemde ondernemingen, dient te worden vastgesteld dat dit protocol de Poolse ijzer- en staalindustrie in haar geheel betreft, zodat verzoeksters per definitie daaronder begrepen zijn. In protocol nr. 8 wordt namelijk niet alleen — in punt 6, derde alinea — een totaalbedrag voor de steun opgelegd en bepaald dat iedere andere niet genoemde steun is uitgesloten, maar punt 3 ervan bepaalt ook uitdrukkelijk dat alleen de in bijlage 1 genoemde ondernemingen (begunstigde ondernemingen) staatssteun in het kader van het programma voor de herstructurering van de Poolse ijzer- en staalindustrie mogen ontvangen. Indien werd aanvaard dat een niet in bijlage 1 genoemde onderneming vóór de toetreding ontvangen onbeperkte bedragen aan herstructureringssteun mag behouden zonder als tegenprestatie haar productievermogen te verminderen, zou protocol nr. 8 alle betekenis verliezen.
100 Wat het op punt 4, sub b, van protocol nr. 8 gebaseerde argument betreft dat alleen de begunstigde ondernemingen niet de activa van een niet in bijlage I genoemde failliet verklaarde onderneming mogen overnemen, dient te worden opgemerkt dat verzoeksters deze bepaling onjuist uitleggen. Dit punt betreft namelijk alleen begunstigde ondernemingen, zodat daaruit voor andere ondernemingen geen conclusies mogen worden getrokken. En ook al voorzag dit punt in de mogelijkheid voor een derde om de activa van een niet in bijlage I bij protocol nr. 8 genoemde failliete onderneming over te nemen, brengt dit geenszins mee dat deze derde niet verplicht is, door deze onderneming ontvangen onrechtmatige steun terug te betalen.
101 Dat de situatie van HCz kan worden vergeleken met die van een niet in bijlage I bij protocol nr. 8 genoemde failliete onderneming, is derhalve irrelevant. De desbetreffende grief inzake schending van het beginsel van gelijke behandeling bij de toepassing van protocol nr. 8 moet dus ook worden afgewezen. Bovendien is HCz geen begunstigde of failliete onderneming. Indien het middel inzake schending van het beginsel van gelijke behandeling werd toegewezen, zou dus in wezen afbreuk worden gedaan aan protocol nr. 8, dat als bron van primair recht deel uitmaakt van het EG-Verdrag.
102 Wat het argument betreft dat de Commissie haar bevoegdheid heeft overschreden, volstaat het eraan te herinneren dat punt 18 van protocol nr. 8 bepaalt dat, indien de Republiek Polen tijdens de herstructureringperiode bijkomende, onverenigbare overheidssteun heeft verleend aan de ijzer- en staalindustrie en in het bijzonder aan de begunstigde ondernemingen, de Commissie de passende maatregelen neemt om van de betrokken ondernemingen de terugbetaling te eisen van eventuele steun die is verleend zonder dat de in dit protocol bepaalde voorwaarden zijn nagekomen. Deze passende maatregelen omvatten controlemaatregelen op grond van artikel 88 EG. De Commissie was dus bevoegd om de naleving van protocol nr. 8 te controleren.
103 Wat ten slotte de argumenten inzake de onwettigheid van artikel 4 van de beschikking betreft, dient te worden vastgesteld dat de Commissie overeenkomstig punt 10 van protocol nr. 8 bevoegd is om alle andere wijzigingen in het algemene herstructureringsplan en de individuele plannen goed te keuren en dat zij in artikel 4 van de beschikking bepaalde voorwaarden heeft herhaald die reeds uit protocol nr. 8 blijken.
104 Bijgevolg moet het middel inzake schending van protocol nr. 8 worden afgewezen.