Zaak C-375/07: Arrest van het Hof (Tweede kamer) van 20 november 2008 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Hoge Raad der Nederlanden) — Staatssecretaris van Financiën/Heuschen & Schrouff Oriental Foods Trading BV (Verzoek om prejudiciële beslissing — Geldigheid van indelingsverordening — Uitlegging van bijlage bij verordening (EG) nr. 1196/97 — Artikelen 220 en 239 van douanewetboek — Artikelen 871 en 905 van verordening (EEG) nr. 2454/93 — Gedroogde vellen vervaardigd van rijstmeel, zout en water — Tariefindeling — Navordering van invoerrechten — Kwijtscheldingsprocedure — Vergissing van douaneautoriteiten die kon worden ontdekt — Klaarblijkelijke nalatigheid van importeur)
Zaak C-375/07: Arrest van het Hof (Tweede kamer) van 20 november 2008 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Hoge Raad der Nederlanden) — Staatssecretaris van Financiën/Heuschen & Schrouff Oriental Foods Trading BV (Verzoek om prejudiciële beslissing — Geldigheid van indelingsverordening — Uitlegging van bijlage bij verordening (EG) nr. 1196/97 — Artikelen 220 en 239 van douanewetboek — Artikelen 871 en 905 van verordening (EEG) nr. 2454/93 — Gedroogde vellen vervaardigd van rijstmeel, zout en water — Tariefindeling — Navordering van invoerrechten — Kwijtscheldingsprocedure — Vergissing van douaneautoriteiten die kon worden ontdekt — Klaarblijkelijke nalatigheid van importeur)
10.1.2009 | NL | Publicatieblad van de Europese Unie | C 6/6 |
Arrest van het Hof (Tweede kamer) van 20 november 2008 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Hoge Raad der Nederlanden) — Staatssecretaris van Financiën/Heuschen & Schrouff Oriental Foods Trading BV
(Zaak C-375/07)(1)
(Verzoek om prejudiciële beslissing - Geldigheid van indelingsverordening - Uitlegging van bijlage bij verordening (EG) nr. 1196/97 - Artikelen 220 en 239 van douanewetboek - Artikelen 871 en 905 van verordening (EEG) nr. 2454/93 - Gedroogde vellen vervaardigd van rijstmeel, zout en water - Tariefindeling - Navordering van invoerrechten - Kwijtscheldingsprocedure - Vergissing van douaneautoriteiten die kon worden ontdekt - Klaarblijkelijke nalatigheid van importeur)
(2009/C 6/11)
Procestaal: Nederlands
Verwijzende rechter
Hoge Raad der Nederlanden
Partijen in het hoofdgeding
Verzoekende partij: Staatssecretaris van Financiën
Verwerende partij: Heuschen & Schrouff Oriental Foods Trading BV
Voorwerp
Verzoek om een prejudiciële beslissing — Hoge Raad der Nederlanden — Uitlegging van de bijlage bij verordening (EG) nr. 1196/97 van de Commissie van 27 juni 1997 houdende indeling van bepaalde goederen in de gecombineerde nomenclatuur (PB L 170, blz. 13), van artikel 220, lid 2, sub b, van verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek (PB L 302, blz. 1), zoals gewijzigd bij verordening (EG) nr. 1677/98 van de Commissie van 29 juli 1998 (PB L 212, blz. 18), en van artikel 871, lid 1, van verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie van 2 juli 1993 houdende vaststelling van enkele bepalingen ter uitvoering van verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad tot vaststelling van het communautair douanewetboek (PB L 253, blz. 1) — Gedroogde vellen vervaardigd van rijstmeel, zout en water — Tariefindeling onder GN-post 1905 — Navordering van douanerechten — Vergissing van de douaneautoriteiten „die de belastingschuldige redelijkerwijze niet kon ontdekken” — Verplichte voorlegging aan de Commissie
Dictum
1) | Vellen, vervaardigd van rijstmeel, zout en water die gedroogd zijn doch geen warmtebehandeling hebben ondergaan, vallen onder GN-postonderverdeling 1905 90 20 van de gecombineerde nomenclatuur die is opgenomen in bijlage I bij verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief, in de versie die voortvloeit uit verordening (EG) nr. 1624/97 van de Commissie van 13 augustus 1997. |
2) | Bij het onderzoek van de gestelde vraag is niet gebleken van feiten of omstandigheden die de geldigheid van verordening (EG) nr. 1196/97 van de Commissie van 27 juni 1997 houdende indeling van bepaalde goederen in de gecombineerde nomenclatuur, kunnen aantasten. |
3) | Wanneer bij de Commissie van de Europese Gemeenschappen door een lidstaat een verzoek is ingediend om kwijtschelding van invoerrechten in de zin van artikel 239 van verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek, zoals gewijzigd bij verordening (EG) nr. 82/97 van het Europees Parlement en de Raad van 19 december 1996, en zij reeds een beschikking heeft gegeven die feitelijke en juridische beoordelingen bevat in een specifiek geval van invoerverrichtingen, zijn deze beoordelingen ingevolge artikel 249 EG bindend voor alle instanties van de lidstaat tot wie deze beschikking is gericht, daaronder begrepen zijn rechterlijke instanties die datzelfde geval moeten toetsen aan artikel 220 van genoemde verordening. Indien de importeur binnen de termijn van artikel 230, vijfde alinea, EG een beroep tot nietigverklaring heeft ingesteld tegen de beschikking waarbij de Commissie van de Europese Gemeenschappen heeft beslist op het verzoek om kwijtschelding van invoerrechten in de zin van artikel 239 van deze verordening, dient de nationale rechter te beoordelen of hij de behandeling van de zaak moet schorsen om de definitieve beslissing op dat beroep tot nietigverklaring af te wachten dan wel zelf het Hof een prejudiciële vraag ter beoordeling van de geldigheid moet stellen. |