Zaak C-524/07: Beroep ingesteld op 26 november 2007 — Commissie van de Europese Gemeenschappen/Republiek Oostenrijk
Zaak C-524/07: Beroep ingesteld op 26 november 2007 — Commissie van de Europese Gemeenschappen/Republiek Oostenrijk
9.2.2008 | NL | Publicatieblad van de Europese Unie | C 37/11 |
Beroep ingesteld op 26 november 2007 — Commissie van de Europese Gemeenschappen/Republiek Oostenrijk
(Zaak C-524/07)
(2008/C 37/14)
Procestaal: Duits
Partijen
Verzoekende partij: Commissie van de Europese Gemeenschappen (vertegenwoordiger: B. Schima, gemachtigde)
Verwerende partij: Republiek Oostenrijk
Conclusies
— | vaststelling dat de Republiek Oostenrijk, door in beginsel de registratie te weigeren van oudere ingevoerde gebruikte voertuigen die in een andere lidstaat waren geregistreerd, maar die niet aan bepaalde Oostenrijkse emissie- en geluidsreductievoorschriften voldoen, terwijl identieke voertuigen die reeds in Oostenrijk zijn geregistreerd, bij een nieuwe registratie van deze vereisten zijn vrijgesteld, de krachtens de artikelen 28 EG en 30 EG op haar rustende verplichtingen niet is nagekomen, |
— | verwijzing van de Republiek Oostenrijk de kosten. |
Middelen en voornaamste argumenten
Overeenkomstig artikel 28 EG zijn kwantitatieve invoerbeperkingen en alle maatregelen van gelijke werking tussen de lidstaten verboden. Daarbij moet onder een maatregel van gelijke werking als een kwantitatieve beperking worden verstaan elke regeling of maatregel van de lidstaten die de intracommunautaire handel al dan niet rechtstreeks, daadwerkelijk of potentieel, kan belemmeren.
Volgens het Oostenrijkse Kraftfahrgesetz (motorrijtuigenwet) wordt in beginsel de registratie geweigerd van oudere ingevoerde gebruikte voertuigen die in een andere lidstaat waren geregistreerd, maar die niet aan bepaalde Oostenrijkse emissie- en geluidsreductievoorschriften voldoen, terwijl identieke voertuigen die reeds in Oostenrijk zijn geregistreerd, bij een nieuwe registratie van deze vereisten zijn vrijgesteld. Daarmee is de Republiek Oostenrijk de krachtens de artikelen 28 EG en 30 EG op haar rustende verplichtingen niet nagekomen.
Een nationale regeling waarbij de eerste binnenlandse registratie van voordien in een andere lidstaat geregistreerde voertuigen afhankelijk wordt gesteld van het vervullen van bepaalde geluids- en emissiegrenswaarden, welke strenger zijn dan de toepasselijke voorschriften van afgeleid gemeenschapsrecht, kan de intracommunautaire handel immers beperken. Bovendien vormt deze handelsbeperking discriminatie van buitenlandse producten, aangezien de strengere grenswaarden niet behoeven te worden vervuld door binnenlandse gebruikte voertuigen die na wisseling van houder opnieuw worden geregistreerd. De Oostenrijkse voorschriften bepalen ook niet dat geregistreerde voertuigen uit het verkeer worden genomen wanneer zij niet voldoen aan de emissie- en geluidsreductievoorschriften, die wel worden toegepast bij de individuele goedkeuring van ingevoerde voertuigen.
De toepasbaarheid van de verdragsbepalingen inzake het vrije verkeer van goederen is in het onderhavige geval niet uitgesloten door andere specifieke regelingen. Ten eerste: richtlijnen 93/59/EEG en 92/97/EEG, waarbij bepaalde emissienormen en geluidswaarden zijn vastgesteld, en waarnaar het Oostenrijkse recht in verband met de na te leven grenswaarden verwijst, zijn niet van toepassing op voertuigen die reeds voor het in de richtlijn vastgestelde tijdstip in het verkeer waren gebracht. Ten tweede: punt 1 van bijlage II bij de EER-Overeenkomst kan niet worden aangevoerd ter beoordeling van feiten die, zoals de invoer van een motorvoertuig vanuit een andere lidstaat in Oostenrijk op een tijdstip waarop zowel Oostenrijk als de andere lidstaat deel uitmaken van de Gemeenschap, uitsluitend door het gemeenschapsrecht worden beheerst.
De in artikel 30 EG uitdrukkelijk genoemde of andere dwingende redenen van algemeen belang kunnen een rechtvaardiging vormen voor beperkingen van het intracommunautaire goederenverkeer. Dergelijke regelingen moeten passend, noodzakelijk en evenredig zijn, en de beperkingen mogen geen middel tot willekeurige discriminatie noch een verkapte beperking van de handel tussen de lidstaten vormen.
Voor de onderhavige handelsbeperking ontbreekt echter een dergelijke rechtvaardiging. Er kan immers geen beroep worden gedaan op gronden van bescherming van gezondheid of milieu om de registratie van ingevoerde voertuigen te weigeren, wanneer die gronden geen reden vormen voor weigering van de nieuwe registratie van identieke gebruikte voertuigen die reeds over een nationale registratie beschikken. Voor het overige staan er volgens de Commissie minder beperkende maatregelen ter beschikking om de overgang naar voertuigen met betere emissie- en geluidswaarden te verzekeren. De verwezenlijking van gezondheids- en milieudoelen uitsluitend ten laste van ingevoerde voertuigen is echter niet verenigbaar met de beginselen van het vrije verkeer van goederen.