Home

Zaak T-124/07: Beroep ingesteld op 17 april 2007 - Siemens Transmission & Distribution en Nuova Magrini Galileo/Commissie

Zaak T-124/07: Beroep ingesteld op 17 april 2007 - Siemens Transmission & Distribution en Nuova Magrini Galileo/Commissie

Beroep ingesteld op 17 april 2007 - Siemens Transmission & Distribution en Nuova Magrini Galileo/Commissie

Partijen

Verzoekende partij: Siemens Transmission & Distribution SA (Grenoble, Frankrijk) en Nuova Magrini Galileo SpA (Bergamo, Italië) (vertegenwoordigers: H. Wollmann en F. Urlesberger, advocaten)

Verwerende partij: Commissie van de Europese Gemeenschappen

Conclusies

- artikel 1 van de bestreden beschikking nietig te verklaren voor zover verzoeksters daarin voor de tijdvakken van 15 april 1988 tot en met 13 december 2000, 1 april 2002 tot en met 9 oktober 2002 en 21 januari 2004 tot en met 11 mei 2004 wordt verweten dat zij in strijd met artikel 81 EG en/of artikel 53 van de EER-overeenkomst hebben gehandeld;

- artikel 2 van de bestreden beschikking nietig te verklaren voor zover dit op verzoeksters betrekking heeft;

- subsidiair, de aan verzoeksters in artikel 2, sub l, van de beschikking opgelegde geldboete op een zodanig bedrag vast te stellen dat deze maximaal 2750000 EUR bedraagt voor eerste verzoekster en 1100000 EUR voor tweede verzoekster;

- de verwerende partij te verwijzen in de kosten van de procedure.

Middelen en voornaamste argumenten

Verzoeksters komen op tegen de beschikking van de Commissie C (2006) 6762 def. van 24 januari 2007 in zaak COMP/F/38.899 - Gasgeïsoleerde schakelapparatuur. In de bestreden beschikking is aan verzoeksters en andere ondernemingen een geldboete opgelegd wegens schending van artikel 81 EG en artikel 53 van de EER-overeenkomst. Volgens de Commissie hebben verzoeksters deelgenomen aan een samenstel van overeenkomsten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen met betrekking tot de sector "gasgeïsoleerde schakelapparatuur".

Ter ondersteuning van hun beroep stellen verzoeksters in de eerste plaats schending van artikel 81, lid 1, EG, en van de artikelen 23, leden 2 en 3, en 25 van verordening (EG) nr. 1/2003. [1] In dit verband betogen zij dat de hun opgelegde geldboete hoger was dan 10 % van hun respectieve omzet in het aan de beschikking voorafgaande boekjaar. Voorts heeft de Commissie bij de vaststelling van de geldboete geen rekening gehouden met verzoeksters individuele omstandigheden. Daarnaast stellen verzoeksters dat de vaststelling van de ondernemingen met wie zij hoofdelijk aansprakelijk zijn gesteld, alsook de bedragen van de geldboeten die op de verschillende hoofdelijke schuldenaars zijn toegepast, onbegrijpelijk en onjuist zijn. Bovendien heeft verweerster de duur van de beweerde inbreuk overschat en heeft zij niet erkend dat het grootste gedeelte ervan reeds was verjaard. Ten slotte wordt in het kader van het eerste middel aangevoerd dat de Commissie zonder sluitend bewijs heeft vastgesteld dat het veronderstelde litigieuze handelen tot en met 13 december 2000 een beperking van de mededinging binnen de Gemeenschap beoogde dan wel tot gevolg had.

Ten tweede betogen verzoeksters dat verweerster wezenlijke vormvoorschriften heeft geschonden. In dit verband stellen zij dat het recht om gehoord te worden is geschonden.

[1] Verordening (EG) nr. 1/2003 van de Raad van 16 december 2002 betreffende de uitvoering van de mededingingsregels van de artikelen 81 en 82 van het Verdrag (PB L 1, blz. 1).

--------------------------------------------------