Home

Zaak T-404/07: Beroep ingesteld op 8 november 2007 - Ryanair/Commissie

Zaak T-404/07: Beroep ingesteld op 8 november 2007 - Ryanair/Commissie

20071108

Beroep ingesteld op 8 november 2007 - Ryanair/Commissie

Partijen

Verzoekende partij: Ryanair Ltd (Dublin, Ierland) (vertegenwoordiger: E. Vahida, advocaat)

Verwerende partij: Commissie van de Europese Gemeenschappen

Conclusies

- overeenkomstig artikel 232 EG te verklaren dat de Commissie heeft nagelaten ingevolge haar verplichtingen krachtens het EG-Verdrag een besluit te nemen, door geen standpunt te bepalen betreffende verzoeksters klacht, die is ingediend bij de Commissie op 8 mei 2006 en gevolgd door een aanmaningsbrief van 31 juli 2007;

- de Commissie te verwijzen in alle kosten, met inbegrip van de kosten van verzoekster in de procedure, zelfs indien de Commissie na de instelling van het beroep maatregelen neemt waardoor naar het oordeel van het Gerecht de noodzaak om uitspraak te doen wegvalt, of het Gerecht het beroep niet-ontvankelijk verklaart; en

- alle andere maatregelen te nemen die het Gerecht gepast acht.

Middelen en voornaamste argumenten

Verzoekster stelt dat de Commissie heeft nagelaten een besluit te nemen nu zij, hoewel zij overeenkomstig artikel 232 EG daartoe was uitgenodigd, geen standpunt heeft bepaald over de klacht die verzoekster op 8 mei 2006 bij de Commissie had ingediend met betrekking tot i) onwettige staatssteun die Frankrijk aan Air France zou hebben verleend in de vorm van gedifferentieerde luchthavenbelastingen die de Franse luchthavens, afhankelijk van de bestemming van de vluchten, in rekening brengen, of ii) subsidiair, concurrentiebeperkende discriminatie, in strijd met artikel 82 EG, ten gunste van Air France, wanneer de Franse luchthavens zouden worden geacht autonoom te hebben gehandeld.

Tot staving van haar vordering betoogt verzoekster dat de Commissie verplicht was de ontvangen klacht zorgvuldig en onpartijdig te onderzoeken, teneinde:

- een beschikking vast te stellen houdende verklaring dat de litigieuze maatregelen geen staatssteun vormden in de zin van artikel 87, lid 1, EG, of dat de maatregelen als staatssteun in de zin van artikel 87, lid 1, EG moesten worden aangemerkt, doch krachtens artikel 87, leden 2 en 3, EG verenigbaar waren met de gemeenschappelijke markt, of

- een procedure krachtens artikel 88, lid 2, EG in te leiden.

Subsidiair betoogt verzoekster dat de Commissie verplicht was om na de ontvangst van haar subsidiaire klacht dat inbreuk was gemaakt op het mededingingsrecht, hetzij een procedure in te leiden met betrekking tot het voorwerp van de klacht, hetzij een definitieve beschikking tot afwijzing van de klacht te geven, na haar de mogelijkheid te hebben geboden om opmerkingen te maken.

Verzoekster stelt verder dat, gelet op de omstandigheden en gezien het feit dat de Commissie vertrouwd was met de betrokken problemen, de periode van veertien maanden tussen haar klacht en haar aanmaningsbrief onredelijk lang was, en dat het stilzitten van de Commissie gedurende die periode neerkomt op het nalaten een besluit te nemen in de zin van artikel 232 EG.

Ten slotte betoogt verzoekster dat artikel 232 EG een onderneming het recht geeft om beroep in te stellen tegen het nalaten van de Commissie om maatregelen te nemen die haar rechtstreeks en individueel zouden raken, en dat de maatregelen die de Commissie in de onderhavige zaak heeft nagelaten te nemen verzoekster, als concurrent van Air France, rechtstreeks en individueel raakten.

--------------------------------------------------