Zaak C-92/07: Arrest van het Hof (Tweede kamer) van 29 april 2010 - Europese Commissie/Koninkrijk der Nederlanden (Associatieovereenkomst EEG-Turkije - Standstillbepalingen en non-discriminatiebepalingen - Verplichting tot betaling van leges voor afgifte en verlenging van verblijfsvergunning - Evenredigheid van te betalen leges - Vergelijking met door burgers van de Unie betaalde leges - Artikel 9 van associatieovereenkomst - Artikel 41, lid 1, van aanvullend protocol - Artikelen 10, lid 1, en 13 van besluit nr. 1/80 van associatieraad)
Zaak C-92/07: Arrest van het Hof (Tweede kamer) van 29 april 2010 - Europese Commissie/Koninkrijk der Nederlanden (Associatieovereenkomst EEG-Turkije - Standstillbepalingen en non-discriminatiebepalingen - Verplichting tot betaling van leges voor afgifte en verlenging van verblijfsvergunning - Evenredigheid van te betalen leges - Vergelijking met door burgers van de Unie betaalde leges - Artikel 9 van associatieovereenkomst - Artikel 41, lid 1, van aanvullend protocol - Artikelen 10, lid 1, en 13 van besluit nr. 1/80 van associatieraad)
Arrest van het Hof (Tweede kamer) van 29 april 2010 - Europese Commissie/Koninkrijk der Nederlanden
(Zaak C-92/07) [1]
Partijen
Verzoekende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: P. J. Kuijper en S. Boelaert, gemachtigden)
Verwerende partij: Koninkrijk der Nederlanden (vertegenwoordigers: H. G. Sevenster, C. Wissels en M. de Grave, gemachtigden)
Interveniënte aan de zijde van verwerende partij: Bondsrepubliek Duitsland (vertegenwoordigers: M. Lumma en J. Möller, gemachtigden)
Voorwerp
Niet-nakoming - Schending van artikel 9 van de overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Economische Gemeenschap en Turkije, ondertekend te Ankara op 12 september 1963, namens de Gemeenschap gesloten bij besluit 64/732/EEG van de Raad van 23 december 1963 (PB 1964, 217, blz. 3685), artikel 41 van het aanvullend protocol, namens de Gemeenschap goedgekeurd en bevestigd bij verordening (EEG) nr. 2760/72 van de Raad van 19 december 1972 (PB L 293, blz. 1), en de artikelen 10, lid 1, en 13 van besluit nr. 1/80 van 19 september 1980 betreffende de ontwikkeling van de associatie - Discriminatoire zegelrechten inzake verblijfsvergunningen
Dictum
1) Door voor de afgifte van verblijfsvergunningen een stelsel in te voeren en te handhaven van leges die onevenredig zijn aan de leges die van burgers van de lidstaten worden geëist voor de afgifte van soortgelijke documenten, en door dit stelsel toe te passen op Turkse staatsburgers die verblijfsrecht in Nederland hebben op grond van:
- de overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Economische Gemeenschap en Turkije, op 12 september 1963 te Ankara ondertekend door de Republiek Turkije enerzijds en de lidstaten van de EEG en de Gemeenschap anderzijds, en namens de Gemeenschap gesloten, goedgekeurd en bevestigd bij besluit 64/732/EEG van de Raad van 23 december 1963,
- het aanvullend protocol, op 23 november 1970 te Brussel ondertekend en namens de Gemeenschap gesloten, goedgekeurd en bevestigd bij verordening (EEG) nr. 2760/72 van de Raad van 19 december 1972, en
- besluit nr. 1/80, op 19 september 1980 vastgesteld door de door de associatieovereenkomst ingestelde associatieraad, die is samengesteld uit leden van de regeringen van de lidstaten en van de Raad van de Europese Unie en de Commissie van de Europese Gemeenschappen enerzijds, en uit leden van de Turkse regering anderzijds,
is het Koninkrijk der Nederlanden de verplichtingen niet nagekomen die op hem rusten krachtens artikel 9 van deze associatieovereenkomst, artikel 41 van dit aanvullend protocol en de artikelen 10, lid 1, en 13 van besluit nr. 1/80.
2) Het Koninkrijk der Nederlanden wordt verwezen in de kosten. De Bondsrepubliek Duitsland draagt haar eigen kosten.
[1] PB C 95 van 28.4.2007.
--------------------------------------------------