Home

Arrest van het Gerecht van eerste aanleg (Kamer voor hogere voorzieningen) van 20 oktober 2008.

Arrest van het Gerecht van eerste aanleg (Kamer voor hogere voorzieningen) van 20 oktober 2008.

Samenvatting

1. Hogere voorziening - Middelen - Onjuiste beoordeling van feiten - Niet-ontvankelijkheid - Afwijzing - Juridische kwalificatie van feiten

(Art. 225 A EG)

2. Procedure - Beslissing bij met redenen omklede beschikking - Gebruik van maatregelen tot organisatie van de procesgang - Maatregelen die zich niet verzetten tegen een dergelijke beschikking

(Reglement voor de procesvoering van het Gerecht van eerste aanleg, art. 64 en 111; besluit 2004/752 van de Raad, art. 3, lid 4)

1. Een hogere voorziening kan slechts worden gebaseerd op middelen inzake schending van rechtsregels, met uitsluiting van elke feitelijke beoordeling. Het Gerecht voor ambtenarenzaken is bij uitsluiting bevoegd om de feiten vast te stellen, behoudens het geval waarin de feitelijke onjuistheid van hetgeen het heeft vastgesteld, voortvloeit uit de hem overgelegde processtukken, en om die feiten te beoordelen. Wanneer het Gerecht voor ambtenarenzaken de feiten echter heeft vastgesteld of beoordeeld, is het Gerecht van eerste aanleg ingevolge artikel 225 EG bevoegd, toezicht uit te oefenen op de wijze waarop het Gerecht voor ambtenarenzaken de feiten juridisch heeft gekwalificeerd en daaraan rechtsgevolgen heeft verbonden.

(cf. punt 20)

Referentie: Hof 27 november 2001, Z/Parlement, C-270/99 P, Jurispr. blz. I-9197, punt 37, en de aangehaalde rechtspraak

2. Het gebruik van de in artikel 64 van het Reglement voor de procesvoering van het Gerecht van eerste aanleg voorziene maatregelen tot organisatie van de procesgang, zoals een poging tot een minnelijke regeling van het geschil, vormt op zich geen beletsel om een met redenen omklede beschikking te geven op basis van artikel 111 van dat Reglement, voor zover aan de voorwaarden van die bepaling is voldaan.

(cf. punten 41 en 42)

Referentie: Hof 19 januari 2006, AIT/Commissie, C-547/03 P, Jurispr. blz. I-845, punt 30