Home

Zaak C-363/08: Arrest van het Hof (Tweede kamer) van 26 november 2009 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Verwaltungsgerichtshof — Oostenrijk) — Romana Slanina/Unabhängiger Finanzsenat Außenstelle Wien (Sociale zekerheid van migrerende werknemers — Kinderbijslag — Weigering — Staatsburger die met kind in andere lidstaat is gevestigd terwijl vader van kind op nationaal grondgebied werkt)

Zaak C-363/08: Arrest van het Hof (Tweede kamer) van 26 november 2009 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Verwaltungsgerichtshof — Oostenrijk) — Romana Slanina/Unabhängiger Finanzsenat Außenstelle Wien (Sociale zekerheid van migrerende werknemers — Kinderbijslag — Weigering — Staatsburger die met kind in andere lidstaat is gevestigd terwijl vader van kind op nationaal grondgebied werkt)

30.1.2010

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 24/12


Arrest van het Hof (Tweede kamer) van 26 november 2009 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Verwaltungsgerichtshof — Oostenrijk) — Romana Slanina/Unabhängiger Finanzsenat Außenstelle Wien

(Zaak C-363/08)(1)

(Sociale zekerheid van migrerende werknemers - Kinderbijslag - Weigering - Staatsburger die met kind in andere lidstaat is gevestigd terwijl vader van kind op nationaal grondgebied werkt)

2010/C 24/18

Procestaal: Duits

Verwijzende rechter

Verwaltungsgerichtshof

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Romana Slanina

Verwerende partij: Unabhängiger Finanzsenat Außenstelle Wien

Voorwerp

Verzoek om een prejudiciële beslissing — Verwaltungsgerichtshof (Oostenrijk) — Uitlegging van artikel 73 van verordening (EEG) nr. 1408/71 van de Raad van 14 juni 1971 betreffende de toepassing van de socialezekerheidsregelingen op werknemers en zelfstandigen, alsmede op hun gezinsleden, die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen (PB L 149, blz. 2) — Nationale wettelijke regeling die voorziet in kinderbijslag (Familienbeihilfe) voor op nationale grondgebied woonachtige personen met kind ten laste — Weigering om bijslag toe te kennen aan staatsburger die zich met haar kind in andere lidstaat heeft gevestigd, terwijl vader van kind op nationale grondgebied is blijven wonen en aldaar beroepswerkzaamheid uitoefent

Dictum

1)

Artikel 73 van verordening (EEG) nr. 1408/71 van de Raad van 14 juni 1971 betreffende de toepassing van de socialezekerheidsregelingen op werknemers en zelfstandigen, alsmede op hun gezinsleden, die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen, zoals gewijzigd en bijgewerkt bij verordening (EG) nr. 118/97 van de Raad van 2 december 1996, moet aldus worden uitgelegd dat een gescheiden persoon die kinderbijslag ontving van het bevoegde orgaan van de lidstaat waarin zij woonde en waar haar ex-echtgenoot blijft wonen en werken, het recht op die bijslag behoudt voor haar kind, op voorwaarde dat dit kind als „gezinslid” van deze ex-echtgenoot in de zin van artikel 1, sub f-i, van deze verordening wordt erkend, hoewel zij die staat verlaat om met haar kind te gaan wonen in een andere lidstaat, waar zij niet werkt, en hoewel de ex-echtgenoot deze bijslag zou kunnen ontvangen in de lidstaat waar hij woont.

2)

Wanneer een persoon die zich bevindt in een situatie als die van verzoekster in het hoofdgeding, in de lidstaat van woonplaats een beroepsactiviteit uitoefent die daadwerkelijk een recht op kinderbijslag doet ontstaan, wordt overeenkomstig artikel 76 van verordening nr. 1408/71, zoals gewijzigd en bijgewerkt bij verordening nr. 118/97, het recht op de kinderbijslag die verschuldigd is krachtens de wetgeving van de lidstaat op het grondgebied waarvan de ex-echtgenoot van deze persoon een beroepsactiviteit uitoefent, geschorst ten belope van het bedrag dat is vastgesteld in de wetgeving van de lidstaat van woonplaats van die persoon.