Zaak C-578/08: Arrest van het Hof (Tweede kamer) van 4 maart 2010 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Raad van State — Nederland) — Rhimou Chakroun/Minister van Buitenlandse Zaken (Recht op gezinshereniging — Richtlijn 2003/86/EG — Begrip beroep op stelsel voor sociale bijstand — Begrip gezinshereniging — Gezinsvorming)
Zaak C-578/08: Arrest van het Hof (Tweede kamer) van 4 maart 2010 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Raad van State — Nederland) — Rhimou Chakroun/Minister van Buitenlandse Zaken (Recht op gezinshereniging — Richtlijn 2003/86/EG — Begrip beroep op stelsel voor sociale bijstand — Begrip gezinshereniging — Gezinsvorming)
1.5.2010 | NL | Publicatieblad van de Europese Unie | C 113/13 |
Arrest van het Hof (Tweede kamer) van 4 maart 2010 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Raad van State — Nederland) — Rhimou Chakroun/Minister van Buitenlandse Zaken
(Zaak C-578/08)(1)
(Recht op gezinshereniging - Richtlijn 2003/86/EG - Begrip „beroep op stelsel voor sociale bijstand” - Begrip „gezinshereniging” - Gezinsvorming)
2010/C 113/17
Procestaal: Nederlands
Verwijzende rechter
Raad van State
Partijen in het hoofdgeding
Verzoekende partij: Rhimou Chakroun
Verwerende partij: Minister van Buitenlandse Zaken
Voorwerp
Verzoek om een prejudiciële beslissing — Raad van State — Uitlegging van de artikelen 2, sub d, en 7, lid 1, sub c, van richtlijn 2003/86/EG van de Raad van 22 september 2003 inzake het recht op gezinshereniging (PB L 251, blz. 12) — Begrippen „beroep op stelsel voor sociale bijstand” en „gezinshereniging”
Dictum
1. | De zinsnede „beroep op het stelsel voor sociale bijstand” in artikel 7, lid 1, aanhef en sub c, van richtlijn 2003/86/EG van de Raad van 22 september 2003 inzake het recht op gezinshereniging moet aldus worden uitgelegd, dat deze een lidstaat niet de mogelijkheid biedt een regeling voor gezinshereniging vast te stellen die ertoe leidt dat gezinshereniging niet wordt toegestaan aan een gezinshereniger die het bewijs heeft geleverd over stabiele en regelmatige inkomsten te beschikken om in zijn algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan en in die van zijn gezinsleden te kunnen voorzien, maar die, gelet op de hoogte van zijn inkomsten, toch een beroep zal kunnen doen op bijzondere bijstand om te voorzien in bijzondere, individueel bepaalde noodzakelijke kosten van het bestaan, op inkomensafhankelijke kwijtscheldingen van heffingen van lagere overheden of op inkomensondersteunende maatregelen in het kader van het gemeentelijk minimabeleid. |
2. | Richtlijn 2003/86 en met name artikel 2, aanhef en sub d, daarvan, moet aldus worden uitgelegd, dat deze bepaling in de weg staat aan een nationale regeling die voor de toepassing van de inkomenseis als bedoeld in artikel 7, lid 1, aanhef en sub c, van richtlijn 2003/86 een onderscheid maakt naargelang een gezinsband is ontstaan vóór of na de komst van de gezinshereniger naar de gastlidstaat. |