Home

Zaak C-265/08: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Tribunale Amministrativo Regionale della Lombardia (Italië) op 19 juni 2008 — Federutility e.a./Autorita' per l'energia elletrica e il gas e.a.

Zaak C-265/08: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Tribunale Amministrativo Regionale della Lombardia (Italië) op 19 juni 2008 — Federutility e.a./Autorita' per l'energia elletrica e il gas e.a.

13.9.2008

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 236/6


Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Tribunale Amministrativo Regionale della Lombardia (Italië) op 19 juni 2008 — Federutility e.a./Autorita' per l'energia elletrica e il gas e.a.

(Zaak C-265/08)

(2008/C 236/09)

Procestaal: Italiaans

Verwijzende rechter

Tribunale Amministrativo Regionale della Lombardia

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partijen: Federutility e.a.

Verwerende partijen: Autorita' per l'energia elletrica e il gas e.a.

Prejudiciële vragen

1)

Moet artikel 23 van richtlijn 2003/55/EG van het Europees Parlement en de Raad(1) van 26 juni 2003, die tot openstelling van de gasmarkt verplicht, in overeenstemming met de uit het EG-Verdrag voortvloeiende beginselen aldus worden uitgelegd dat deze bepaling en de beginselen van gemeenschapsrecht in de weg staan aan een bepaling van nationaal recht (en de daarop volgende uitvoeringshandelingen) die na 1 juli 2007 de bevoegdheid van de nationale regelgevende instantie in stand laat om referentieprijzen vast te stellen voor de levering van aardgas aan particuliere afnemers (een onbepaalde en onder de afnemerscategorieën niet gedefinieerde categorie, die derhalve niet verwijst naar bepaalde sociaal-economisch precaire situaties die de vaststelling van bovengenoemde referentieprijzen zouden kunnen rechtvaardigen), die de distributie- of verkoopondernemingen in het kader van hun openbaredienstverplichtingen in hun commerciële aanbod moeten opnemen; of

2)

Moet bedoeld artikel 23 in samenhang met artikel 3 van richtlijn 2003/55/EG (welke laatste bepaling erin voorziet dat de lidstaten in het algemeen economisch belang aan bedrijven die in de gassector actief zijn verplichtingen inzake openbaredienstverlening mogen opleggen die, voor zover voor de onderhavige zaak relevant, betrekking kunnen hebben op de prijs van de leveringen) aldus worden uitgelegd dat genoemde bepalingen van gemeenschapsrecht zich niet verzetten tegen een nationale bepaling op grond waarvan gelet op de bijzondere marktsituatie — gekenmerkt doordat, althans wat het segment van de groothandel betreft, nog geen sprake is van „daadwerkelijke mededinging” — langs bestuurlijke weg een referentieprijs voor aardgas mag worden vastgesteld die verplicht moet worden opgenomen in het commerciële aanbod van elke verkoper aan zijn particuliere afnemers in het kader van de universeledienstverplichting, hoewel alle afnemers als „vrij” moeten worden beschouwd?