Zaak C-475/08: Beroep ingesteld op 5 november 2008 — Commissie van de Europese Gemeenschappen/Koninkrijk België
Zaak C-475/08: Beroep ingesteld op 5 november 2008 — Commissie van de Europese Gemeenschappen/Koninkrijk België
7.2.2009 | NL | Publicatieblad van de Europese Unie | C 32/13 |
Beroep ingesteld op 5 november 2008 — Commissie van de Europese Gemeenschappen/Koninkrijk België
(Zaak C-475/08)
(2009/C 32/22)
Procestaal: Frans
Partijen
Verzoekende partij: Commissie van de Europese Gemeenschappen (vertegenwoordigers: M. Patakia en B. Schima, gemachtigden)
Verwerende partij: Koninkrijk België
Conclusies
— | vaststellen dat het Koninkrijk België, door geen systeembeheerders aan te wijzen, zoals wel is vereist op grond van artikel 7 van richtlijn 2003/55/EG van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2003 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor aardgas en houdende intrekking van richtlijn 98/30/EG(1), door in strijd met artikel 18 van richtlijn 2003/55/EG, juncto artikel 25, lid 2, daarvan, niet alleen te voorzien in een gereguleerde toegang, maar ook in een toegang via onderhandelingen van derden tot het systeem, door artikel 22, lid 3, sub d en e, en lid 4, van richtlijn 2003/55/EG niet in nationaal recht om te zetten, de krachtens die richtlijn op hem rustende verplichtingen niet is nagekomen; |
— | het Koninkrijk België verwijzen in de kosten. |
Middelen en voornaamste argumenten
De Commissie baseert haar beroep op drie grieven.
Om te beginnen verwijt zij verweerder geen transmissiesysteembeheerders en systeembeheerders voor gasopslag en terminals voor vloeibaar aardgas te hebben aangewezen, zoals wordt bepaald in de artikelen 7 en 11 van richtlijn 2003/55/EG.
Vervolgens heeft verweerder een rechtsonzekerheid gecreëerd jegens nieuwkomers, aangezien hij de indruk wekt dat de toegang via onderhandelingen tot het systeem een alternatief is voor de gereguleerde toegang. Uit de artikelen 18 en 25, lid 2, van richtlijn 2003/55/EG blijkt evenwel duidelijk dat de gereguleerde toegang de enige mogelijkheid van toegang van derden tot het systeem is en dat het enkel aan de regelgevende instantie is om althans de methoden voor het berekenen of vastleggen van de tarieven, alvorens die in werking treden, vast te stellen of goed te keuren.
Ten slotte heeft verweerder met de ontheffing van de richtlijn voor grote nieuwe aardgasinstallaties artikel 22, lid 3, sub d, van de richtlijn, wat betreft de verplichting tot bekendmaking van het besluit, en artikel 22, lid 3, sub e, van die richtlijn, betreffende de verplichting tot overleg met andere lidstaten of regelgevende instanties die zijn betrokken bij de interconnectie van die infrastructuur, niet juist omgezet. Bovendien heeft verweerder in zijn nationale wettelijke regeling niet de verplichting vastgelegd om het besluit inzake een dergelijke ontheffing alsmede alle relevante informatie daaromtrent onverwijld ter kennis van de Commissie te brengen, zoals wordt bepaald in artikel 22, lid 4, van de richtlijn.