Home

Zaak C-274/08: Beroep ingesteld op 25 juni 2008 - Commissie van de Europese Gemeenschappen/Koninkrijk Zweden

Zaak C-274/08: Beroep ingesteld op 25 juni 2008 - Commissie van de Europese Gemeenschappen/Koninkrijk Zweden

Beroep ingesteld op 25 juni 2008 - Commissie van de Europese Gemeenschappen/Koninkrijk Zweden

Partijen

Verzoekende partij: Commissie van de Europese Gemeenschappen (vertegenwoordigers: B. Schima en P. Dejmek, gemachtigden)

Verwerende partij: Koninkrijk Zweden

Conclusies

- vaststellen dat het Koninkrijk Zweden, door niet de passende maatregelen te nemen om te zorgen voor de verlangde functionele onafhankelijkheid van de belangen van de distributeur en de producent in een verticaal geïntegreerde onderneming overeenkomstig artikel 15, lid 2, sub b en c, van richtlijn 2003/54/EG [1] van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2003 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor elektriciteit en houdende intrekking van richtlijn 96/92/EG [2], en door niet overeenkomstig artikel 23, lid 2, sub a, van die richtlijn de regelgevende instantie te belasten met goedkeuring vooraf van ten minste de methoden voor het berekenen of vastleggen van de voorwaarden inzake de toegang tot nationale netwerken, inclusief de transmissie- en distributietarieven, de krachtens deze richtlijn op hem rustende verplichtingen niet is nagekomen;

- het Koninkrijk Zweden verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Tot ondersteuning van zijn stelling dat artikel 15, lid 2, sub b en c, van de richtlijn in Zweeds recht is omgezet, beroept Zweden zich op verschillende bepalingen van de elektriciteitswet, die onder meer een afzonderlijke boekhouding voor het beheer van het netwerk (distributieactiviteit) en een afzonderlijke controle van deze boekhouding door de registeraccountant van het netwerkbedrijf vereisen. Voorts, aldus Zweden, dient het netwerkbedrijf kosten die het samen met een andere onderneming draagt, slechts voor zijn aandeel in zijn boekhouding op te voeren. Bovendien moet het netwerkbedrijf een controleplan opstellen en de naleving daarvan verzekeren.

Volgens de Commissie kunnen algemene voorschriften inzake bijvoorbeeld afzonderlijke boekhouding of algemeen toepasselijke sanctiebepalingen evenwel niet voldoen aan de duidelijke vereisten inzake organisatie van de beheersstructuur van artikel 15, lid 2, sub b en c.

Volgens Zweden wordt aan het vereiste van functionele onafhankelijkheid ook voldaan door de algemene bepalingen van de wet op naamloze vennootschappen volgens welke moedermaatschappijen en dochterondernemingen afzonderlijke rechtspersonen en rechtssubjecten zijn.

Volgens de Commissie oefent een moedermaatschappij als meerderheidsaandeelhouder een beslissende invloed uit op haar dochtermaatschappij(en) want de aandeelhouders beslissen over een aantal belangrijke vragen. Een distributiebedrijf en zijn directie kunnen dus nooit alleen op basis van het vennootschapsrecht onafhankelijk van de meerderheidsaandeelhouder zijn. Evenmin is voldaan aan de vereisten van een onafhankelijk beheer doordat een geïntegreerde onderneming de bepalingen van de wet op naamloze vennootschappen inzake boekhouding en beperkingen voor activa-overdracht naleeft. Een juiste omzetting van artikel 15, lid 2, sub b en c, vereist dwingende voorschriften die de vereisten van deze bepalingen duidelijk weergeven, namelijk de garantie dat de directie van de distributieactiviteit volledig zelfstandig kan optreden, onafhankelijk van het geïntegreerde elektriciteitsbedrijf, voor de distributie en de noodzakelijke activa voor de exploitatie, het onderhoud of de ontwikkeling van het netwerk. Aan deze vereisten is niet voldaan door de bepalingen van vennootschapsrecht.

Zoals uit de bewoordingen van artikel 23, lid 2, sub a, van de richtlijn blijkt, is voorafgaande goedkeuring van de netwerktarieven vereist of ten minste van de methoden voor het berekenen ervan. Zweden heeft uitdrukkelijk gesteld dat de huidige Zweedse voorschriften voor de berekening van netwerktarieven en de criteria waaraan netwerktarieven moeten voldoen, berusten op een systeem van controle achteraf, maar de invoering van een nieuwe regeling van voorafgaande goedkeuring wordt onderzocht, en in juni 2008 zal een wetsontwerp in die zin bij het Parlement worden ingediend.

In voormelde omstandigheden is de Commissie van mening dat Zweden richtlijn 2003/54/EG, in het bijzonder artikel 15, lid 2, sub b en c, en artikel 23, lid 2, sub a, niet correct in zijn nationaal recht heeft omgezet.

[1] PB L 176, blz. 37.

[2] PB L 27, blz. 20.

--------------------------------------------------