Home

Zaak C-529/08: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Bundesgerichtshof (Duitsland) op 2 december 2008 - Friedrich Schulze, Jochen Kolenda, Helmar Rendenz/Deutsche Lufthansa AG

Zaak C-529/08: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Bundesgerichtshof (Duitsland) op 2 december 2008 - Friedrich Schulze, Jochen Kolenda, Helmar Rendenz/Deutsche Lufthansa AG

Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Bundesgerichtshof (Duitsland) op 2 december 2008 - Friedrich Schulze, Jochen Kolenda, Helmar Rendenz/Deutsche Lufthansa AG

Verwijzende rechter

Bundesgerichtshof

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partijen: Friedrich Schulze, Jochen Kolenda, Helmar Rendenz

Verwerende partij: Deutsche Lufthansa AG

Prejudiciële vragen

1) Kan een technisch defect dat aanleiding was voor een annulering, worden aangemerkt als buitengewone omstandigheid in de zin van artikel 5, lid 3 van verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van verordening (EEG) nr. 295/91 [1]?

2) Zo ja, vallen onder het begrip buitengewone omstandigheid in de vorm van een technisch defect ook gebreken die gevolgen hebben voor de luchtwaardigheid van het vliegtuig of de veilige uitvoering van de vlucht?

3) Heeft de uitvoerende luchtvaartmaatschappij alle redelijke maatregelen getroffen indien zij het voor het vliegtuig geldende onderhoudsprogramma van de fabrikant evenals de veiligheidsnormen en voorschriften van de bevoegde instanties of fabrikanten heeft nageleefd of indien het defect ook niet had kunnen worden voorkomen wanneer zij dit programma of de voorschriften had nageleefd?

4) Indien de derde vraag bevestigend wordt beantwoord: Is dit voldoende om de luchtvaartmaatschappij te bevrijden van de verplichting tot betaling van compensatie of is daarenboven het bewijs vereist dat de annulering, dat wil zeggen het aan de grond houden van het betrokken vliegtuig en het schrappen van de vlucht omdat geen vervangend vliegtuig beschikbaar was, niet had kunnen worden voorkomen indien redelijke maatregelen waren getroffen?

[1] PB L 46, blz. 1.

--------------------------------------------------