Zaak C-569/08: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Oberste Gerichtshof (Oostenrijk) op 22 december 2008 - Internetportal und Marketing GmbH/Richard Schlicht
Zaak C-569/08: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Oberste Gerichtshof (Oostenrijk) op 22 december 2008 - Internetportal und Marketing GmbH/Richard Schlicht
Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Oberste Gerichtshof (Oostenrijk) op 22 december 2008 - Internetportal und Marketing GmbH/Richard Schlicht
Verwijzende rechter
Oberste Gerichtshof
Partijen in het hoofdgeding
Verzoekende partij: Internetportal und Marketing GmbH
Verwerende partij: Richard Schlicht
Prejudiciële vragen
1) Dient artikel 21, lid 1, sub a, van verordening (EG) nr. 874/2004 van de Commissie van 28 april 2004 tot vaststelling van regels met betrekking tot het overheidsbeleid voor de toepassing en werking van het .eu-topniveaudomein en de beginselen inzake registratie [1] aldus te worden uitgelegd, dat tevens sprake is van een recht in de zin van deze bepaling
a) wanneer een merk, zonder het oogmerk om het voor waren of diensten te gebruiken, enkel werd ingeschreven teneinde gedurende het eerste deel van de stapsgewijze registratie de registratie te kunnen aanvragen van een domeinnaam die overeenstemt met een - aan de Duitse taal ontleende - soortnaam?
b) wanneer het merk waarop de domeinregistratie is gebaseerd en dat overeenstemt met een - aan de Duitse taal ontleende - soortnaam, afwijkt van de domeinnaam voor zover het merk speciale tekens bevat die uit de domeinnaam werden geschrapt, hoewel de speciale tekens konden worden getranscribeerd en de schrapping ervan ertoe leidt dat de domeinnaam zonder enig gevaar voor verwarring van het merk kan worden onderscheiden?
2) Dient artikel 21, lid 1, sub a, van verordening (EG) nr. 874/2004 aldus te worden uitgelegd, dat enkel sprake is van een gewettigd belang in de in artikel 21, lid 2, sub a-c, genoemde gevallen?
Indien deze vraag ontkennend wordt beantwoord:
3) Is ook sprake van een gewettigd belang in de zin van artikel 21, lid 1, sub a, van verordening (EG) nr. 874/2004 wanneer de houder van een domeinnaam die overeenstemt met een - aan de Duitse taal ontleende - soortnaam, deze domeinnaam wil gebruiken voor een thematische website?
Indien de vragen 1 en 3 bevestigend worden beantwoord:
4) Dient artikel 21, lid 3, van verordening (EG) nr. 874/2004 aldus te worden uitgelegd, dat enkel in de sub a tot en met e van dat artikel genoemde gevallen sprake is van kwade trouw in de zin van artikel 21, lid 1, sub b, van verordening (EG) nr. 874/2004?
Indien deze vraag ontkennend wordt beantwoord:
5) Is ook sprake van kwade trouw in de zin van artikel 21, lid 1, sub b, van verordening (EG) nr. 874/2004 wanneer de domeinnaam gedurende het eerste deel van de stapsgewijze registratie werd geregistreerd op basis van een merk dat overeenstemt met een - aan de Duitse taal ontleende - soortnaam en dat de houder van de domeinnaam enkel heeft verworven teneinde gedurende het eerste deel van de stapsgewijze registratie de registratie van de domeinnaam te kunnen aanvragen en aldus andere belanghebbenden, en in elk geval ook de houders van rechten op het teken te snel af te zijn?
[1] PB L 162, blz. 40.
--------------------------------------------------