Home

Zaak C-61/09: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Oberverwaltungsgericht Rheinland-Pfalz (Duitsland) op 11 februari 2009 — Landkreis Bad Dürkheim/Aufsichts- und Dienstleistungsdirektion, mede in het geding geroepen: Astrid Niedermair-Schiemann

Zaak C-61/09: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Oberverwaltungsgericht Rheinland-Pfalz (Duitsland) op 11 februari 2009 — Landkreis Bad Dürkheim/Aufsichts- und Dienstleistungsdirektion, mede in het geding geroepen: Astrid Niedermair-Schiemann

16.5.2009

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 113/20


Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Oberverwaltungsgericht Rheinland-Pfalz (Duitsland) op 11 februari 2009 — Landkreis Bad Dürkheim/Aufsichts- und Dienstleistungsdirektion, mede in het geding geroepen: Astrid Niedermair-Schiemann

(Zaak C-61/09)

2009/C 113/40

Procestaal: Duits

Verwijzende rechter

Oberverwaltungsgericht Rheinland-Pfalz

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Landkreis Bad Dürkheim

Verwerende partij: Aufsichts- und Dienstleistungsdirektion

Mede in het geding geroepen: Astrid Niedermair-Schiemann

Prejudiciële vragen

1)

Is sprake van landbouwgrond in de zin van artikel 44, lid 2, van verordening (EG) nr. 1782/2003(1), wanneer de grond weliswaar mede voor landbouwdoeleinden (begrazing met het oog op schaaphouderij) wordt gebruikt, maar hoofdzakelijk bestemd is voor landschapsverzorging en natuurbescherming?

2)

Indien de eerste vraag bevestigend wordt beantwoord:

Is sprake van grond die voor niet-landbouwactiviteiten in gebruik is in de zin van artikel 44, lid 2, van verordening nr. 1782/2003, wanneer de activiteit hoofdzakelijk bestemd is voor natuurbescherming of in ieder geval wanneer de landbouwer bij de vervulling van de doelstellingen van natuurbescherming instructies van de natuurbeschermingsinstantie moet opvolgen?

3)

Indien sprake is van landbouwgrond (vraag 1) die ook voor een landbouwactiviteit in gebruik is (vraag 2):

Is voor de bestemming van landbouwgrond voor het bedrijf (landbouwgrond van het bedrijf in de zin van artikel 44, lid 2, van verordening nr. 1782/2003) vereist

a)

dat de grond het bedrijf op grond van een pachtovereenkomst of een vergelijkbare tijdelijke transactie tegen vergoeding ter beschikking staat?

b)

Indien dit niet het geval is: is het voor de bedrijfsbestemming irrelevant dat de grond het bedrijf gratis of enkel tegen overname van de bijdragen aan de bedrijfsvereniging (Berufsgenossenschaft) ter beschikking wordt gesteld om op een bepaalde wijze en in een bepaald tijdvak overeenkomstig de doelstellingen van de natuurbescherming te worden gebruikt?

c)

Indien dit het geval is: is het voor de bedrijfsbestemming irrelevant dat het bedrijf verplicht is om bepaalde prestaties op de grond te verrichten en daarvoor een vergoeding ontvangt?