Home

Zaak C-459/09 P: Hogere voorziening ingesteld op 24 november 2009 door Dominio de la Vega, S.L. tegen het arrest van het Gerecht van eerste aanleg (Zevende kamer) van 16 september 2009 in zaak T-458/07, Dominio de la Vega, S.L./Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) en Ambrosio Velasco, S.A.

Zaak C-459/09 P: Hogere voorziening ingesteld op 24 november 2009 door Dominio de la Vega, S.L. tegen het arrest van het Gerecht van eerste aanleg (Zevende kamer) van 16 september 2009 in zaak T-458/07, Dominio de la Vega, S.L./Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) en Ambrosio Velasco, S.A.

30.1.2010

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 24/35


Hogere voorziening ingesteld op 24 november 2009 door Dominio de la Vega, S.L. tegen het arrest van het Gerecht van eerste aanleg (Zevende kamer) van 16 september 2009 in zaak T-458/07, Dominio de la Vega, S.L./Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) en Ambrosio Velasco, S.A.

(Zaak C-459/09 P)

2010/C 24/64

Procestaal: Spaans

Partijen

Rekwirant: Dominio de la Vega, S.L. (vertegenwoordigers: E. Caballero Oliver en A. Sanz-Bermell y Martínez, abogados)

Andere partij in de procedure: Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) en Ambrosio Velasco, S.A.

Conclusies

gehele vernietiging van het bestreden arrest van 16 september 2009 in zaak T-458/07 en, bijgevolg,

definitieve beslechting van het geding, met de verklaring dat er geen overeenstemming tussen de litigieuze tekens en dus geen verwarringsgevaar is, en de inschrijving van het gemeenschapsmerk nr. 2 789 576„Dominio de la Vega”, van klasse 33, toestaan, aangezien dit niet valt onder het verbod van artikel 8, lid 1, sub b, van verordening (EG) nr. 40/1994, thans verordening nr. 207/2009;

indien nodig en subsidiair, verwijzing van de zaak naar het Gerecht van eerste aanleg van de Europese Gemeenschappen met het oog op een uitspraak overeenkomstig de bindende criteria van het Hof van Justitie;

uitdrukkelijke verwijzing van het BHIM en de interveniërende onderneming in de kosten van de procedure.

Middelen en voornaamste argumenten

1)

Schending van artikel 8, leden 1, sub b, en 2, sub a-i en ii, van de vroegere verordening (EG) nr. 40/94(1) en thans verordening (EG) nr. 207/09(2). Het oudere merk, waarop de oppositie in de onderhavige zaak is gebaseerd, is een gemeenschapsmerk. Het bestreden arrest geeft blijk van een onjuiste opvatting van het recht, aangezien geen rekening is gehouden met het feit dat het om een gemeenschapsmerk gaat en een onjuist publiek als referentiepubliek voor de beoordeling van het gevaar voor verwarring tussen de conflicterende merken is genomen, dat niet beantwoordt aan de omschrijving in de in casu toepasselijke verordening inzake het gemeenschapsmerk.

2)

Onjuiste opvatting van het recht bij de beoordeling en de niet-ontvankelijkverklaring van de ingediende stukken, en dus onjuiste beoordeling van het gevaar voor verwarring bij de Spaanse verbruiker. Het Gerecht heeft de bewijsmiddelen waaruit het naast elkaar bestaan van de merken in Spanje blijkt, onjuist opgevat, hetgeen tot schending van artikel 8, lid 1, sub b, van verordening nr. 40/94, thans verordening nr. 207/09, heeft geleid.