Home

Zaak C-509/09: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Bundesgerichtshof (Duitsland) op 9 december 2009 — eDate Advertising GmbH/X

Zaak C-509/09: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Bundesgerichtshof (Duitsland) op 9 december 2009 — eDate Advertising GmbH/X

22.5.2010

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 134/14


Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Bundesgerichtshof (Duitsland) op 9 december 2009 — eDate Advertising GmbH/X

(Zaak C-509/09)

2010/C 134/23

Procestaal: Duits

Verwijzende rechter

Bundesgerichtshof

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: eDate Advertising GmbH

Verwerende partij: X

Prejudiciële vragen

1.

Moeten de woorden „plaats waar het schadebrengende feit zich kan voordoen” in artikel 5, punt 3, van verordening (EG) nr. 44/2001 van de Raad van 22 december 2000 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (hierna: „verordening nr. 44/2001”)(1) in het geval van (dreigende) schendingen van persoonlijkheidsrechten door de inhoud van een website aldus worden uitgelegd,

dat de betrokkene tegen de beheerder van de website, ongeacht in welke lidstaat deze gevestigd is, ook een vordering tot staking kan instellen bij de gerechten van elke lidstaat waar die website kan worden opgeroepen,

of

is voor de bevoegdheid van de gerechten van een lidstaat waarin de beheerder van de website niet is gevestigd, naast de louter technische mogelijkheid om die website op te roepen ook vereist dat er tussen de gelaakte inhoud of de website en de staat van het gerecht een bijzonder verband bestaat?

2.

Indien een dergelijk bijzonder verband vereist is:

Welke criteria zijn bepalend voor dat verband?

Is het beslissend dat de website door de beheerder ervan doelbewust (ook) wordt gericht tot de internetgebruikers in de staat van het gerecht, of volstaat het dat de op de website raadpleegbare informatie een zodanige objectieve band heeft met die staat dat de tegenstrijdige belangen — het belang van de verzoeker bij de eerbiediging van zijn persoonlijkheidsrecht en het belang van de beheerder bij de vormgeving van zijn website en de informatieverstrekking — in de gegeven omstandigheden, met name op grond van de inhoud van de website, in de staat van het gerecht daadwerkelijk met elkaar kunnen hebben gebotst of kunnen botsen?

Is het voor de vaststelling van het bijzonder verband van belang hoe vaak de website in de staat van het gerecht is opgeroepen?

3.

Indien voor de bevoegdheid geen bijzonder verband vereist is of indien het daarvoor volstaat dat de informatie in kwestie een zodanige objectieve band heeft met de staat van het gerecht dat de tegenstrijdige belangen in de gegeven omstandigheden, met name op grond van de inhoud van de website, in de staat van het gerecht daadwerkelijk met elkaar kunnen hebben gebotst of kunnen botsen, en voor een dergelijk verband niet vereist is dat de betrokken website in de staat van het gerecht een minimum aantal keren is opgeroepen:

Moet artikel 3, leden 1 en 2, van richtlijn 2000/31/EG van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2000 betreffende bepaalde juridische aspecten van de diensten van de informatiemaatschappij, met name de elektronische handel, in de interne markt (hierna: „richtlijn inzake elektronische handel”)(2) aldus worden uitgelegd,

dat aan die bepalingen een dusdanige conflictenrechtelijke betekenis moet worden toegekend dat zij ook in het burgerlijk recht de verplichting meebrengen om uitsluitend het recht van het land van herkomst toe te passen, waarbij de nationale collisieregels opzij worden geschoven,

of

leveren die bepalingen een correctie op materieelrechtelijk vlak op, waardoor het materieelrechtelijke resultaat van het overeenkomstig de nationale collisieregels toepasselijke recht inhoudelijk gewijzigd wordt en wordt gereduceerd tot de vereisten van het land van herkomst?

Indien artikel 3, leden 1 en 2, van de richtlijn inzake elektronische handel een conflictenrechtelijk karakter heeft:

Verplichten die bepalingen enkel tot de uitsluitende toepassing van het materiële recht van het land van herkomst of ook tot de toepassing van de aldaar geldende collisieregels, zodat terugverwijzing door het recht van het land van herkomst naar het recht van het land van bestemming mogelijk blijft?