Zaak C-54/09 P: Hogere voorziening ingesteld op 6 februari 2009 door Helleense Republiek tegen het arrest van het Gerecht van eerste aanleg (Vijfde kamer) van 11 december 2008 in zaak T-339/06, Helleense Republiek/Commissie van de Europese Gemeenschappen
Zaak C-54/09 P: Hogere voorziening ingesteld op 6 februari 2009 door Helleense Republiek tegen het arrest van het Gerecht van eerste aanleg (Vijfde kamer) van 11 december 2008 in zaak T-339/06, Helleense Republiek/Commissie van de Europese Gemeenschappen
Hogere voorziening ingesteld op 6 februari 2009 door Helleense Republiek tegen het arrest van het Gerecht van eerste aanleg (Vijfde kamer) van 11 december 2008 in zaak T-339/06, Helleense Republiek/Commissie van de Europese Gemeenschappen
Partijen
Rekwirante: Helleense Republiek (vertegenwoordigers: I. Chalkias en M. Tassopoulou, gemachtigden)
Andere partij in de procedure: Commissie van de Europese Gemeenschappen
Conclusies
- het beroep ontvankelijk verklaren;
- het arrest van het Gerecht van eerste aanleg vernietigen;
- het beroep van het Helleense Republiek overeenkomstig haar vorderingen toewijzen;
- de Commissie verwijzen in de kosten.
Middelen en voornaamste argumenten
De Helleense Republiek betoogt: 1) dat het Gerecht van eerste aanleg de artikelen 16, leden 1 en 2, en 17 van verordening nr. 1227/2000 verkeerd heeft uitgelegd, door ervan uit te gaan dat de in artikel 16, lid 1, genoemde termijn dwingend is, terwijl deze indicatief is, zoals blijkt uit de uitlegging van lid 2 van de artikelen 16 en 17 van deze verordening; 2) dat het Gerecht van eerste aanleg artikel 10 van het Verdrag en de algemene rechtsbeginselen verkeerd heeft uitgelegd, voor zover de Europese Commissie heeft erkend dat zij 23 dagen vóór de vaststelling van de litigieuze beschikking kennis had genomen van de gecorrigeerde gegevens maar daarmee geen rekening heeft gehouden, en door andere lidstaten buiten de termijnen ingediende gegevens wel heeft aanvaard maar heeft geweigerd om ten aanzien van Griekenland op dezelfde wijze te handelen, waardoor zij de beginselen van loyale samenwerking, van behoorlijk bestuur en van gelijke behandeling heeft geschonden, en 3) dat het bestreden arrest van het Gerecht van eerste aanleg een tegenstrijdige motivering bevat omdat de stelling dat de termijn dwingend is in strijd is met de stelling en de aanvaarding van het feit dat de Commissie gegevens die ook na het verstrijken van de termijn waren ingediend, wel heeft aanvaard.
--------------------------------------------------