Home

Zaak C-532/09 P: Hogere voorziening ingesteld op 18 december 2009 door Vladimir Ivanov tegen de beschikking van het Gerecht van eerste aanleg (Derde kamer) van 30 september 2009 in zaak T-166/08, Ivanov/Commissie

Zaak C-532/09 P: Hogere voorziening ingesteld op 18 december 2009 door Vladimir Ivanov tegen de beschikking van het Gerecht van eerste aanleg (Derde kamer) van 30 september 2009 in zaak T-166/08, Ivanov/Commissie

Hogere voorziening ingesteld op 18 december 2009 door Vladimir Ivanov tegen de beschikking van het Gerecht van eerste aanleg (Derde kamer) van 30 september 2009 in zaak T-166/08, Ivanov/Commissie

Partijen

Rekwirant: Vladimir Ivanov (vertegenwoordiger: F. Rollinger, avocat)

Andere partij in de procedure: Europese Commissie

Conclusies

- de hogere voorziening ontvankelijk verklaren;

- de hogere voorziening gegrond verklaren;

- de beschikking van het Gerecht van eerste aanleg van 30 september 2009 vernietigen;

- beslissen overeenkomstig het inleidend verzoekschrift;

- de wederpartij in de kosten van beide instanties verwijzen.

Middelen en voornaamste argumenten

Rekwirant voert ter staving van zijn hogere voorziening drie middelen aan.

Met zijn eerste middel, bestaande uit twee onderdelen, stelt hij dat het Gerecht geen exceptie van misbruik van procedure had mogen opwerpen ter motivering van de niet-ontvankelijkheid van zijn vordering uit niet-contractuele aansprakelijkheid, aangezien deze exceptie slechts van toepassing is in de zeer beperkte en buitengewone gevallen waarin de vordering tot schadevergoeding strekt tot betaling van eenzelfde bedrag als de verzoeker zou hebben ontvangen bij het slagen van een beroep tot nietigverklaring. In het onderhavige geval staat de door rekwirant ingestelde vordering tot schadevergoeding echter geheel op zichzelf, daar zij erop is gericht om de Commissie buitencontractueel aansprakelijk te stellen voor de wijze waarop zij zich ten opzichte van hem heeft gedragen, en niet om in een financiële situatie te worden geplaatst die identiek is aan degene waarin hij zou hebben verkeerd in geval van nietigverklaring van de besluiten van de Commissie.

In dit verband is rekwirant overigens van mening dat het Gerecht de exceptie van misbruik van procedure niet ambtshalve had mogen opwerpen, aangezien de bewijslast hiervan rust op de verwerende partij.

Met zijn tweede middel stelt rekwirant dat het Gerecht blijk heeft gegeven van een onjuiste rechtsopvatting door als voorafgaande voorwaarde voor de buitencontractuele aansprakelijkheid van de Commissie te eisen dat wordt vastgesteld dat zij onrechtmatig heeft gehandeld, terwijl het in zijn meest recente rechtspraak de onrechtmatigheid van de handelwijze van de gemeenschapsinstellingen niet meer als voorwaarde heeft gesteld voor het ontstaan van de aansprakelijkheid van deze instellingen.

Tot slot is rekwirant met zijn derde middel van mening dat zijn recht op een doeltreffende voorziening in rechte zoals neergelegd in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, door de bestreden beschikking is geschonden, voor zover hierin is geoordeeld dat een beroep tot nietigverklaring gepaster is dan een beroep tot schadevergoeding.

--------------------------------------------------