Home

Zaak C-137/10: Arrest van het Hof (Derde kamer) van 5 mei 2011 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Raad van State — België) — Europese Gemeenschappen/Brussels Hoofdstedelijk Gewest (Artikelen 207, lid 2, EG en 282 EG — Vertegenwoordiging van Europese Gemeenschappen voor nationale rechterlijke instanties — Aan Commissie verleende bevoegdheden — Delegatie van vertegenwoordigingsbevoegdheid aan andere gemeenschapsinstellingen — Voorwaarden)

Zaak C-137/10: Arrest van het Hof (Derde kamer) van 5 mei 2011 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Raad van State — België) — Europese Gemeenschappen/Brussels Hoofdstedelijk Gewest (Artikelen 207, lid 2, EG en 282 EG — Vertegenwoordiging van Europese Gemeenschappen voor nationale rechterlijke instanties — Aan Commissie verleende bevoegdheden — Delegatie van vertegenwoordigingsbevoegdheid aan andere gemeenschapsinstellingen — Voorwaarden)

25.6.2011

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 186/6


Arrest van het Hof (Derde kamer) van 5 mei 2011 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Raad van State — België) — Europese Gemeenschappen/Brussels Hoofdstedelijk Gewest

(Zaak C-137/10)(1)

(Artikelen 207, lid 2, EG en 282 EG - Vertegenwoordiging van Europese Gemeenschappen voor nationale rechterlijke instanties - Aan Commissie verleende bevoegdheden - Delegatie van vertegenwoordigingsbevoegdheid aan andere gemeenschapsinstellingen - Voorwaarden)

2011/C 186/10

Procestaal: Frans

Verwijzende rechter

Raad van State

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Europese Gemeenschappen

Verwerende partij: Brussels Hoofdstedelijk Gewest

Voorwerp

Verzoek om een prejudiciële beslissing — Raad van State — Uitlegging van de artikelen 282 en 207, lid 2, eerste alinea, EG — Voorwaarden voor de delegatie, door de Commissie, van de bevoegdheden van de Gemeenschap om in rechte op te treden, aan een andere instelling — Geldigheid van de lastgeving bij gebrek aan een nominatieve aanwijzing van de natuurlijke persoon die de gemachtigde instelling mag vertegenwoordigen — Bevoegdheid van de nationale rechterlijke instantie hierover uitspraak te doen — Twijfels over de geldigheid van de vertegenwoordiging in rechte van de Raad door zijn plaatsvervangend secretaris-generaal, die tot taak heeft het secretariaat-generaal te leiden — Inachtneming van het beginsel van de organisatorische autonomie van de instellingen

Dictum

De lastgeving waarbij de Europese Commissie haar bevoegdheid ex artikel 282 EG om de Europese Gemeenschappen voor een nationale rechterlijke instantie te vertegenwoordigen in een geding dat een andere instelling betrof, aan deze instelling heeft gedelegeerd, was rechtsgeldig verstrekt, ongeacht of in deze lastgeving al dan niet een natuurlijke persoon met naam was aangewezen om de gemachtigde instelling te vertegenwoordigen. In dergelijke gevallen kon zowel deze instelling als de natuurlijke persoon, zo er een was aangewezen, volmacht geven aan een advocaat om de Europese Gemeenschappen te vertegenwoordigen.