Home

Samenvatting van het arrest

Samenvatting van het arrest

Zaak C‑571/10

Servet Kamberaj

tegen

Istituto per l’Edilizia Sociale della Provincia autonoma di Bolzano (IPES) e.a.

(verzoek van het Tribunale di Bolzano om een prejudiciële beslissing)

„Ruimte van vrijheid, veiligheid en recht — Artikel 34 van Handvest van grondrechten van Europese Unie — Richtlijn 2003/109/EG — Status van langdurig ingezeten onderdanen van derde landen — Recht op gelijke behandeling voor wat betreft sociale zekerheid, sociale bijstand en sociale bescherming — Afwijking van beginsel van gelijke behandeling voor maatregelen op gebied van sociale bijstand en sociale bescherming — ‚Belangrijkste prestaties’ van toepassingsgebied van die afwijking uitgesloten — Nationale bepalingen die voorzien in huursubsidie voor minder draagkrachtige huurders — Bedrag van middelen dat op basis van verschillend gewogen gemiddelde is bepaald en voor onderdanen van derde landen is bestemd — Afwijzing van aanvraag van huursubsidie op grond van uitputting van voor onderdanen van derde landen bestemd bedrag”

Samenvatting van het arrest

1.        Recht van Unie — Grondrechten — Europees Verdrag tot bescherming van rechten van mens — Conflict tussen Verdrag en regel van nationaal recht — Verplichting van nationale rechter bepalingen van dat Verdrag rechtstreeks toe te passen — Ontbreken

(Art. 6, lid 3, VEU)

2.        Grenscontroles, asiel en immigratie — Immigratiebeleid — Status van langdurig ingezeten onderdanen van derde landen — Recht op gelijke behandeling voor sociale zekerheid, sociale bijstand en sociale bescherming

(Richtlijn 2003/109 van de Raad, art. 11, lid 1, sub d, en lid 4)

1.        De verwijzing in artikel 6, lid 3, VEU naar het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens brengt niet mee dat de nationale rechter in geval van conflict tussen een regel van nationaal recht en dat verdrag rechtstreeks de bepalingen van dit laatste moet toepassen en de daarmee onverenigbare regel van nationaal recht buiten toepassing moet laten.

Deze bepaling van het EU-Verdrag geeft weliswaar het beginsel weer dat de fundamentele rechten integrerend deel uitmaken van de algemene rechtsbeginselen waarvan het Hof de eerbiediging verzekert, maar dat artikel geldt niet voor de verhouding tussen het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de rechtsorden van de lidstaten en bepaalt evenmin de consequenties die de nationale rechter moet trekken in geval van conflict tussen de door dat verdrag gewaarborgde rechten en een regel van nationaal recht.

(cf. punten 61-63, dictum 2)

2.        Artikel 11, lid 1, sub d, van richtlijn 2003/109 betreffende de status van langdurig ingezeten onderdanen van derde landen moet aldus worden uitgelegd dat het in de weg staat aan een nationale of regionale regeling op grond waarvan voor de toekenning van bijstand voor huisvesting een onderdaan van een derde land die de door de bepalingen van die richtlijn toegekende status van langdurig ingezetene bezit, bij de verdeling van de voor die bijstand bestemde gelden anders wordt behandeld dan eigen onderdanen die in dezelfde provincie of regio wonen, voor zover een dergelijke bijstand onder een van de drie in die bepaling genoemde categorieën valt en lid 4 van hetzelfde artikel niet van toepassing is.

Nu de integratie van onderdanen van derde landen die duurzaam in de lidstaten gevestigd zijn en het recht van die onderdanen op gelijke behandeling op de in artikel 11, lid 1, van richtlijn 2003/109 genoemde gebieden de algemene regel is, moet de afwijking die is neergelegd in lid 4 van hetzelfde artikel, strikt worden uitgelegd. Een overheidsorgaan — op landelijk, regionaal of lokaal niveau — kan die afwijking slechts inroepen indien de instanties die in de betrokken lidstaat bevoegd zijn om aan richtlijn 2003/109 uitvoering te geven, duidelijk te kennen hebben gegeven, zich op die afwijking te zullen beroepen.

De betekenis en de draagwijdte van het begrip „belangrijkste prestaties” in artikel 11, lid 4, van richtlijn 2003/109 moeten worden achterhaald rekening houdend met de context waarin dit artikel zich bevindt en met het door deze richtlijn nagestreefde doel, te weten de integratie van onderdanen van derde landen die legaal duurzaam in de lidstaten hebben gewoond. Laatstgenoemde bepaling moet aldus worden begrepen dat de lidstaten op grond hiervan de gelijke behandeling waarvoor de houders van de door die richtlijn toegekende status in aanmerking komen, mogen beperken, behalve voor de door de — landelijke, regionale of lokale — overheidsorganen toegekende prestaties op het gebied van sociale bijstand of sociale bescherming die ertoe bijdragen dat de betrokkene in zijn elementaire behoeften kan voorzien.

Voor zover bijstand voor huisvesting voldoet aan de in artikel 34 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie vermelde doelstelling, te weten eenieder die niet over voldoende middelen beschikt, een waardig bestaan te verzekeren, kan zij naar het recht van de Unie niet worden geacht geen deel uit te maken van de belangrijkste prestaties in de zin van artikel 11, lid 4, van richtlijn 2003/109. De nationale rechter dient de noodzakelijke vaststellingen te doen en daarbij het doel van die subsidie, het bedrag ervan, de voorwaarden voor toekenning ervan en de plaats ervan in het nationale stelsel van sociale bijstand in de beschouwing te betrekken.

(cf. punten 86-87, 90-93, dictum 3)