Home

Zaak C-110/10 P: Hogere voorziening ingesteld op 1 maart 2010 door Solvay SA tegen het arrest van het Gerecht (Zesde kamer) van 17 december 2009 in zaak T-58/01, Solvay/Commissie

Zaak C-110/10 P: Hogere voorziening ingesteld op 1 maart 2010 door Solvay SA tegen het arrest van het Gerecht (Zesde kamer) van 17 december 2009 in zaak T-58/01, Solvay/Commissie

19.6.2010

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 161/16


Hogere voorziening ingesteld op 1 maart 2010 door Solvay SA tegen het arrest van het Gerecht (Zesde kamer) van 17 december 2009 in zaak T-58/01, Solvay/Commissie

(Zaak C-110/10 P)

2010/C 161/22

Procestaal: Frans

Partijen

Rekwirante: Solvay SA (vertegenwoordigers: P.-A. Foriers, R. Jafferali, F. Louis, A. Vallery, advocaten)

Andere partij in de procedure: Europese Commissie

Conclusies

De onderhavige zaak voegen met de hogere voorziening die verzoekster heeft ingesteld tegen het arrest van het Gerecht van 17 december 2009 in zaak T-57/01;

het bestreden arrest van 17 december 2009 vernietigen;

dienovereenkomstig het beroep op de vernietigde punten opnieuw onderzoeken en de beschikking van de Commissie van 13 december 2000 nietig verklaren;

de geldboete van 2,25 miljoen euro nietig verklaren, zo niet deze boete in zeer aanzienlijke mate verlagen ter vergoeding van de ernstige schade die rekwirante door de extreem lange duur van de procedure heeft geleden;

de Commissie veroordelen in de kosten van de procedure in hogere voorziening en in de kosten van de procedure voor het Gerecht

Middelen en voornaamste argumenten

Tot staving van haar hogere voorziening voert rekwirante drie middelen aan.

Met haar eerste middel, dat bestaat uit vijf onderdelen, voert rekwirante schending aan van het recht om binnen een redelijke termijn te worden berecht. Rekwirante verwijt het Gerecht vooral, de duur van de procedure niet globaal te hebben beoordeeld, dat wil zeggen van de administratieve tot en met de gerechtelijke procedure (eerste onderdeel), geen rekening te hebben gehouden met de duur van de voor het Gerecht gevoerde procedure (tweede onderdeel), aan de sanctie van overschrijding van de redelijke termijn de voorwaarde te hebben verbonden dat een concrete aantasting van haar rechten van de verdediging wordt aangetoond, terwijl het hier gaat om twee onafhankelijke, afzonderlijke beginselen (derde onderdeel), te hebben geoordeeld dat van een dergelijke aantasting in casu geen sprake is (vierde onderdeel), en de feiten onjuist te hebben voorgesteld door te overwegen dat rekwirante ervan had afgezien, subsidiair een verlaging van de geldboete te vorderen wegens overschrijding van een redelijke termijn (vijfde middel), ofschoon zij uitdrukkelijk nietigverklaring althans verlaging van de geldboete op die grond had gevorderd.

Met haar tweede middel, dat uit vijf onderdelen bestaat, klaagt rekwirante over schending van de rechten van de verdediging door het Gerecht, met het betoog dat haar is gevraagd aan te tonen dat stukken in het dossier die bij de Commissie verloren zijn gegaan van nut hadden kunnen zijn voor haar verweer (eerste onderdeel). Het is immers niet zonder enig voorlopig onderzoek van het dossier bij voorbaat uitgesloten dat de bewuste documenten de door de Commissie gegeven beschikking hebben beïnvloed (tweede en derde onderdeel). Zij verwijt het Gerecht voorts, in het bestreden arrest te hebben geoordeeld dat zij niet heeft aangetoond dat de stukken die verloren zijn gegaan voor haar verweer van nut hadden kunnen zijn en daartoe te hebben overwogen dat rekwirante voor het Gerecht geen middel had aangevoerd waarmee zij het bestaan van de overeenkomst bestreed, terwijl rekwirante dit middel voor de Commissie had geformuleerd en de inhoud van de verloren gegane documenten door niemand meer kan worden bepaald (vierde onderdeel). Tot slot verwijt zij het Gerecht, het belang van de verloren gegane documenten te hebben ontkend met de overweging dat het rekwirantes middel ten gronde betreffende het ontbreken van gevolgen voor de handel tussen lidstaten reeds had verworpen, ofschoon het de inhoud van de stukken die verloren zijn gegaan niet kent en het derhalve niet kan uitsluiten dat rekwirante daaraan aanvullende argumenten en zelfs geheel nieuwe middelen had kunnen ontlenen, zowel ten gronde als met betrekking tot het bedrag van de geldboete of de regelmatigheid van de procedure (vijfde onderdeel).

Met haar derde en laatste middel klaagt rekwirante over schending van haar recht te worden gehoord na de nietigverklaring door het Gerecht van een eerste beschikking waarbij haar een geldboete is opgelegd en voordat de Commissie de bestreden beschikking gaf. In het bestreden arrest wordt niet volledig ingegaan op haar beroep tot nietigverklaring, terwijl niet de verplichting van de Commissie wordt erkend, de betrokken onderneming te horen wanneer in een eerder arrest van het Gerecht is vastgesteld dat een onregelmatigheid in de procedure de voorbereidende maatregelen heeft beïnvloed.