Zaak C-595/10 P: Hogere voorziening ingesteld op 16 december 2010 door het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland tegen het arrest van het Gerecht (Zevende kamer) van 30 september 2010 in zaak T-85/09, Yassin Abdullah Kadi/Europese Commissie
Zaak C-595/10 P: Hogere voorziening ingesteld op 16 december 2010 door het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland tegen het arrest van het Gerecht (Zevende kamer) van 30 september 2010 in zaak T-85/09, Yassin Abdullah Kadi/Europese Commissie
5.3.2011 | NL | Publicatieblad van de Europese Unie | C 72/10 |
Hogere voorziening ingesteld op 16 december 2010 door het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland tegen het arrest van het Gerecht (Zevende kamer) van 30 september 2010 in zaak T-85/09, Yassin Abdullah Kadi/Europese Commissie
(Zaak C-595/10 P)
2011/C 72/17
Procestaal: Engels
Partijen
Rekwirant: Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland (vertegenwoordigers: E. Jenkinson, gemachtigde, D. Beard en M. Wood, barristers)
Andere partijen in de procedure: Yassin Abdullah Kadi, Europese Commissie, Raad van de Europese Unie, Franse Republiek
Conclusies
— | Het arrest van het Gerecht in zaak T-85/09 in zijn geheel vernietigen; |
— | het beroep van Yassin Abdullah Kadi tot nietigverklaring van verordening nr. 881/2002(1) verwerpen, voor zover deze op hem betrekking heeft; |
— | Yassin Abdullah Kadi verwijzen in de kosten van het Verenigd Koninkrijk van de procedure voor het Hof. |
Middelen en voornaamste argumenten
De conclusie van het Gerecht dat volledige rechterlijke toetsing passend is voor EU-maatregelen waarbij resoluties van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties correct zijn omgezet, is strijdig met de bepalingen van de EU-Verdragen en de rechtspraak van de rechterlijke instanties van de Unie. Zij druist rechtstreeks in tegen de ontstaansgeschiedenis en doelstelling van de EU en, met name, tegen de ontwikkeling van een gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid.
Het Handvest van de Verenigde Naties vereist dat de lidstaten van de Verenigde Naties de verplichtingen van dat Handvest nakomen. Die verplichtingen prevaleren boven de verplichtingen die uit andere internationale verdragen kunnen voortvloeien. Dergelijke verplichtingen omvatten die welke door de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties zijn opgelegd om het internationale terrorisme te bestrijden.
Inzonderheid gelet op de artikelen 3, lid 5, en 21, VEU, en artikel 351 VWEU, prevaleert de verplichting van de EU-lidstaten om de besluiten van de Veiligheidsraad na te komen boven de verplichtingen die uit de EU-Verdragen kunnen voortvloeien.
De EU dient zichzelf gebonden te achten aan de bepalingen van de VN-Handvest en op basis daarvan genomen besluiten van de VN-Veiligheidsraad.
Het is onverenigbaar met de bindende werking van de besluiten van de VN-Veiligheidsraad wanneer een rechterlijke instantie van de Unie zou overgaan tot een volledige toetsing van de EU-maatregelen die beogen de besluiten van de Veiligheidsraad te implementeren.
Voor zover een toetsing van EU-maatregelen die besluiten van de Veiligheidsraad correct implementeren passend is, dienen de rechterlijke instanties van de Unie naar behoren rekening te houden met de aard en doelstelling van het Handvest van de Verenigde Naties en de rol van de Veiligheidsraad als het voornaamste orgaan dat belast is met het verzekeren van de internationale vrede en veiligheid. Gezien de aard van de Veiligheidsraad en de belangrijke rol die hij vervult, gelet op de oprichting en werking van het Bureau van de Ombudsman en naar behoren rekening houdend met de samenvatting van de redenen die aan de Commissie en aan Yassin Abdullah Kadi zijn verstrekt, is er geen grond om verordening 881/2002 nietig te verklaren voor zover zij Yassin Abdullah Kadi betreft.