Home

Zaak C-618/10: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Audiencia Provincial de Barcelona (Spanje) op 29 december 2010 — Banco Español de Crédito, S.A./Joaquín Calderón Camino

Zaak C-618/10: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Audiencia Provincial de Barcelona (Spanje) op 29 december 2010 — Banco Español de Crédito, S.A./Joaquín Calderón Camino

26.3.2011

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 95/2


Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Audiencia Provincial de Barcelona (Spanje) op 29 december 2010 — Banco Español de Crédito, S.A./Joaquín Calderón Camino

(Zaak C-618/10)

2011/C 95/03

Procestaal: Spaans

Verwijzende rechter

Audiencia Provincial de Barcelona (Spanje)

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Banco Español de Crédito, S.A.

Verwerende partij: Joaquín Calderón Camino

Prejudiciële vragen

1)

Is het in strijd met het gemeenschapsrecht, in het bijzonder uit het oogpunt van het consumenten- en gebruikersrecht, dat een nationale rechterlijke instantie zich niet ambtshalve ab limine litis in welke fase van de procedure dan ook uitspreekt over de nietigheid en de wijziging van een beding over moratoire rente (in casu van 29 %) in een consumentenkredietovereenkomst? Kan de rechtbank ervoor kiezen om, zonder de [door de communautaire wetgeving erkende] rechten van de consument te wijzigen, in te stemmen met een eventueel onderzoek van dit beding op initiatief van de schuldenaar (wanneer die daartoe de passende procedurele maatregel van verzet heeft aangewend)?

2)

Hoe moet dienaangaande artikel 83 van Real Decreto Legislativo 1/2007 (oud artikel 8 van Ley General 26/1984, de 19 de julio, para la Defensa de los Consumidores y Usuarios) worden uitgelegd in overeenstemming met artikel 6, lid 1, van richtlijn 93/13/EEG(1) en artikel 2 van richtlijn 2009/22/EG(2)? Wat is de draagwijdte van artikel 6, lid 1, van richtlijn 93/13 dienaangaande wanneer het bepaalt dat oneerlijke bedingen „de consument niet binden”?

3)

Kan de ambtshalve rechterlijke toetsing ab limine litis worden uitgesloten wanneer de verzoeker in het verzoek een duidelijke precisering geeft van de moratoire rentevoet, het bedrag van de schuldvordering, met inbegrip van de hoofdsom en de rente, de contractuele boetes en de kosten, de rentevoet en de termijn waarvoor rente wordt gevorderd (of een verwijzing naar de automatische vermeerdering van de hoofdsom met de wettelijke rente krachtens het recht van de lidstaat van oorsprong), de grondslag van de rechtsvordering, waaronder een beschrijving van de elementen waarmee de schuldvordering en de geëiste rente worden gestaafd, en wordt gepreciseerd of het gaat om wettelijke rente, contractuele rente, kapitalisatie van de rente of rentevoet van een lening, of het door de eiser werd berekend en hoeveel hoger het percentage is dan de basisrente van de Europese Centrale Bank, in de zin van de communautaire verordening betreffende de Europese betalingsbevelprocedure?(3)

4)

Is, bij ontbreken van omzetting, de financiële instelling op grond van [de artikelen 5, lid 1, sub l en m, 6, lid 1, sub i, en 10, lid 2, sub l,] van richtlijn 2008/48/EG(4), die het hebben over „wijzigingsmodaliteiten”, verplicht om specifiek en nadrukkelijk de verwijzingen naar de moratoire rente in geval van wanbetaling in de overeenkomst, en de gegevens die voor de berekening van deze rente in aanmerking worden genomen (financiële kosten, inningskosten,.) duidelijk op een opvallende plaats (niet in de hoofdtekst, maar apart) te groeperen onder „precontractuele informatie”, en om een waarschuwing op te nemen betreffende de gevolgen van wanbetaling wat de kostenelementen betreft?

5)

Bevat artikel 6, lid 2, van richtlijn 2008/48/EG een verplichting tot kennisgeving van de vervroegde beëindiging van het krediet of de lening waardoor de moratoire rente begint te lopen? Is het beginsel van het verbod van ongerechtvaardigde verrijking van artikel 7 van richtlijn 2008/48 van toepassing wanneer de kredietinstelling niet alleen het goed (het geleende kapitaal) terugvordert, maar ook bijzonder hoge moratoire rente vordert?

6)

Mag een rechtbank bij ontbreken van een omzettingsbepaling en tegen de achtergrond van artikel 11, lid 2, van richtlijn 2005/29/EG(5), ambtshalve het oneerlijk karakter van de opname van een beding over moratoire rente in de overeenkomst onderzoeken?