Home

Zaak C-79/10: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Bundesfinanzhof (Duitsland) op 11 februari 2010 - Systeme Helmholz GmbH/Hauptzollamt Nürnberg

Zaak C-79/10: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Bundesfinanzhof (Duitsland) op 11 februari 2010 - Systeme Helmholz GmbH/Hauptzollamt Nürnberg

Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Bundesfinanzhof (Duitsland) op 11 februari 2010 - Systeme Helmholz GmbH/Hauptzollamt Nürnberg

Verwijzende rechter

Bundesfinanzhof

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Systeme Helmholz GmbH

Verwerende partij: Hauptzollamt Nürnberg

Prejudiciële vragen

1. Dient artikel 14, lid 1, sub b, eerste zin, van richtlijn 2003/96/EG van de Raad van 27 oktober 2003 tot herstructurering van de communautaire regeling voor de belasting van energieproducten en elektriciteit [1], aldus te worden uitgelegd dat de uitsluiting van de particuliere plezierluchtvaart van de belastingvrijstelling betekent dat de belastingvrijstelling voor energieproducten die worden geleverd voor gebruik als brandstof voor de luchtvaart, alleen behoort te worden verleend aan luchtvaartmaatschappijen, of dient de belastingvrijstelling te gelden voor alle in de luchtvaart gebruikte brandstoffen, voor zover het vliegtuig voor zakelijke doeleinden wordt gebruikt?

2. Dient artikel 15, lid 1, sub j, van richtlijn 2003/96/EG van de Raad van 27 oktober 2003 tot herstructurering van de communautaire regeling voor de belasting van energieproducten en elektriciteit, aldus te worden uitgelegd dat de bepaling ook van toepassing is op brandstof die een vliegtuig voor het vliegen naar en van een onderhoudsbedrijf nodig heeft, of geldt de vrijstellingsmogelijkheid alleen voor ondernemingen waarvan het werkelijke bedrijfsdoel de vervaardiging, de ontwikkeling, het testen en het onderhoud van luchtvaartuigen is?

3. Dient artikel 11, lid 3, van richtlijn 2003/96/EG van de Raad van 27 oktober 2003 tot herstructurering van de communautaire regeling voor de belasting van energieproducten en elektriciteit aldus te worden uitgelegd, dat, wanneer een zowel privé als commercieel gebruikt vliegtuig ten behoeve van onderhouds- en instructievluchten wordt ingezet, overeenkomstig artikel 14, lid 1, sub b, van voormelde richtlijn een belastingvrijstelling naar evenredigheid van het commerciële gebruik moet gelden voor de bij deze vluchten gebruikte brandstof?

4. Indien de derde vraag ontkennend wordt beantwoord: Kan uit de niet-toepasselijkheid van artikel 11, lid 3, van richtlijn 2003/96/EG van de Raad van 27 oktober 2003 tot herstructurering van de communautaire regeling voor de belasting van energieproducten en elektriciteit, in het kader van artikel 14, lid 1, sub b, van voormelde richtlijn, de conclusie worden getrokken dat bij gemengd gebruik van een vliegtuig voor privé- en commerciële doeleinden geen belastingvrijstelling voor onderhouds- en instructievluchten behoort te worden verleend?

5. Indien de derde vraag bevestigend wordt beantwoord, of eenzelfde rechtsgevolg voortvloeit uit een andere bepaling van richtlijn 2003/96/EG van de Raad van 27 oktober 2003 tot herstructurering van de communautaire regeling voor de belasting van energieproducten en elektriciteit: Welke criteria en welke referentieperiode moeten dan in acht worden genomen bij de vaststelling van het evenredige aandeel van elk type gebruik in de zin van artikel 11, lid 3, van voormelde richtlijn bij wat onderhouds- en instructievluchten betreft?

[1] PB L 283, blz. 51.

--------------------------------------------------