Home

Zaak C-199/11: Arrest van het Hof (Grote kamer) van 6 november 2012 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Rechtbank van Koophandel te Brussel — België) — Europese Gemeenschap/Otis NV, General Technic-Otis Sàrl, Kone Belgium NV, Kone Luxembourg Sàrl, Schindler NV, Schindler Sàrl, ThyssenKrupp Liften Ascenseurs NV, ThyssenKrupp Ascenseurs Luxembourg Sàrl (Vertegenwoordiging van de Europese Unie voor nationale rechterlijke instanties — Artikel 282 EG en artikel 335 VWEU — Vordering tot vergoeding van schade die mededingingsregeling aan de Unie heeft berokkend — Artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie — Recht op eerlijk proces — Recht op toegang tot rechter — „Equality of arms” — Artikel 16 van verordening nr. 1/2003)

Zaak C-199/11: Arrest van het Hof (Grote kamer) van 6 november 2012 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Rechtbank van Koophandel te Brussel — België) — Europese Gemeenschap/Otis NV, General Technic-Otis Sàrl, Kone Belgium NV, Kone Luxembourg Sàrl, Schindler NV, Schindler Sàrl, ThyssenKrupp Liften Ascenseurs NV, ThyssenKrupp Ascenseurs Luxembourg Sàrl (Vertegenwoordiging van de Europese Unie voor nationale rechterlijke instanties — Artikel 282 EG en artikel 335 VWEU — Vordering tot vergoeding van schade die mededingingsregeling aan de Unie heeft berokkend — Artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie — Recht op eerlijk proces — Recht op toegang tot rechter — „Equality of arms” — Artikel 16 van verordening nr. 1/2003)

12.1.2013

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 9/14


Arrest van het Hof (Grote kamer) van 6 november 2012 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Rechtbank van Koophandel te Brussel — België) — Europese Gemeenschap/Otis NV, General Technic-Otis Sàrl, Kone Belgium NV, Kone Luxembourg Sàrl, Schindler NV, Schindler Sàrl, ThyssenKrupp Liften Ascenseurs NV, ThyssenKrupp Ascenseurs Luxembourg Sàrl

(Zaak C-199/11)(1)

(Vertegenwoordiging van de Europese Unie voor nationale rechterlijke instanties - Artikel 282 EG en artikel 335 VWEU - Vordering tot vergoeding van schade die mededingingsregeling aan de Unie heeft berokkend - Artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie - Recht op eerlijk proces - Recht op toegang tot rechter - „Equality of arms” - Artikel 16 van verordening nr. 1/2003)

2013/C 9/20

Procestaal: Nederlands

Verwijzende rechter

Rechtbank van Koophandel te Brussel

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Europese Gemeenschap

Verwerende partijen: Otis NV, General Technic-Otis Sàrl, Kone Belgium NV, Kone Luxembourg Sàrl, Schindler NV, Schindler Sàrl, ThyssenKrupp Liften Ascenseurs NV, ThyssenKrupp Ascenseurs Luxembourg Sàrl

Voorwerp

Verzoek om een prejudiciële beslissing — Rechtbank van Koophandel te Brussel — Uitlegging van artikel 282 EG (thans artikel 335 VWEU) — Vertegenwoordiging van de Europese Unie voor de nationale rechterlijke instanties — Vordering tot schadevergoeding — Regels voor de indiening van een dergelijke vordering door de instellingen

Dictum

1)

Het Unierecht moet aldus worden uitgelegd dat het zich in omstandigheden als die van het hoofdgeding niet ertegen verzet dat de Europese Commissie de Europese Unie vertegenwoordigt voor een nationale rechterlijke instantie waarbij een civiele vordering is ingesteld tot vergoeding van de schade die de Unie heeft geleden wegens een door artikel 81 EG en artikel 101 VWEU verboden mededingingsregeling of onderling afgestemde feitelijke gedraging, die een ongunstige invloed kan hebben gehad op sommige overheidsopdrachten die door verschillende instellingen en organen van de Unie zijn geplaatst; de Commissie hoeft daartoe geen mandaat van deze instellingen of organen te bezitten.

2)

Artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie verzet zich niet ertegen dat de Europese Commissie namens de Europese Unie bij een nationale rechterlijke instantie een vordering instelt tot vergoeding van de schade die de Unie heeft geleden wegens een mededingingsregeling of onderling afgestemde feitelijke gedraging waarvan bij een beschikking van die instelling is vastgesteld dat zij in strijd is met artikel 81 EG of artikel 101 VWEU.