Home

Zaak C-463/11: Arrest van het Hof (Vierde kamer) van 18 april 2013 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Verwaltungsgerichtshof Baden-Württemberg — Duitsland) — L/M (Richtlijn 2001/42/EG — Beoordeling van gevolgen voor milieu van bepaalde plannen en programma’s — Artikel 3, leden 4 en 5 — Vaststelling welk soort plannen aanzienlijke milieueffecten kan hebben — Bindende plannen voor „interne stedenbouwkundige ontwikkeling” die krachtens nationale wettelijke regeling zijn vrijgesteld van milieubeoordeling — Onjuiste beoordeling van kwalitatieve voorwaarde voor „interne stedenbouwkundige ontwikkeling” — Niet van belang voor geldigheid van bindend ontwikkelingsplan — Afbreuk aan nuttig effect van richtlijn)

Zaak C-463/11: Arrest van het Hof (Vierde kamer) van 18 april 2013 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Verwaltungsgerichtshof Baden-Württemberg — Duitsland) — L/M (Richtlijn 2001/42/EG — Beoordeling van gevolgen voor milieu van bepaalde plannen en programma’s — Artikel 3, leden 4 en 5 — Vaststelling welk soort plannen aanzienlijke milieueffecten kan hebben — Bindende plannen voor „interne stedenbouwkundige ontwikkeling” die krachtens nationale wettelijke regeling zijn vrijgesteld van milieubeoordeling — Onjuiste beoordeling van kwalitatieve voorwaarde voor „interne stedenbouwkundige ontwikkeling” — Niet van belang voor geldigheid van bindend ontwikkelingsplan — Afbreuk aan nuttig effect van richtlijn)

8.6.2013

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 164/4


Arrest van het Hof (Vierde kamer) van 18 april 2013 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Verwaltungsgerichtshof Baden-Württemberg — Duitsland) — L/M

(Zaak C-463/11)(1)

(Richtlijn 2001/42/EG - Beoordeling van gevolgen voor milieu van bepaalde plannen en programma’s - Artikel 3, leden 4 en 5 - Vaststelling welk soort plannen aanzienlijke milieueffecten kan hebben - Bindende plannen voor „interne stedenbouwkundige ontwikkeling” die krachtens nationale wettelijke regeling zijn vrijgesteld van milieubeoordeling - Onjuiste beoordeling van kwalitatieve voorwaarde voor „interne stedenbouwkundige ontwikkeling” - Niet van belang voor geldigheid van bindend ontwikkelingsplan - Afbreuk aan nuttig effect van richtlijn)

2013/C 164/06

Procestaal: Duits

Verwijzende rechter

Verwaltungsgerichtshof Baden-Württemberg

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: L

Verwerende partij: M

Voorwerp

Verzoek om een prejudiciële beslissing — Verwaltungsgerichtshof Baden-Württemberg — Uitlegging van artikel 3, leden 4 en 5, van richtlijn 2001/42/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 juni 2001 betreffende de beoordeling van de gevolgen voor het milieu van bepaalde plannen en programma’s (PB L 197, blz. 30) — Werkingssfeer — Nationale wettelijke regeling die voorziet in een versnelde procedure, zonder milieubeoordeling, voor het vaststellen van stadsontwikkelingsplannen die het gebruik bepalen van kleine gebieden op lokaal niveau en die voldoen aan bepaalde kwalitatieve en kwantitatieve voorwaarden — Onjuiste beoordeling van kwalitatieve voorwaarden

Dictum

Artikel 3, lid 5, juncto artikel 3, lid 4, van richtlijn 2001/42/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 juni 2001 betreffende de beoordeling van de gevolgen voor het milieu van bepaalde plannen en programma’s, moet in die zin worden uitgelegd dat het zich verzet tegen een nationale regeling als die welke aan de orde is in het hoofdgeding, krachtens welke de schending van een bij de bepalingen tot omzetting van deze richtlijn ingevoerde kwalitatieve voorwaarde waaronder de vaststelling van een bijzonder soort bindend ontwikkelingsplan is vrijgesteld van een milieubeoordeling uit hoofde van die richtlijn, niet van belang is voor de geldigheid van dat plan.