Zaak C-107/11: Beschikking van het Hof (Achtste kamer) van 16 februari 2012 — (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Consiglio di Giustizia Amministrativa per la Regione siciliana — Italië) — Ministero dell'Interno, Questura di Caltanissetta/Massimiliano Rizzo (Artikel 104, lid 3, eerste alinea, van Reglement voor procesvoering — Vrijheid van vestiging — Vrij verrichten van diensten — Kansspelen — Inzamelen van weddenschappen op sportevenementen — Vereiste van concessie — Gevolgen verbonden aan schending van Unierecht bij verlening van concessies — Verlening van 16300 bijkomende concessies — Beginsel van gelijke behandeling en transparantieverplichting — Rechtszekerheidsbeginsel — Bescherming van houders van eerdere concessies — Nationale regeling — Verplichte minimumafstanden tussen inzamelpunten van weddenschappen — Toelaatbaarheid — Grensoverschrijdende activiteiten vergelijkbaar met activiteiten waarvoor concessie wordt verleend — Verbod in nationale regeling — Toelaatbaarheid)
Zaak C-107/11: Beschikking van het Hof (Achtste kamer) van 16 februari 2012 — (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Consiglio di Giustizia Amministrativa per la Regione siciliana — Italië) — Ministero dell'Interno, Questura di Caltanissetta/Massimiliano Rizzo (Artikel 104, lid 3, eerste alinea, van Reglement voor procesvoering — Vrijheid van vestiging — Vrij verrichten van diensten — Kansspelen — Inzamelen van weddenschappen op sportevenementen — Vereiste van concessie — Gevolgen verbonden aan schending van Unierecht bij verlening van concessies — Verlening van 16300 bijkomende concessies — Beginsel van gelijke behandeling en transparantieverplichting — Rechtszekerheidsbeginsel — Bescherming van houders van eerdere concessies — Nationale regeling — Verplichte minimumafstanden tussen inzamelpunten van weddenschappen — Toelaatbaarheid — Grensoverschrijdende activiteiten vergelijkbaar met activiteiten waarvoor concessie wordt verleend — Verbod in nationale regeling — Toelaatbaarheid)
26.5.2012 | NL | Publicatieblad van de Europese Unie | C 151/13 |
Beschikking van het Hof (Achtste kamer) van 16 februari 2012 — (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Consiglio di Giustizia Amministrativa per la Regione siciliana — Italië) — Ministero dell'Interno, Questura di Caltanissetta/Massimiliano Rizzo
(Zaak C-107/11)(1)
(Artikel 104, lid 3, eerste alinea, van Reglement voor procesvoering - Vrijheid van vestiging - Vrij verrichten van diensten - Kansspelen - Inzamelen van weddenschappen op sportevenementen - Vereiste van concessie - Gevolgen verbonden aan schending van Unierecht bij verlening van concessies - Verlening van 16 300 bijkomende concessies - Beginsel van gelijke behandeling en transparantieverplichting - Rechtszekerheidsbeginsel - Bescherming van houders van eerdere concessies - Nationale regeling - Verplichte minimumafstanden tussen inzamelpunten van weddenschappen - Toelaatbaarheid - Grensoverschrijdende activiteiten vergelijkbaar met activiteiten waarvoor concessie wordt verleend - Verbod in nationale regeling - Toelaatbaarheid)
2012/C 151/21
Procestaal: Italiaans
Verwijzende rechter
Consiglio di Giustizia Amministrativa per la Regione siciliana
Partijen in het hoofdgeding
Verzoekende partij: Ministero dell'Interno, Questura di Caltanissetta
Verwerende partij: Massimiliano Rizzo
Voorwerp
Verzoek om een prejudiciële beslissing — Consiglio di Giustizia Amministrativa per la Regione siciliana — Vrij verkeer van personen — Vrijheid van vestiging — Vrij verrichten van diensten — Inzameling van weddenschappen — Nationale wettelijke regeling die de uitoefening van deze activiteit afhankelijk stelt van een toelating en van een politievergunning — Bescherming van houders van toelatingen en vergunningen, verleend op grond van procedures die andere exploitanten uit dezelfde sector op onrechtmatige wijze hebben uitgesloten — Verenigbaarheid met de artikelen 43 EG en 49 EG
Dictum
1) | De artikelen 43 EG en 49 EG, het beginsel van gelijke behandeling en het doeltreffendheidsbeginsel moeten aldus worden uitgelegd dat zij zich ertegen verzetten dat een lidstaat die in strijd met het Unierecht een categorie van exploitanten heeft uitgesloten van de verlening van concessies om een economische activiteit uit te oefenen en die probeert die schending te verhelpen door een aanzienlijk aantal nieuwe concessies aan te besteden, de door de bestaande exploitanten verworven handelsposities beschermt, in het bijzonder door te voorzien in minimumafstanden tussen de vestigingen van nieuwe concessiehouders en die van bestaande exploitanten. |
2) | De artikelen 43 EG en 49 EG moeten aldus worden uitgelegd dat zij zich ertegen verzetten dat aan personen die gebonden zijn aan een exploitant die in strijd met het Unierecht werd uitgesloten van een aanbesteding sancties worden opgelegd omdat zij zonder concessie of politievergunning een georganiseerde activiteit van inzameling van weddenschappen hebben uitgeoefend, zelfs niet na de nieuwe aanbesteding die bedoeld was om die schending van het Unierecht te verhelpen, wanneer die aanbesteding en de daaropvolgende verlening van nieuwe concessies de onrechtmatige uitsluiting van de betrokken exploitant van de eerdere aanbesteding niet doeltreffend hebben verholpen. |
3) | Uit de artikelen 43 EG en 49 EG, het beginsel van gelijke behandeling, de transparantieverplichting en het rechtszekerheidsbeginsel volgt dat de voorwaarden en modaliteiten van een aanbesteding zoals in het hoofdgeding aan de orde, en in het bijzonder de bepalingen die voorzien in het verval van op grond van een dergelijke aanbesteding verleende concessies, zoals artikel 23, lid 2, sub a, en lid 3, van de modelovereenkomst tussen de Amministrazione autonoma dei monopoli di Stato en de begunstigde van de concessie voor kansspelen betreffende andere evenementen dan paardenrennen, duidelijk, precies en ondubbelzinnig moeten zijn geformuleerd. Het staat aan de verwijzende rechter dit na te gaan. |