Home

Zaak C-155/11 PPU: Beschikking van het Hof (Eerste kamer) van 10 juni 2011 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Rechtbank ’s-Gravenhage — Nederland) — Bibi Mohammad Imran/Minister van Buitenlandse Zaken (Prejudiciële verwijzing — Afdoening zonder beslissing)

Zaak C-155/11 PPU: Beschikking van het Hof (Eerste kamer) van 10 juni 2011 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Rechtbank ’s-Gravenhage — Nederland) — Bibi Mohammad Imran/Minister van Buitenlandse Zaken (Prejudiciële verwijzing — Afdoening zonder beslissing)

10.9.2011

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 269/18


Beschikking van het Hof (Eerste kamer) van 10 juni 2011 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Rechtbank ’s-Gravenhage — Nederland) — Bibi Mohammad Imran/Minister van Buitenlandse Zaken

(Zaak C-155/11 PPU)(1)

(Prejudiciële verwijzing - Afdoening zonder beslissing)

2011/C 269/30

Procestaal: Nederlands

Verwijzende rechter

Rechtbank ’s-Gravenhage

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Bibi Mohammad Imran

Verwerende partij: Minister van Buitenlandse Zaken

Voorwerp

Verzoek om een prejudiciële beslissing — Rechtbank ’s-Gravenhage — Uitlegging van artikel 7, lid 2, van richtlijn 2003/86/EG van de Raad van 22 september 2003 inzake het recht op gezinshereniging (PB L 251, blz. 12) — Voorwaarden voor de uitoefening van dat recht — Nationale wettelijke regeling op basis waarvan een gezinslid van een persoon met de nationaliteit van een derde land die rechtmatig in de betrokken lidstaat woont, voor een inburgeringsexamen moet slagen om het nationale grondgebied te kunnen binnenkomen — Betrokken gezinslid dat moeder is van acht, waaronder 7 minderjarige, kinderen die legaal in de betrokken lidstaat wonen — Mogelijkheid om in de derde woonstaat een opleiding in de taal van de lidstaat te volgen — Medische redenen of andere gronden waardoor het betrokken gezinslid niet binnen een redelijke termijn voor het inburgeringsexamen kan slagen

Dictum

Over het door de Rechtbank ’s-Gravenhage (Nederland) bij beslissing van 31 maart 2011 ingediende verzoek om een prejudiciële beslissing hoeft geen uitspraak te worden gedaan.