Home

Zaak C-511/11 P: Hogere voorziening ingesteld op 4 oktober 2011 door Polimeri Europa SpA tegen het arrest van het Gerecht (Eerste kamer) van 13 juli 2011 in zaak T-59/07, Polimeri Europa/Commissie

Zaak C-511/11 P: Hogere voorziening ingesteld op 4 oktober 2011 door Polimeri Europa SpA tegen het arrest van het Gerecht (Eerste kamer) van 13 juli 2011 in zaak T-59/07, Polimeri Europa/Commissie

19.11.2011

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 340/13


Hogere voorziening ingesteld op 4 oktober 2011 door Polimeri Europa SpA tegen het arrest van het Gerecht (Eerste kamer) van 13 juli 2011 in zaak T-59/07, Polimeri Europa/Commissie

(Zaak C-511/11 P)

2011/C 340/23

Procestaal: Italiaans

Partijen

Rekwirante: Polimeri Europa SpA (vertegenwoordigers: M. Siragusa, F. M. Moretti, L. Nascimbene, avvocati)

Andere partij in de procedure: Europese Commissie

Conclusies

het arrest van het Gerecht geheel of ten dele vernietigen voor zover het beroep van Polimeri in zaak T-59/07 daarbij is verworpen, en bijgevolg:

i)

beschikking C(2006) 5700 def. van de Commissie van 29 november 2006 inzake een procedure op grond van artikel 81 (EG) en artikel 53 van de EER-Overeenkomst (zaak COMP/F/38.638 — Butadieenrubber en door polymerisatie in emulsie verkregen styreen-butadieenrubber (hierna: „beschikking”) geheel of ten dele nietig verklaren;

ii)

en/of de bij de beschikking aan Polimeri opgelegde geldboete nietig verklaren of althans verlagen;

subsidiair, het arrest geheel of ten dele vernietigen voor zover het beroep van Polimeri in zaak T-59/07 daarbij is verworpen, en de zaak naar het Gerecht terugwijzen om de zaak af te doen met inachtneming van de aanwijzingen die het Hof zal verstrekken;

de Commissie verwijzen in de kosten van het onderhavige geding en in de kosten die op de procedure in zaak T-59/07 zijn gevallen.

Middelen en voornaamste argumenten

Het Gerecht heeft een ernstige vergissing begaan bij de lezing van de mededeling van punten van bezwaar van 6 april 2006 en heeft daardoor op grond van onjuiste uitgangspunten afwijzend beslist op het derde middel van beroep van Polimeri, betreffende schending van de rechten van de verdediging als gevolg van het verschil tussen de mededeling van punten van bezwaar van 6 april 2006 en de beschikking ter zake van de wijze van verdeling van de aansprakelijkheid tussen Polimeri en Syndial.

Het Gerecht heeft voor de toerekening van de inbreuk aan Polimeri en voor de uitsluiting van Syndial van de adressaten van de beschikking de relevante communautaire rechtspraak onjuist toegepast en heeft de afwijzing van de door Polimeri dienaangaande geformuleerde grieven ontoereikend gemotiveerd.

Het Gerecht heeft de relevante communautaire rechtspraak onjuist toegepast bij het beoordelen van de grieven van Polimeri betreffende de verschillen tussen de verklaringen over bepaalde aspecten van de gestelde inbreuk die zijn afgelegd door verschillende personeelsleden van de ondernemingen die in het kader van de clementieregeling hadden meegewerkt. Door voorbij te gaan aan belangrijke bewijzen à decharge, heeft het Gerecht aldus zijn rechterlijke toetsing van de door Commissie aangedragen bewijselementen niet volledig uitgeoefend.

Het Gerecht is voorbijgegaan aan de ernstige vergissingen die de Commissie heeft gemaakt bij de toepassing van de Richtsnoeren voor de berekening van de geldboete en aan het feit dat de litigieuze inbreuk in de beschikking als „zeer zwaar” is aangemerkt. Bovendien heeft het Gerecht de afwijzing van de desbetreffende grieven van Polimeri ontoereikend gemotiveerd. Het Gerecht heeft de kwantificering van de aan Polimeri opgelegde geldboete niet aan een volledige rechterlijke toetsing onderworpen.

Het Gerecht is voorbijgegaan aan de ernstige vergissingen die de Commissie heeft gemaakt bij het bepalen van de vermenigvuldigingscoëfficiënt en heeft de afwijzing van de door Polimeri dienaangaande aangevoerde grieven ontoereikend gemotiveerd. Het Gerecht heeft bovendien geen rekening gehouden met het feit dat de Commissie bij de vaststelling van de vermenigvuldigingscoëfficiënt het beginsel van gelijke behandeling niet in acht heeft genomen, en heeft bovendien de afwijzing van de door Polimeri dienaangaande aangevoerde grieven ontoereikend gemotiveerd.

Het Gerecht heeft in het kader van de beoordeling van de grieven van Polimeri een ernstige vergissing begaan bij de toepassing van de relevante communautaire rechtspraak ter zake van de niet-ontvankelijkheid van een aantal bijlagen bij het inleidend verzoekschrift en heeft zijn oordeel dienaangaande ontoereikend gemotiveerd. Het Gerecht heeft daardoor het verweer aangetast dat Polimeri tegen de punten van bezwaar betreffende het bestaan van een mededingingsregeling en haar deelneming daaraan heeft gevoerd, en heeft zich aldus op onrechtmatige wijze onttrokken aan zijn verplichting om de door de Commissie betwiste feiten aan een volledige rechterlijke toetsing te onderwerpen.