Home

Zaak C-658/11: Beroep ingesteld op 21 december 2011 — Europees Parlement/Raad van de Europese Unie

Zaak C-658/11: Beroep ingesteld op 21 december 2011 — Europees Parlement/Raad van de Europese Unie

25.2.2012

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 58/6


Beroep ingesteld op 21 december 2011 — Europees Parlement/Raad van de Europese Unie

(Zaak C-658/11)

2012/C 58/08

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Europees Parlement (vertegenwoordigers: R. Passos, A. Caiola en M. Allik, gemachtigden)

Verwerende partij: Raad van de Europese Unie

Conclusies

Verzoeker verzoekt het Hof:

besluit 2011/640/GBVB van de Raad van 12 juli 2011 betreffende de ondertekening en de sluiting van de Overeenkomst tussen de Europese Unie en de Republiek Mauritius inzake de voorwaarden waaronder piraterijverdachten en in beslag genomen goederen door de door de Europese Unie geleide zeemacht worden overgedragen aan de Republiek Mauritius, en inzake de positie van de verdachten na de overdracht(1), nietig te verklaren;

de gevolgen van besluit 2011/640/GBVB van 12 juli 2011 te handhaven totdat het is vervangen;

de Raad van de Europese Unie te verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Het Europees Parlement betoogt dat besluit 2011/640/GBVB van de Raad van 12 juli 2011 betreffende de ondertekening en de sluiting van de Overeenkomst tussen de Europese Unie en de Republiek Mauritius inzake de voorwaarden waaronder piraterijverdachten en in beslag genomen goederen door de door de Europese Unie geleide zeemacht worden overgedragen aan de Republiek Mauritius, en inzake de positie van de verdachten na de overdracht, ongeldig is omdat het niet uitsluitend betrekking heeft op het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid, zoals bepaald in artikel 218, lid 6, tweede alinea, VWEU.

Het Europees Parlement voert aan dat de Overeenkomst tussen de Europese Unie en de Republiek Mauritius ook betrekking heeft op justitiële samenwerking in strafzaken, politiële samenwerking en ontwikkelingssamenwerking en dus gebieden betreft waarop de gewone wetgevingsprocedure van toepassing is.

Om die reden had deze Overeenkomst moeten zijn gesloten na goedkeuring door het Europees Parlement overeenkomstig artikel 218, lid 6, sub a-v, VWEU.

De Raad heeft bijgevolg de Verdragen geschonden door niet de geschikte rechtsgrondslag te kiezen voor het sluiten van de Overeenkomst.

Voorts is het Europees Parlement van mening dat de Raad artikel 218, lid 10, VWEU heeft geschonden door het Parlement niet volledig en onmiddellijk op de hoogte te brengen in de stadia van onderhandeling en sluiting van de Overeenkomst.

Indien het Hof van Justitie het bestreden besluit nietigverklaart, verzoekt het Europees Parlement desalniettemin het Hof om zijn beoordelingsbevoegdheid uit te oefenen en de gevolgen van het bestreden besluit te handhaven, overeenkomstig artikel 264, lid 2, VWEU, totdat dit besluit is vervangen.