Home

Zaak C-113/12: Arrest van het Hof (Vierde kamer) van 3 oktober 2013 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Supreme Court — Ierland) — Donal Brady/Environmental Protection Agency (Milieu — Richtlijn 75/442/EEG — Drijfmest geproduceerd en opgeslagen in varkenshouderij in afwachting van overdracht ervan aan landbouwers voor gebruik als meststof op hun grond — Kwalificatie als „afvalstof” of als „bijproduct” — Voorwaarden — Bewijslast — Richtlijn 91/676/EEG — Niet-omzetting — Persoonlijke aansprakelijkheid van producent voor naleving door deze landbouwers van Unierecht op gebied van beheer van afvalstoffen en meststoffen)

Zaak C-113/12: Arrest van het Hof (Vierde kamer) van 3 oktober 2013 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Supreme Court — Ierland) — Donal Brady/Environmental Protection Agency (Milieu — Richtlijn 75/442/EEG — Drijfmest geproduceerd en opgeslagen in varkenshouderij in afwachting van overdracht ervan aan landbouwers voor gebruik als meststof op hun grond — Kwalificatie als „afvalstof” of als „bijproduct” — Voorwaarden — Bewijslast — Richtlijn 91/676/EEG — Niet-omzetting — Persoonlijke aansprakelijkheid van producent voor naleving door deze landbouwers van Unierecht op gebied van beheer van afvalstoffen en meststoffen)

23.11.2013

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 344/23


Arrest van het Hof (Vierde kamer) van 3 oktober 2013 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Supreme Court — Ierland) — Donal Brady/Environmental Protection Agency

(Zaak C-113/12)(1)

(Milieu - Richtlijn 75/442/EEG - Drijfmest geproduceerd en opgeslagen in varkenshouderij in afwachting van overdracht ervan aan landbouwers voor gebruik als meststof op hun grond - Kwalificatie als „afvalstof” of als „bijproduct” - Voorwaarden - Bewijslast - Richtlijn 91/676/EEG - Niet-omzetting - Persoonlijke aansprakelijkheid van producent voor naleving door deze landbouwers van Unierecht op gebied van beheer van afvalstoffen en meststoffen)

2013/C 344/38

Procestaal: Engels

Verwijzende rechter

Supreme Court

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Donal Brady

Verwerende partij: Environmental Protection Agency

Voorwerp

Verzoek om een prejudiciële beslissing — Supreme Court — Uitlegging van artikel 2, lid 1, sub b, van richtlijn 75/442/EEG van de Raad van 15 juli 1975 betreffende afvalstoffen (PB L 194, blz. 39), zoals gewijzigd bij richtlijn 91/156/EEG van de Raad van 18 maart 1991 (PB L 78, blz. 32) — Begrip afvalstoffen — Door varkenshouder als meststof aan landbouwers geleverde varkensdrijfmest — Recht van een lidstaat om een persoonlijke aansprakelijkheid op te leggen aan de houder van dieren ingeval van niet-naleving, door de landbouwers die de drijfmest als meststof op hun gronden gebruiken, van het Unierecht inzake de controle van afvalstoffen

Dictum

1)

Artikel 1, sub a, eerste alinea, van richtlijn 75/442/EEG van de Raad van 15 juli 1975 betreffende afvalstoffen, zoals gewijzigd bij beschikking 96/350/EG van de Commissie van 24 mei 1996, moet aldus worden uitgelegd dat drijfmest die wordt geproduceerd in een intensieve varkenshouderij en wordt opgeslagen in afwachting van de levering ervan aan landbouwers om door hen als meststof op hun gronden te worden gebruikt, geen „afvalstof” in de zin van deze bepaling, maar een bijproduct is indien de producent voornemens is deze drijfmest in een later stadium, in voor hem gunstige economische omstandigheden, op de markt te brengen, mits het hergebruik niet slechts mogelijk, maar zeker is, het geen voorafgaande bewerking vereist en het plaatsvindt als voortzetting van het productieproces. Het staat aan de nationale rechterlijke instanties om, rekening houdend met alle relevante omstandigheden van de hun voorgelegde situaties, na te gaan of aan deze criteria is voldaan.

2)

Het recht van de Unie staat er niet aan in de weg dat de last om te bewijzen dat is voldaan aan de criteria op grond waarvan een stof zoals drijfmest die wordt geproduceerd, opgeslagen en overgedragen in omstandigheden als die van het hoofdgeding, kan worden aangemerkt als een bijproduct, op de producent van deze drijfmest rust, mits daarmee geen afbreuk wordt gedaan aan de doeltreffendheid van dat recht en met name van richtlijn 75/442, zoals gewijzigd bij beschikking 96/350, en de naleving wordt verzekerd van de uit dat recht voortvloeiende verplichtingen, in het bijzonder de verplichting om de bepalingen van deze richtlijn niet toe te passen op stoffen die op grond van voormelde criteria volgens de rechtspraak van het Hof moeten worden beschouwd als bijproducten waarop de richtlijn niet van toepassing is.

3)

Artikel 2, lid 1, sub b-iii, van richtlijn 75/442, zoals gewijzigd bij beschikking 96/350, moet aldus worden uitgelegd dat wanneer richtlijn 91/676/EEG van de Raad van 12 december 1991 inzake de bescherming van water tegen verontreiniging door nitraten uit agrarische bronnen niet in het recht van een lidstaat is omgezet, er niet van kan worden uitgegaan dat dierlijke mest die op een varkenshouderij in deze lidstaat is geproduceerd, vanwege het bestaan van laatstgenoemde richtlijn „onder andere voorschriften valt” in de zin van deze bepaling.

4)

Wanneer drijfmest die is geproduceerd door en in het bezit is van een varkenshouderij moet worden aangemerkt als „afvalstof” in de zin van artikel 1, sub a, eerste alinea, van richtlijn 75/442, zoals gewijzigd bij beschikking 96/350:

moet artikel 8 van deze richtlijn aldus worden uitgelegd dat het eraan in de weg staat dat die houder onder welke voorwaarden dan ook het recht krijgt, zich te ontdoen van deze afvalstof door deze over te dragen aan een landbouwer die deze als meststof op zijn grond gebruikt, wanneer blijkt dat deze landbouwer niet beschikt over de in artikel 10 van deze richtlijn bedoelde vergunning en dat hij evenmin is vrijgesteld van het vereiste om over een dergelijke vergunning te beschikken en is geregistreerd in overeenstemming met het bepaalde in artikel 11 van de richtlijn, en

moeten de artikelen 8, 10 en 11 van deze richtlijn, in samenhang gelezen, aldus worden uitgelegd dat zij eraan in de weg staan dat aan de overdracht van deze afvalstof door die houder aan een landbouwer die haar als meststof op zijn grond gebruikt en beschikt over een in artikel 10 bedoelde vergunning dan wel is vrijgesteld van het vereiste om over een dergelijke vergunning te beschikken en is geregistreerd in overeenstemming met artikel 11, de voorwaarde wordt gesteld dat die houder aansprakelijk is voor de naleving door de andere landbouwer van de voorschriften die moeten worden toegepast bij de handelingen van nuttige toepassing die door deze landbouwer krachtens het Unierecht op het gebied van het beheer van afvalstoffen en meststoffen worden verricht.